Gaan we nu doen alsof er niets aan de hand is?
door Eric van Loo
Akwasi kijkt mij recht in de ogen wanneer ik dit typ. De voorkant van de bundel toont allereerst een stevige zwart-wit foto van de auteur. Daaroverheen wit gekwast in kapitalen: AKWASI. Minder groot, in gele hoofdletters de titel van de bundel: Laten we het er maar niet over hebben. Ik draai de bundel om en lees: “Akwasi is meester in het vertellen van verhalen. Of hij dat nu doet in een rap, gedicht of televisieprogramma – hij wil inspireren, fascineren, prikkelen. Met woorden. Laten we het er maar niet over hebben is zijn overweldigende debuut, waarin al zijn talenten samenkomen.”
De eerste zinnen begrijp ik. Akwasi is een inspirerende man, die van zijn hart geen moordkuil maakt. Of het debuut overweldigend is, mag u aan het eind van deze recensie, of –mooier nog– na het lezen van de bundel zelf uitmaken. Maar dat in deze bundel ‘al zijn talenten samenkomen’ is je reinste onzin. In de toelichting bij de bundel lezen we bescheiden: ‘Akwasi is Artiest, Performer, Directeur, Labeleigenaar, Workshopmaster, Acteur in films, series en theater, Presentator, Gespreksleider, Scenarist, Stemacteur, Dichter & Schrijver.’ In de bundel is per definitie weinig ruimte voor zijn talenten als acteur, stemacteur en presentator. In de bundel heeft hij alleen het geschreven woord tot zijn beschikking. Vooruit, vormgeving en handschrift worden ook ingezet, maar verreweg de meeste gedichten zijn traditioneel afgedrukt. De gedichten zijn vogelvrij, bereiken ons niet via zijn innemende persoonlijkheid op het scherm of door zijn meeslepende stem in onze koptelefoon. Campert schreef ooit: ‘Er is een moment waarop je een gedicht loslaat of het laat jou los. Nu moet het zelf zijn weg vinden. Dapper dobbert het op zee. Of het zeewaardig is, weet de dichter niet. Toen hij merkte dat hij er niet mee verder kon – de woorden weigerden dienst – verliet het hem. Was dat het juiste moment? Muze zal het weten.’ Laten we eens met het laatste losgelaten gedicht beginnen:
–
–
het begin vind je pas als je het einde kent
Poetry meets Cruyff. Vooruit, we geven de dichter nog een kans. Het voorlaatste gedicht:
–
–
blij dat we het erover hebben gehad
Dit schiet niet op. Flauw misschien. Maar toen ik de bundel begon te lezen was ik wel degelijk onder de indruk. De eerste twintig bladzijden bevatten gedichten, die allemaal min of meer aansluiten bij de titel van de bundel.
–
–
los van het feit
dat ik hiervan geniet
ben ik alweer
de enige die dit nu ziet
hoe kom je hieraan
en hoe kwam hij binnen
–
door de deur
of
door het raam
–
gaan we nu doen
alsof jullie mij niet verstaan
–
gaan we nu doen alsof er niets aan de hand is
terwijl we allemaal weten dat
er iets heel groots aan de hand is
–
laten we dit soort dingen
alsjeblieft niet verbloemen
en het beestje altijd bij zijn naam blijven noemen
Sterk onder woorden gebracht, het gevoel dat iets vaak niet erkend wordt omdat het niet onderkend wordt, dat er om de hete brij wordt heengelopen. Er staat een olifant in de kamer, maar blijkbaar is de schrijver de enige die het beestje ziet, die zich ongemakkelijk voelt bij de situatie. Een groot deel van de bundel gaat erover, dat ‘er iets heel groots aan de hand is’. Identiteit, zwart en wit, racisme, Akwasi wil het er nadrukkelijk WEL over hebben. Over meester John uit groep 4 die hem weinig subtiel toevoegde ‘jij hoeft je straks niet te schminken hè, akwasi / jij bent al kankerzwart’ (p.9). Over de noodzaak in verzet te komen: ‘marcherend zwart op een vrijdag / wacht niet op ruimte voor kansen / pak je kansen voor ruimte’. Of ronduit sarcastisch: ‘sorry dat ik zwart ben X’ (p.39, witte kapitalen op een zwarte pagina). Het dreigt soms drammerig te worden, dat beseft hij zelf ook. In ‘maarten luwte king’ zegt hij het als volgt: ‘hoor me preken als een predikant doet / heb lopen zwoegen / gooide vroeger met negerzoenen / blanke vla en jodenkoeken’. Bovendien zouden we hem tekort doen, wanneer we de indruk zouden wekken dat alles in deze bundel over zwart-wittegenstellingen gaat. Akwasi schrijft na de zwarte pagina ‘sirenes zijn ’s nachts het mooist’ brieven aan geliefden, zoals ‘sorry’ (p.66), ‘brief terug aan ex d. (omdat ik niet zo chic gehandeld heb)’ (p.68) en ‘brief terug aan ex s. (omdat je een antwoord verdient)’ (p.72). Hoewel, misschien zijn dit de uitzonderingen. Want hierna volgen ‘decemberblind’ en een aantal gedichten over een bezoek aan Zuid-Afrika.
–
–
ben je ooit in kaapstad geweest
heb je ooit een taal gekaapt
land gekaapt
een mens gekaapt
iemands goede hoop gekaapt
nee
–
oké
–
het was maar een vraag
De toon in de gedichten is veelal parlando, alsof iemand tegen je praat, alsof hij een verhaal vertelt. Weinig beeldspraak of expliciete stijlmiddelen, behoudens incidenteel rijm/assonantie en herhaling. Bovenstaand gedicht, met zijn op meerduidigheid gebaseerde woordspel, vormt een uitzondering.
Technisch gezien zijn de meeste gedichten te duiden als vrije verzen. Als er af en toe eindrijm aanwezig is, heeft dit soms een hoog sinterklaasgehalte: ‘iedereen sprak maar niemand luisterde / iedereen schreeuwde niemand fluisterde // de kern van alles zoemde net langs mijn oren / al was er niets zweer ik toch dat ik iets hoorde’ (p.66) en ‘zoveel landen / een continent / hoe we ermee omgaan / is incompetent’ (p.80).
Moeten we het werk van een BN-er die zijn gedachten aan het papier toevertrouwt wel zo langs de poëtische maatlat leggen? Tim Hofman werd toch ook nadrukkelijk door de literaire kritiek genegeerd? Bertram Mourits boog zich voor De Reactor over zijn bestseller onder de kop ‘Geen bespreking van Tim Hofman’ en concludeerde: ‘Een jongen die met woorden tekent als een kleuter die voor het eerst kleurpotloden in handen krijgt: is dat een dichter?’ Bij Akwasi Ansah ligt dat anders. Het geeft geen pas om te doen alsof er niets aan de hand is, alsof deze bundel niet verschenen is. Akwasi heeft zich juist door zijn taalvaardigheid, als rapper van Nederlandstalige muziek en als acteur, bekendheid verworven. Hij maakte bijna twee jaar geleden al deel uit van de vakjury van de Turing gedichtenwedstrijd, en laat op de laatste bladzij van zijn debuut al aankondigen: ‘Zijn volgende dichtbundel heet Grote gedachten uit een klein boekje.’ Talent wil ik dit multitalent niet ontzeggen. Maar wat mij betreft mag er wel wat meer aan teksten geschaafd worden voor ze worden losgelaten en in een kaftje gestopt worden. Schrappen hoort bij het ambacht van de dichter. En als de volgende bundel dan wat dunner uitvalt, is dat helemaal niet erg.
____
Akwasi (2018). Laten we het er maar niet over hebben. Uitgeverij Ambo|Anthos, 136 blz. € 15,-. ISBN 9789026345623
–