Dystopische verzen in een wondere wereld
door Berry Vos
De bundel Hoop over been van Joep Kuiper opent met een voorwoord van Luc de Rooy, uitgever bij Karaat. In een bloemlezing is het niet ongebruikelijk een voorwoord op te nemen; in een afzonderlijke bundel zie je dat echter niet zo vaak. Dat er in deze bundel een voorwoord is opgenomen geeft te denken. Waarom laat de uitgever de poëzie niet voor zichzelf spreken? Het voorwoord is vormgegeven als een soort recensie, waarbij stil wordt gestaan bij de twee eerdere en tevens eerste bundels van Joep Kuiper. Omdat er gewag wordt gemaakt van de bijzondere structuur van de tweede bundel (‘Hij was geconstrueerd als een berg die van twee zijden beklommen kon worden…’) rijst meteen de vraag of er in Hoop over been ook sprake is van een bepaalde structuur. Daar lijkt het inderdaad op: de gedichten zijn verdeeld over zeven romeins genummerde afdelingen, waarbij de middelste afdeling bestaat uit één gedicht terwijl de afdelingen één, twee en drie, net zoals de laatste drie afdelingen, uit respectievelijk zeven, zes en zeven gedichten bestaan. De opzet is dus mooi symmetrisch. Of deze uiterlijke vormgeving ook weerspiegeld wordt in de inhoud is de vraag. Opvallend is de zwartgallige, post-apocalyptische wereld die geschetst wordt. Nee, Joep Kuiper is niet bepaald een feestnummer, maar toch valt er genoeg te genieten. Die zwartgalligheid lijkt zijn oorsprong te vinden in een verloren liefde, een thema dat geregeld terugkeert.
Kuiper schrijft in deze bundel vrije verzen. De meeste niet langer dan een pagina, een aantal overschrijdt net twee pagina’s. Hoewel de gedichten zich niet conformeren aan een bepaalde vorm en er van traditioneel rijm weinig sprake is, lijken ze op de één of andere manier toch te zingen: ‘als er dan momenten zijn, zoals de storm / die optrekt vanuit de zee, die jouw ogen heeft, / als de grijze grammofonen schemering ons zou verrassen / met de klappen van een onweersbui, de regen en de rozen’. Het lukt me trouwens niet een grammofonen schemering voor te geest te halen.
Joep Kuipers hanteert in deze bundel vaak vervreemdende, surrealistische beelden. Het is alsof we terug zijn in de psychedelische jaren zestig: ‘uit de grachten klimmen krokodillen / bij de slager op de kade wordt de deur al ingebeukt / hier en daar zie ik er zelfs eentje, een leeuw bijvoorbeeld, / die aan het lichaam van de winkelier knaagt’. De poëzie is erg beeldsprakig; er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van personificaties: de zee die lokroept, metro’s die perrons leegvreten, een scheur die stapvoets over een raam loopt, een weerflits die op een schouder tikt, een berg die een hoer is, appjes die turen over een afgrond, een oude boom in een ziekenhuisbed, een boomblad met broers en zussen etc. In een enkel geval pakt die beeldspraak indrukwekkend uit, zoals in ‘Het bos om je heen’:
HET BOS OM JE HEEN
schildert op het doek van de hemel de bliksem
een oersymfonie, een zee van nacht, moment van canvas
waarin je ogen op je vooruit lopen, twee eenzame wandelaars
verdwaald in de draden van een donker bos
je hinkt er achteraan, je leven lang
bang in het licht, bang voor de storm, je leven lang
bang voor de storm die je leven lang het bos om je heen stuk vreet, je longen
langzaam leeg laat lopen, de bomen als dierbaren van je afpakt
van achter tikt een weerflits je op je schouder, je bent er geweest –
moment van canvas, moment van tijdloosheid,
klap van angst en opluchting: je draait je om en je ziet je ziet
wat alleen de bomen kunnen zien
In het voorwoord wordt de humor genoemd die in deze bundel te vinden is. Wie echter dijenkletsers verwacht komt bedrogen uit. De humoristische fragmenten die ik heb kunnen ontdekken zijn erg flauw en niet grappig: ‘ik heb honger naar je / maar in huis vind ik alleen een appel’.
Overigens is er veel moois te lezen in Hoop over been. De surrealistische beelden zijn echter niet altijd eenvoudig te interpreteren. Wat heeft het bijvoorbeeld te betekenen dat het toilet in een hotelkamer niet te vinden is omdat het op het balkon van de buren staat? Bij de meeste beelden is vaak wel iets voor te stellen. Zo niet direct dan toch wel na een paar keer herlezen en kauwen. Dat maakt deze bundel de moeite waard. En wie zich laat tegenhouden door de zwartgalligheid: neem een voorbeeld aan de schrijver in ‘Parachute’.
wat als de parachute hapert
als je koeien als kool ziet groeien
als zelfs het gras in de wei voor je wegrent
als er geen mens is om je hand vast te houden
het beste wat je kan doen:
weer opstaan en het opnieuw proberen
Hier zien we trouwens een mooi voorbeeld van assonerend binnenrijm ‘als je koeien als kool ziet groeien’. Wie goed leest vindt dit soort finesses wel meer in de bundel. Tenslotte wil ik hier het gedicht citeren dat de kiemcel zou kunnen zijn van de bundel. Laten we hopen dat de schrijver er zich van bewust is dat tussen droom en daad wetten in de weg staan en praktische bezwaren:
HET GEHEIM VAN M.
een huwelijk
samen staan we zwak, twee kreupele slaven,
een liefde op krukken:
wanneer M. sterft, en hopelijk merkt M. daar weinig van,
bijvoorbeeld een hamer in haar slaap,
de rode mist die over haar ogen daalt nauwelijks
waar te nemen
misschien,
als ze nog een stem heeft,
en helder genoeg is,
en berouwvol is,
vertelt M. me dan
waarom ik haar dat aandoe
____
Joep Kuiper (2018). Hoop over been. Karaat, 72 blz. € 18,95. ISBN 9789079770359