Guy Commerman (1938), medestichter van literair tijdschrift Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschift (eind 1983), publiceerde poëzie, verhalen, aforismen en essays in talrijke literaire tijdschriften: Gierik & NVT, Deus ex Machina, De Brakke Hond, Raster, Weirdo’s, Opspraak, SchoonSchip, Sources, Archipel, Septentrion, tevens plastisch kunstenaar met ettelijke onderscheidingen en tentoonstellin¬gen in binnen en buitenland.
In 1983 ontving hij de Schaapprijs voor zijn humanistische inzet voor de verdediging van het vrije woord (radio, tv, Vrijuit in humanistisch perspectief) en zijn interdisciplinaire benadering van schoonheid (proza, essay, poëzie, plastische kunsten, illustraties, liederen).
Organisator van tientallen individuele en collectieve poëzievoorstellingen in Vlaanderen, Nederland, Brussel en Wallonië.
Recent verschenen: Dan neem ik alles mee (2014, Demer Uitg.), Getuigenis van zinnen (2015, Kleinood & Grootzeer), Wat het raadsel achterlaat (2017, Kleinood & Grootzeer)
foto: Jan Landau
In uw laatste bundel Wat het raadsel achterlaat is de laatste regel in het gedicht Verhaal: ‘Alles kan nog opnieuw gebeuren’. De bundel is een mengeling van het einde en het begin aller tijden, realisme en relativering. Kunt u hier meer over zeggen?
Leven en het toevallig en tijdelijk verblijf op aarde is een voortdurende herhaling van dezelfde gebeurtenissen. Geboorte en dood volgen elkaar zonder verklaring op, niet rekening houdend met leeftijd of stand. Deze vaststelling zet aan om zowat alle feiten, uitspraken, godsdiensten, filosofieën met de nodige argwaan te benaderen, het leren relativeren van de menselijke gedragingen, ook die van zichzelf, is een gezonde manier om wel en wee te overleven. Relativeren betekent echter niet dat men zich van alles afzijdig moet houden, dat zou een té gemakkelijke vlucht voor problemen, strategieën, verwachtingen en utopieën zijn. Om je zelfrespect en dat van diegenen die je lief zijn in stand te houden zijn enige vastberadenheid en strijdlust uiteraard aan te bevelen. Je moet je ‘s morgens in de spiegel in de ogen durven te kijken. Een bezorgde blik kan dan afwisselen met een schalks knipoogje.
De titel van deze bundel komt uit de prachtige regels van het gedicht Oplossing:
‘Ik weet niet wat het raadsel, op het verkreukte laken achterlaat en of ontwaken het begrijpt’. Is begrip noodzakelijk? Komt men uiteindelijk tot een bepaalde slotsom?
Waarvoor staat het raadsel? Een invulling geven op die vraag is al een erg intense onderneming. Het betekent dat je de zin van je eigen leven onder het vergrootglas legt, maar ook je relatie met diegenen die je lief zijn. Weinig of niets is voorspelbaar en een toestand van gemoedsrust en bescheiden voldoening kan van de ene dag op de andere omslaan in wilde paniek, troosteloosheid, ontgoocheling of diep verdriet. Carpe diem dringt zich dus op. Genieten van elke korte stonde dat je jezelf gelukkig voelt. En ook het nodige begrip aan de dag leggen om dat carpe diem aan anderen te gunnen.
Het heeft dezelfde charmante vraagstelling als in het gedicht Egidius waar u zich afvraagt ‘ik vernam dat hij brood brak, maar met wie? Niemand at zijn gevangen vis (…)’. Komt alles dat we geleerd of ervaren hebben terug?
Alles is herhaling en uit de herhaling kan de ervaring bloeien. Gevaren en uitdagingen kunnen omzeild en vermeden worden of men kan ze omzichtig te lijf gaan. Het is een quasi dagelijkse keuze die zich opdringt en naargelang de omstandigheden of de eigen gemoedstoestand zal men voor diverse oplossingen kiezen. De ene keer prijst men zich gelukkig, de andere keer vervloekt men zichzelf. De grootste genoegdoening komt echter van die zaken die men gezamenlijk kan oplossen of realiseren, omdat daar wederzijdse waardering, respect en liefde mee gepaard gaan.
‘In poëzie en verhalen laat de waarheid zich soms even aanraken’, zegt u in een persbericht * over De Zuilen waarin u de poëtische filosofie van Pessoa als uitgangspunt neemt voor uw bijdrage ‘Fado van waarheid’. Bent u al achter het antwoord op de vraag ‘Wat is waarheid?’
Waarheid en leugen zijn twee begrippen die zich voortdurend overlappen. Zij vertegenwoordigen visies die in de loop de tijden totaal kunnen omslaan. Godsdiensten trachten hun waarheid in heilige boeken aan te tonen en aan de gelovigen op te dringen. Wie braaf is, komt in de hemel, wie stout is, komt in de hel. Dat is natuurlijk net iets te simplistisch. En iedere God beweert van zichzelf dat hij de Enige is. Geloof is meestal synoniem voor onderdrukken, de zogezegde waarheid geweld aandoen. Je kunt natuurlijk meestal ook je leugens of wangedragingen afkopen. Zo baart de leugen geld om je een nieuwe waarheid te bezorgen. Eén grote schijnvertoning dus.
Uw laatste bundel is naast een voorbereiding op de toekomst en voortdurende vraagstelling aan uzelf, ook verrassend actueel. In Dingen zegt u ‘Wat geen naam verdient, noemt men dingen. Ook mensen. Zo denken door zichzelf uitverkorenen (….)’. Blijft u maatschappij kritisch?
Niet alleen maatschappijkritisch, maar kritisch in het algemeen, ook voor mezelf. Om over een correcte analyse van een toestand of gebeurtenis of persoon te oordelen moet men over zoveel mogelijk waarachtige data beschikken en dat is niet altijd even evident in deze tijden dat fake news, misleidingen via internet, ondoordachte oppervlakkigheden schering en inslag zijn. Hiervan wordt maar al te dikwijls gretig misbruik gemaakt door machtswellustige individuen. Ze twitteren en kwetteren om het even welke onzin in het rond erop rekenend dat een meerderheid van ondoordachten alles slikken als het nieuwe evangelie. Te veel mensen beperken zich tot het verorberen van de voorgekauwde kost, zelf een mening opbouwen is voor hen te tijdslopend en te vermoeiend.
Het door u opgerichte tijdschrift Gierik & NVT, vanaf mei dit jaar als G. door het leven, omvat ook reacties op o.a. socio-economische en politieke ontwikkelingen. Moet een schrijver zich kunnen uitspreken? Heeft hij/zij een verantwoordelijkheid naar de lezer, buiten die naar zichzelf?
Veel mensen verzinnen een betere wereld, maar zijn daarom nog geen schrijvers. Schrijvers zetten hun ware, of oprechte, of gefingeerde verzinsels op papier en dat worden dan boeken die al dan niet gelezen worden. Of hun gedichten of verhalen verschijnen in literaire tijdschriften. Het is de redactie die bepaalt of er meer of minder aandacht is voor sociologische, economische, filosofische of politieke thema’s. Gierik & NVT is steeds voorstander geweest van de vrije meningsuiting. Het vrije woord was heilig, maar niet gelovig. Haha! Ik kan alleen maar hopen dat de vernieuwde redactie van G. die ongebondenheid, die grenzeloze creativiteit, die eerlijkheid in stand houdt.
U heeft het tijdschrift in 1983 samen met Erik Van Malder opgericht. Hoe is het om het nu te verlaten?
Na 35 jaar de literaire kar van Gierik & NVT te hebben getrokken, heb ik aan de redactie gevraagd om een nieuwe eindverantwoordelijke aan te duiden. Die overgang is niet echt rimpelloos verlopen, zoals bij een scheiding, opdeling der verantwoordelijkheden wel meer de gewoonte is. Ik tracht nog advies te geven achter de schermen en sommige contacten zijn toch overeind gebleven. Wel is er een oceaan van tijd vrijgekomen, ik moet er nog aan wennen.
Ten aanzien van het schrijven lijkt u onzeker over bedoeling en effect. Is dat tegelijkertijd zelfbehoud? Het niet belangrijker te maken dan het is? In Afgrond de regels ‘Soms valt het uit de toon, op aarde, gras en stilte’.
In de loop van 35 jaar Gierik & NVT kom je uiteraard in contact met honderden auteurs die elk hun persoonlijkheid en ambities hebben. Sommigen zijn ware strebers, anderen relativeren, weer anderen manipuleren. Ik vond het een bijzonder boeiende ervaring, waarbij gelukkig ook enkele stevige vriendschappen het licht zagen. Tussendoor publiceerde ik toch een twaalftal dichtbundels en stapels poëzie en verhalen in vele literaire tijdschriften. Ik ben nooit tuk geweest op persaandacht, mediageilheid is mij onbekend. Naambekendheid is erg relatief en rijker word je er al evenmin van.
In de recensie op Meander van voornoemde bundel staat dat vormgeving van uw gedichten steeds belangrijker is geworden. Was dat een bewuste keuze?
Ik hou meer en meer van een zekere gestrengheid in de vorm van de gedichten, het weerhoudt me om in oeverloos overdadig woordgebruik, verduisterende symboliek en metaforengezwets te vervallen. Een woordspeling en de muzikaliteit van het vers zijn mij niet vreemd, ik noem het soms voor mezelf uitbundige gereserveerdheid.
Wat blijft er nog te doen?
Bezig blijven tot de allerlaatste snik. In de hoop dat het lichaam aan de geest gehoorzaamt. Ik heb ook een nieuwe dichtbundel klaar, ik laat hem nog een extra maandje rijpen, dan nijpen we er de laatste, muffe blaadjes af. Dan maar hopen dat een milde uitgever er belangstelling voor heeft.
Interview Alja Spaan