LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Krijn Peter Hesselink – toondoof

5 sep, 2018

Met niets dan goud voor ogen

door Peter J.R. Vermaat

De titel van de bundel toondoof van Krijn Peter Hesselink verwijst naar het gelijknamige gedicht op p. 49, waarin onder meer wordt beschreven dat Fred Astaire vanwege zijn toondoofheid voor elk optreden tientallen luidsprekers onder het podium liet plaatsen, zodat hij de muziek zou voelen en daardoor toch zuiver zou zingen. Op zijn site stelt de auteur dit verhaal te hebben overgenomen van Daan Doesborgh, die op zijn beurt ontkent het te hebben verzonnen. Vermoedelijk spelen de heren beiden een spelletje met de werkelijkheid. Mogelijk is de werkelijke achtergrond van dit verhaal het feit dat een van Astaire’s danspartners, Cyd Charisse (eigenlijk Tula Ellice Finklea, 1921-2008), zo toondoof was dat in alle musicals waarin ze speelde haar stem naderhand opnieuw ingezongen moest worden.

Wellicht schuilt er meer waarheid in de anekdote dat uitgeverij Podium bezuinigt op de corrector. Dat het Hesselink af en toe ontbreekt aan taalbeheersing, moet mogelijk zijn basisschool worden aangerekend, maar dat de lezer dat merkt, is een keuze van de uitgever. Naast een enkel lelijk ‘je zal’ in plaats van ‘je zult’ (p. 11 en p. 38) toont Hesselink de sterke neiging om voorzetsels, die bij een werkwoord horen, daarvan los te maken (‘aan mag kloppen’ in plaats van ‘mag aankloppen’ en ‘na zou bouwen’ in plaats van ‘zou nabouwen’, beide op p. 13): in totaal negen keer.

De gedichten van Hesselink voegen zich naadloos in de hedendaagse traditie van weinig muzikale, maar vooral verhalende poëzie, waarin de auteur zijn best doet om elementen uit twee verschillende werelden bij elkaar in de kamer te krijgen. Vaak gebruikt hij de vorm van de perspectiefwisseling, waarbij een ‘ik’ en een ‘jij’ stuivertje wisselen met een ‘hij’ of een ‘zij’ en de lezer mogelijk naar zichzelf zit te kijken:

De voorbijganger

Zolang jij er niet bent
maakt het niemand iets uit
of de stem die antwoordt
ook de stem is die
zich de vraag influisterde

of de idioot die in de gracht sprong
samenvalt met
de stakker
die staat te rillen
in mijn doorweekte kloffie

wie ben ik om te denken
dat wie dit denkt over een week
over een jaar, zolang hij leeft
nog van jou, wie ben ik

om te denken

(p. 16)

In veel gedichten is zichtbaar dat Hesselink de nodige ervaring heeft als podiumdichter. In een aantal gevallen blijft zo’n gedicht te ‘dun’ en nodigt het niet meer uit tot herlezen. In een enkel geval levert het een vers op van een prettig bedrieglijke eenvoud:

*

Mijn eerste woord
was geen woord

ik wist van klank
niet van betekenis

mijn tweede woord
was mijn eerste woord en

was geen woord, ik stootte maar
wat uit en zag de vrolijke gezichten

mijn zoveelste woord
toen ik mijn hand op je buik legde

waar ik hem al zo vaak
had laten rusten

maar zonder, zoals nu, me te verbeelden
dat ze opbolde, dat ze huisvestte

mijn zoveelste woord
mijn voorlopig laatste woord

was geen woord en
daar was alles mee gezegd

(p. 36)

Verschillende gedichten in de bundel gaan over dood (van een vader) en (naderende) geboorte van een kind. Die thematische samenhang is prettig, aangezien je daarmee als lezer een netwerk van verwijzingen opmerkt die niet uit de diepte van de gedichten zelf komen.

Alle stijlkenmerken van de bundel komen samen in het onderstaande gedicht, waarin, bijna bij wijze van uitzondering, meer gezegd wordt dan er in eerste instantie kan worden gelezen:

Altijd prijs

Ik lette niet goed op, de mannen kwamen
en legden gouden munten op mijn ogen

inwisselbaar voor alles waar mijn blik
niet langer op kon vallen, of was ik

het zelf die toen jij even niet goed oplette
het bed uitkoos waarop sinds mijn vaders dood

geen mens zich meer had durven uit te strekken
en haalde ik het geld uit eigen zak

laatst had ik je nog op schoot genomen en
je uitgelegd: alles heeft zijn prijs

nu lig ik hier met niets dan goud voor ogen
terwijl achter je rug de mannen zwijgend

de lege kamers van het huis opmeten

(p. 42)

Het bedekken van de ogen van een overledene met gouden of zilveren munten, zodat hij de veerman Charon kan betalen, maar ook om te voorkomen dat hij de nog levenden meetrekt de dood in, is een gebruik dat vooral in films getoond wordt, in plaats van het leggen van een obool onder de tong van de dode, zoals in de klassieke literatuur beschreven staat. Aangenaam is de ogenschijnlijke tegenstelling (onder de oppervlakte) tussen ‘goud’ en ‘blik’ en eveneens prettig is de vraag of het gaan liggen op het doodsbed van een ander de poort naar de onderwereld opent.
Dit is het soort gedichten, waarvan ik er meer, veel meer in een bundel wil lezen en het stemt tot tevredenheid dat Krijn Peter Hesselink ze in elk geval schrijven kan.
____

Krijn Peter Hesselink (2018). Toondoof. Uitgeverij Podium, 64 blz. € 17,50. ISBN: 9789057599101

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...