Onder de entree naar de hemel ligt een tranendal
door Hans Franse
De betrekkelijk jonge uitgeverij U2pi straalt een grote ambitie uit. De keurig verzorgde publicaties in de serie ‘Open’ zijn een lust voor het oog, kleine handzame boekjes op mooi papier en mooi gedrukt. Uitgever Jeroen van der Starre wil zich profileren als een Haagse uitgever met een duidelijke aandacht voor poëzie. Hij laat zich daarbij adviseren door een begeleidingscommissie die de poëtische kwaliteit van de publicaties bewaakt, onder andere door de dichter bij zijn publicatie te begeleiden en te adviseren. Bij deze uitgeverij verscheen in deze serie de vijfde bundel van Niels Landstra: Entree naar de hemel (zijn eerdere bundels verschenen bij uitgeverij Oorsprong). Op de kaft staat een schilderij van de auteur afgebeeld, de tekst op het omslag is juichend, welke jubel nog versterkt wordt door een citaat van Wim Daniëls, een van de meest creatieve Neerlandici die we hebben. Het is een goed begin, een boekje dat mooi oogt is aantrekkelijker dan een wat flutterige publicatie.
Het is geen vrolijke wereld die Landstra ons voordicht. Zijn bundel wordt bevolkt met mislukkingen: in een relatie, waarin ‘men’ voor een tien gaat, arriveert men ‘op de meet’ met een door 90% haat en nijd krakende koffer, we ‘pogen (…) hem te dichten maar knelt dit niemendal’. De stadshaan wordt geslacht, een internetdate waaraan vier gedichten zijn gewijd eindigt bijna weerzinwekkend. Wat op de datingsite ‘jeugdigheid uitstraalde’ blijkt bij de ontmoeting: ‘een hoofd met groeven door- / ploegd en vlezige wangen, een lijf krom // en doorgezakt van het machtig torsen’. Je wilt ervoor wegrennen, maar doet het niet. Het oponthoud op het terras doet ook al niet sympathiek aan: ‘Worst en bitterballen, / gulzig valt zij aan, doopt ze in de mayo’.
De liefdesdaad wordt zeer snel geconsumeerd. De eerste drie strofen van het laatste gedicht van deze serie geeft ook al de ontluistering weer die in deze ontmoeting zo dominant aanwezig is. Ik vind dit verder gaan dan ironie.
Bij het bed ontdoet zij
zich van haar korset
ontstaat er een lavastroom
die onverlet
in een vleesmassa
stolt met twee hopen
die rond hun zones
lillend liftend roze
schrompelige knoppen
(…)
(‘Internetdate’, p. 17)
We ontmoeten ‘De dochters’ die weinig levensperspectief hebben, die ’Later’ kinderen krijgen, ’Later’ vuile wassen draaien, groentesoep met balletjes maken, maar die uiteindelijk ‘Later’ zich niet zullen afvragen ‘waarom de kinderen zich gedragen als ongeleide projectielen’. Het gedicht eindigt in een wrevelige scheiding. Het woord ‘Later’ aan het begin van elke strofe geeft dit gedicht iets onontkoombaars.
Gelukkig leren we in de vijf gedichten ‘Saluti a tutti’ een warmbloedige en gevoelige barvrouw, de jonge buitenlandse vrouw van een ‘grijze bon vivant’, kennen die het moeilijk heeft in het koude Holland, die in een warme Brabantse kroeg werkte, hartelijk is voor iedereen, vol menselijkheid, maar ‘keek naar de caféramen / waar de regen aan oude tranen begon’. De kroegbazen van het Amsterdamse Hoppe zien haar niet zitten, ze kwijnt weg, haar begrafenis wordt massaal bezocht. Ze eindigt als een altaartje op de bar dat uiteindelijk ook verdwijnt, het ‘schemerde door een pot Amsterdamse / juinen haar foto die het zatte volk vergat’. Het zijn weemoedige gedichten met prachtige regels waarin de auteur ook in zijn woordkeus zijn Brabantse land niet verloochent. Tenslotte wil ik nog één ontmoeting releveren: die met een meisje van zestien, dat zich te buiten ging aan alcohol, op straat ligt in haar eigen braaksel. Ze wordt geholpen maar de dichter vraagt zich af hoe hij haar over een paar jaar kan helpen. Hij ziet het somber in: ‘maar wat / als ze straks zeventien is, weer in doodsstrijd / ik haar niet kan redden, verstikt door zelfverwijt’.
De inhoud van de poëzie, met hier en daar ongelooflijk mooie muzikale regels, is over het geheel genomen somber. Gelukkig is er de ironie als het zachte moedig zijn en is er een taal waarin de klank muzikaal is door het gebruik van gelijke en verwante klinkers, rijmen en halfrijmen, ritme en een zeer sterk gevoel voor vorm; in de bundel zijn ook perfecte sonnetten te vinden. Het is heel zorgvuldige, mooi geschreven poëzie, waarin wordt geworsteld met het al te moderne en egocentrische levensgevoel.
Laat ik één mooi, optimistisch gedicht in zijn geheel citeren om daarmee tevens te illustreren hoe zorgvuldig de dichter met zijn klank omgaat en hoe mooi ritmisch de regels samenhangen en het gedicht vormen.
UITBUNDIG
De zon zo uitbundig en de mensen
het naakte van de bomen en de dooi
het komen van de lente en de prooi
van een meeuw in de blinkende rivier
boten in de haven en een windklavier
onder een dek van staalgrijze wolken
de mensen opgetogen en de bomen
aan welluidende straten en de kade
het begoochelend schitteren van het glas
in blauwe winkelpuien Gods genade
de mensen één op hun uitbundig terras
Op de een of andere manier doet dit gedicht qua muziek en ritme mij aan Marsman denken ‘en in de uiterwaarden / galopperen de paarden / met golvende staarten / over golvend gras’. Af en toe lijk ik het sombere levensgevoel van J.C. Bloem te herkennen, maar dat zijn complimenten.
Samenvattend vind ik deze bundel zeer lezenswaardig. Het zijn goed opgebouwde en muzikaal gevormde gedichten die door een milde ironie soms een sterk sociaal gevoel verhullen. Het komt mij voor dat de dichter lijdt aan deze wereld, dat hij de ‘entree van de hemel’ zoekt. Misschien ook lijdt de dichter als Brabander in Amsterdam: geen groter tegenstelling dan een warme Brabantse dorpskroeg en het café Hoppe aan de Spuistraat. Een mooi boekje, mooi verzorgd. Ik heb het, na een aanvankelijke aarzeling om een door mij ten onrechte als negativiteit beschouwde melancholie die ik te laat herkende, met veel plezier en soms ontroering, gelezen.
____
Niels Landstra (2018). Entree naar de hemel. Uitgeverij U2pi, reeks Open, 51 blz. € 12,50. ISBN 9789087598112