Als je er niet omheen draait wordt het niets
door Hans Puper
De minderweter van Pieter de Bruijn Kops heeft vijf afdelingen: ‘Stilte’, ‘Geluid’, ‘Boem, de aarde’ en ‘Ja’. Schreef hij in deze bundel zijn eigen Genesis? Met als conclusie: ik zeg ja tegen het leven? Dat laatste is zonder meer waar: een aantal gedichten getuigt zonder omhaal van levensplezier. Of zouden de afdelingen de fasen in het ontstaan van een gedicht kunnen zijn? Opvallend veel gedichten gaan over het schrijven van poëzie, vaak op humoristische en soms bizarre wijze.
Het motto van de Chinese dichter Sun Chuo (320 – 377) kan daar ook op wijzen. Het luidt als volgt: ‘De grote leegte is wijd en breed, niets hindert haar: / zij veroorzaakt het wonderbaarlijke Zijn dat is zoals het is. / Gesmolten vormt het stromen en beken, / gestold vormt het bergen en hoogten.’
De wereld als een gesmolten en gestolde leegte en ook een leegte die voor het dichten en lezen een noodzaak is. Alles invullen is niet interessant, je moet ‘Eromheen draaien / en daarom / niet uitgepraat raken // het onderwerp zorgvuldig / uitsparen’ (p. 10). Sterker nog: de lezer heeft de leegte nodig om het gedicht te herscheppen. De dichter levert slechts de grondstof, woordenbrij.
U
De man schreef op wat hij bedacht
hij krabde zich eens op het hoofd
en zei: als dit ooit wordt geloofd
ben ik de laatste die er lacht
de man ging onverschrokken voort
en pende wat hem inviel neer
hij sprak: het is een rare eer
dat ik door u word aangehoord
die niet verstaan kan wat ik schrijf
zolang ikzelf daarbuiten blijf
dus mocht u ooit mijn verzen lezen
versta die dan alsof in wezen
die ongehoorde woordenbrij
uw schepping is, niet die van mij
(p.19)
Minderweters zijn natuurlijk veel interessanter dan zekerweters, van wie je heel moe kunt worden. Door hen worden minderweters uitgelachen, op empathie hoeven zij niet te rekenen. En daarom, lezer: ‘graag / minuten stilte // voor de duizend doden / van alle minderweters // die ze steeds maar sterven’ (p.9). Dat de dichter iedere keer duizend doden sterft, betwijfel ik: hij heeft zijn humor als wapen.
Het denken van een minderweter kan er zo uitzien:
Zijn laatste woorden waren:
als ik toch het ongerijmde eens aan het werk mocht treffen …
niemand hoorde die woorden
ze zijn niet opgetekend kunnen worden
derhalve moeten wij er altijd van verstoken blijven
ja, dat wij zo vaak niet weten wat wij missen
dat is misschien wel de diepste tragedie en
nochtans de grootste genade
die wij kennen
en niet kennen
(p. 59)
Mooie paradoxale spelletjes speelt de dichter. Het ongerijmde is wel degelijk aan het werk: er is opgetekend wat niet opgetekend kon worden. En hoe kunnen wij niet weten wat we missen en dat toch vaststellen? Je kunt dat hooguit over anderen zeggen. En in de laatste twee regels zien we ook dat hij een ijzersterke logica hanteert.
De persoon Pieter de Bruijn Kops valt niet samen met de dichter, die er soms ook zelf aan twijfelt of hij samenvalt met de ‘ik’ in de gedichten. Op een lichte, maar heldere manier wordt dat vermeld in de laatste strofe van het gedicht ‘VRAAGTEKEN PUNTHOOFD MELDPUNT’. Het is een opvatting die enigszins doet denken aan Nijhoff, die van opvatting was dat een gedicht los van de maker een eigen leven moet gaan leiden:
ai zegt iemand die ik
niet ken
met heel onwelluidende stem
alsof er nog niet genoeg
autonome gedichten zijn
maar elk autonoom
gedicht is er een
te weinig
zo weet ikzelf die ik
niet ben
te melden
(p. 55)
Iemand die ik niet ken, ikzelf die ik niet ben. Mooi, en dat geldt ook voor de zelfspot.
De minderweter is een humoristische, soms aangenaam eigenaardige bundel. Tot de dichter al te lollig wordt, met name in de afdeling ‘Boem, de wereld’. Het gedicht met dezelfde titel heeft drie regels: ‘Roem de wereld / de wereld is bont / boem, de wereld is rond’. Tja.
In één geval laat de dichter alle humor achterwege en komt hij waarschijnlijk wel heel dicht bij de persoon De Bruijn Kops. Ik doel op het prachtige, liefdevolle gedicht ‘bij marilie in de tuin’ van twaalf vierregelige strofen. Het gaat over een zeer aangenaam en vertrouwd samenzijn met de zuster van de ik. Ze is overleden, iets wat je pas in de laatste twee strofen te weten komt, op een vooruitwijzing na, die je pas als zodanig herkent als je het gedicht uit hebt: ‘we kijken soms even ernstig / want niet alles in het leven is altijd even leuk’.
De minderweter is een bundel die tot nadenken stemt over poëzie, tot minder weten wellicht, maar dat is alleen maar goed. Aan vastomlijnde ideeën over regels waaraan poëzie zou moeten voldoen, heb je niets. Dan kun je net zo goed stoppen met het schrijven en lezen van gedichten en iets nuttigs gaan doen.
____
Pieter de Bruijn Kops (2019). De minderweter. Nieuw Amsterdam, 64 blz. € 20,00. ISBN 9789046825631