Machiel Pomp (1968) is docent aardrijkskunde, cabaretier en light verse-dichter. Op 29 oktober 2017 won hij in Emmen het eerste Nederlands Kampioenschap Light Verse. STEM Lichtvoetig is een jaarlijks terugkerend evenement, georganiseerd door de Stichting Taalpodium Emmen. Deelname is voorbehouden aan plezierdichters die vaste versvormen maken. In 2018 prolongeerde Pomp die titel.
Inge Boulonois ging in gesprek met hem.
foto Tineke Canton
Nog van harte proficiat Machiel, met je prijs!
Dank je, het was een plezier om te doen. Ik merkte dat ik mezelf als titelverdediger met een behoorlijk verwachtingspatroon had opgezadeld. Een beetje de dark horse uithangen zoals bij de eerste editie, was er ditmaal niet bij. Dus ik ben erg blij met de prolongatie.
Toen ik informatie over jou opzocht, kwam ik erachter dat je niet alleen als light verse-dichter in de prijzen viel, maar veel eerder al op het Camerettenfestival. (De Nederlandse cabaretkweekvijver waar o.a. Herman Finkers, Brigitte Kaandorp en Theo Maassen hun eerste schreden zetten.) In 1995 won je daar de – gedeelde – tweede prijs. Ik las dat je samen met Ben Jansen het duo Mannen met Pit vormde. Ben je nog actief als cabaretier?
In mijn studententijd in Groningen heb ik jarenlang in cabaretgroepjes of -duo’s gespeeld. Daar was ik één van de tekstschrijvers. In 1995 verhuisde ik naar het centrum van Rotterdam, op loopafstand van het oude Luxor. Daar werd Cameretten destijds nog gehouden. Lekker dichtbij; met een programma dat half af was, heb ik me zonder al te veel illusies als solist aangemeld. Na de tweede plaats werd ik her en der in het land geboekt in de kleinere zalen. Maar de combinatie van een volledige baan in het onderwijs en een paar keer per maand optreden vond ik op den duur niet aantrekkelijk. Als beginnend docent was ik nog veel tijd kwijt aan het voorbereiden van mijn lessen, en dat viel lastig te verenigen met nachtelijke voordrachten op studentensociëteiten en podia in alle hoeken van het land. Altijd in je eentje naar die theaters reizen, je ding doen en dan weer met de nachttrein terug: het is welbeschouwd een wonderlijk kunstje. Na dat jaar vond ik dat ik een keuze moest maken. Toen heb ik gekozen voor het onderwijs. Lesgeven is vaak net zo leuk als optreden, maar minder vluchtig: je bouwt in de loop van de jaren ook echt een band op met de mensen die je tegenover je hebt.
Je geeft les op een lyceum. Ik stel me je voor als een leraar die het nuttige met het humoristische weet te combineren en dat er in je klas regelmatig lachsalvo’s opstijgen. Is dat zo?
Als ik lesgeef, bevind ik me in een permanente staat van alertheid. Mijn brein vuurt constant associaties af als iemand iets zegt of doet. Dus ja, in de interactie met mijn klassen passeren geregeld luchtige intermezzo’s. Het is echter vaak zo impromptu dat ik me achteraf zelden kan herinneren wat ook alweer de aanleiding was. Ik heb er nog nooit een goede versregel of grap aan overgehouden.
natuur
hij kwam hier om eens lekker te ontladen
het dennenbos was roerloos en sereen
geen sterveling te zien op deze paden
hij voelde zich daar aangenaam alleen
te midden van die metershoge bomen
en verder enkel stilte om zich heen
hij zou hier toch eens vaker moeten komen
niet enkel op dit nachtelijke uur
als menigeen nog vredig lag te dromen
maar ja, hij had als mensenschuw figuur
geen aandrang om met anderen te praten
stilzwijgendheid, het zat in zijn natuur
het weggetje was mistig en verlaten
en weltevreden dumpte hij zijn vaten
Als light verse-dichter treed je weinig in de openbaarheid. Je hebt ook geen website. Lichtvoetig is de enige dichtwedstrijd waar je aan meedoet. Waarom niet aan de Willem Wilmink Poëzieprijs en, voorheen, de Driek van Wissen Sonnettettencompetitie?
Bedenk wel dat ik me nog maar twee jaar bezighoud met light verse. Het leuke van het kampioenschap in Emmen is dat je optreedt voor een publiek en dat je mede wordt beoordeeld op je performance. Daarbij vond ik het een prachtig initiatief dat van harte gesteund moest worden. Aan een concours waarbij vormvastheid geen vereiste is, zou ik nooit meedoen. Dat is appels met peren vergelijken. En misschien ben ik ook wel onvoldoende ijdel of fanatiek om me voor wedstrijden aan te melden. Want deze vraag gaat feitelijk over diepere beweegredenen: waarom schrijf ik überhaupt, en waarom zou ik met dat werk de boer op gaan? Ik schrijf omdat ik mezelf bepaalde taalkundige uitdagingen stel. Er dient zich soms, bijvoorbeeld in mijn halfslaap, een versregel aan waar ik van mezelf ‘iets mee moet’. Die werk ik dan nader uit in een gedicht. Daarmee is voor mij de missie feitelijk volbracht, en ik voelde voorheen niet per se de behoefte om anderen daarvan deelgenoot te maken. Bovendien sleutel ik soms maanden na een eerste versie nog aan een gedicht. Als je het publiceert, ligt het vast. Daarnaast heb ik lang geaarzeld of ik wel onder eigen naam als plezierdichter bekend wilde worden (ouders en leerlingen kunnen óók lezen wat je schrijft). Inmiddels ben ik aan dat idee gewend en vind ik dat mijn werk er ‘mag zijn’, in de letterlijke betekenis van die woorden.
Waar komt je voorkeur voor cabaret en light verse vandaan? Heb je favoriete cabaretiers, favoriete dichters?
Ik hou van humor waarbij je op het verkeerde been wordt gezet. Theo Maassen is wat dat betreft mijn favoriete cabaretier. Verder apprecieer ik de liedteksten van Kees Torn en de verzen van Frank van Pamelen en Theo Danes. Dat trio beschouw ik als virtuoze taalgoochelaars. Zelf schrijf ik bij voorkeur sonnetten. Soms met een kwinkslag, soms met diepgang of een vleugje weemoed. Gevoelsmatig – en ik zeg dit met alle mogelijke omzichtigheid – voel ik me het meest verwant met Herman Finkers. Zijn repertoire kenmerkt zich door woordspeligheid, maar hij heeft ook werk geschreven met een serieuze of melancholische ondertoon.
Er bestaan ruim honderd sonnetvormen. Je stuurde me drie sonnetten toe in een klassieke vorm: de terza rima. (Vier terzinen en een distichon, rijmschema aba bcb cdc ded ee.) Die vorm werd al door Dante beoefend. Wat vind je daar zo aantrekkelijk aan?
Ik vind de terza rima een eleganter rijmschema dan het Petrarcasonnet met zijn abba abba-octaaf. Daar is het rijm veel nadrukkelijker aanwezig, terwijl het bij het terza rima subtieler is. Een tweede reden is dat je mooi kunt afsluiten met een puntig distichon.
uitgepraat
een dame zat zich stierlijk te vervelen
een tafeltje of drie bij ons vandaan
geen moeite deed ze om het te verhelen
haar tafelpartner keek ze zelden aan
soms trachtte die het glas met haar te heffen
ik bleef het uit mijn ooghoek gadeslaan
de kerel leek het amper te beseffen
misschien wel een gênante eerste date
ze had het moeilijk slechter kunnen treffen
ze blikte uit het venster bij de vleet
de vent liep naar de kassa om te pinnen
noodlottigheid is tragikomisch wreed
ik wou er met mijn vrouw over beginnen
die appte echter futloos met vriendinnen
Op de site van Emmen Lichtvoetig staat vermeld dat je sinds je kampioen light verse-dichten werd, wekelijks een gedicht schrijft. Dat doe je nu nog steeds?
Gemiddeld haal ik dat wel, maar het is geen kwestie van moeten. Momenteel ben ik vooral aan het schaven aan bestaande gedichten. Daarnaast ben ik al jaren bezig met een hyperambitieus mammoetproject waar ik elke schoolvakantie een paar dagen aan werk. In dat gedicht heb ik mezelf onder andere tot doel gesteld 10.000 verschillende woorden op te nemen. Ook dat doe ik puur voor mezelf.
Goed nieuws is dat in 2019 je eerste dichtbundel gaat uitkomen, met maar liefst 144 pagina’s! Is daar al meer over bekend?
In beginsel is het op een oor na gevild, maar ik ben nog aan het arrangeren en polijsten. Ik heb de hele bundel laten proofreaden door de dichter S.A.M. van der Cammen die, juist omdat ze zelf geen light verse schrijft, daar met een frisse blik tegenaan kijkt. Die feedback ga ik nog verwerken. En ik ben nog aan het nadenken over de titel en het coverontwerp. Pas als ik een titel heb waar ik 100% tevreden over ben, bied ik het aan. Mijn cabaretprogramma uit 1995 heette Man Bevuilt Nest en ik vind dat nog steeds een krachtige titel. Zo wil ik in de verre toekomst ook denken over mijn debuutbundel.
de kerfstok
een schrijver had de vloed wellicht misrekend
er stonden initialen in het zand
daartussen was een hart-met-pijl getekend
de kerfstok lag verlaten op het strand
ik wachtte tot de golven zouden komen
de branding schoof het water richting land
al gauw zou deze vindplaats overstromen
voor liefdestekst vergankelijk terrein
ikzelf koos liever metershoge bomen
die lindes bij het schooltje aan het plein
met letters in hun bast, door mij gesneden
die zouden er beslist nog moeten zijn
bestendigheid, dat stemde me tevreden
(was wél een ex of zeventien geleden)