Een ode aan de blijvende verbijstering
door Kamiel Choi
De titel intrigeert. Welke dans ontspringen we in deze poëzie? Waarom heet de bundel niet Dansen ontspringen, maar Dansen te ontspringen? Het ‘te’ associeer ik met een imperatief, iets wat we te doen hebben. Dansen te ontspringen is dus zelf een bezigheid, ja het is zelf een dans. Dat maakt deze titel paradoxaal en intrigerend.
De gedichten gaan over wat vanuit het perspectief van een jonge vrouw de grote thema’s van het leven zijn: de liefde, vriendschap, de dood, keuze, erkenning, twijfel, seksualiteit. Is de dans die we ontspringen de dans van een gepland leven zonder creativiteit, een leven dat meer door de anderen dan door onszelf wordt geleefd?
De titel is een regel van het gedicht ‘mijn lief is als Odysseus’:
Slimme schrandere Odysseus.
Altijd woorden om zichzelf eruit
te redden, dansen te ontspringen.
Listige taal en goede smoezen kunnen ons redden, maar betekent dat niet het offer van onze authenticiteit? Hoe kunnen we elkaar echt aanspreken met de woorden die we van Odysseus lenen? Het antwoord lijkt me: door samen dansen te ontspringen, door te handelen.
De dichteres is op haar sterkst in het beschrijven van alledaagse handelingen. Ik was het meest onder de indruk van een gedicht waarin een jongen zichzelf dwong om nooit te laat te komen bij afspraken of op vliegvelden. In heldere taal spreekt Rosa Schogt de jongen aan:
er houdt iemand van iemand en het vliegtuig
vertrekt niet voordat de laatste persoon erin zit
en waarom zou jij dat niet zijn?
Ook ‘slaapliedje voor een klein meisje’ met vijf strofes beginnend met ‘lief klein meizelijntje poppetje’, waarin gaandeweg blijkt dat de ik de minnares is van de vader van het meisje, vind ik een goed gedicht.
Lief klein meizelijntje poppetje
Je moeder die is ergens naar een cursus
Ze komt vanzelf weer terug na een paar dagen
Dan ben ik alweer weg maak je geen zorgen
Je vader wil me enkel deze nacht
Ik wou dat ik zo weinig wist als jij
Zou de te ontspringen dans dus de dans zijn van een burgerlijk leven, een leven zoals dat van de moeder van het meizelijntje? ‘Ze vraagt zich af of ze ooit loskomt, los van hem, en hoe’ eindigt het gedicht ‘de nachten’. De meeste gedichten zijn observaties vanuit de vrijheid van een kunstenaarsleven, maar we vinden ook onschuldige verzen die doen denken aan J. C. Bloems ‘De Dapperstraat’. Die onschuld levert een sterk contrast op met de rauwe werkelijkheid van andere gedichten over doodsangst en de begrafenis van een kindje.
Schogt neemt het medium taal serieus en gaat er zorgvuldig mee om. In ‘op weg naar huis’ relativeert ze het uitdrukkingsvermogen van het Nederlands:
Als je straks de trap op loopt
maken de zolen een zompig geluid
dat in het Engels beter klinkt.
In sommige gedichten laat ze de taal zelf dansen zoals Paul van Ostaijen dat kon. In het gedicht ‘net/niet’ bijvoorbeeld maakt ze erotiek uitdrukking door woorden ongrammaticaal over elkaar heen te laten rollen: ‘werden handen monden benen billen borsten / werden ik hier dit bij jou en jij dat daar bij mij / werden ademhaling snel onregelmatig werden oh ja daar ja daar ja daars’.
Erotiek als toegang tot authenticiteit speelt dus een belangrijke rol in deze bundel, die we voor de bühne sexy mogen noemen. Er is een aantal gedichten over seks en op de laatste pagina’s staat als een soort toegift een bon met een opsomming van alle seksuele activiteiten inclusief piemels en soa-tests. Het lijkt een knipoog naar het ideaal van volkomen, drammerige eerlijkheid, dat we soms in hedendaags theater aantreffen, of het Griekse ideaal van parrhesiastes: de dingen allemaal zeggen zoals ze zijn, zonder retorica. Authenticiteit is dus het ideaal, in het theater van het echte leven worden we getroffen door een passie voor de echtheid ervan. In ‘zin’ staat ‘ik vergeet al het gemak van zonder later, alle spelletjes, suggestie’. En: ‘de blijvende verbijstering: ik ben het echt, ik kijk naar jou, ik zie je graag’. Blijvende verbijstering is sterker en vitaler dan blijvende verwondering. Het is het ideaal van een authentieke relatie die ons ‘achterlijk gelukkig’ maakt. Een relatie die altijd lef vergt zodat we nooit het belangrijkste uit het oog verliezen, ‘dat ene onberekenbare onvolmaakte / korte ogenblik, de afzet naar een onbekende / verte die jou onverwacht met één / vinger heeft aangeraakt (…)’.
‘De toetsen zitten in de sprong’, dus we moeten blijven springen en dansen. We kunnen de dans van een saai, secundair, angstig bestaan vol zelfbedrog ontspringen, zolang we maar in beweging blijven, zolang we onszelf de blijvende verbijstering aandoen.
Het spel met retorica en authenticiteit wordt al bij de omslagafbeelding duidelijk: een in plastic gehulde naakte vrouw die naar beneden kijkt. Het plastic suggereert afstand, kunstmatigheid, maar de doorzichtigheid wijst op het verlangen naar uitdrukking. En op de achterflap glimlacht een keurig geklede auteursfoto met de armen voor het lichaam gekruist, gesloten.
‘Dansen te ontspringen’ is verfrissende poëzie die ik veel liever lees dan doorwrochte metafysische zwaarwichtigheid. Als inspiratiebronnen noemde de dichteres op Facebook (dat het omslag vooralsnog niet heeft gecensureerd) Herzberg, Kopland, Bloem, Min, Lodeizen, Andreus, Gerhardt, Vroman, Wigman, Pfeijffer, Herman de Coninck, Ingrid Jonker, Ramsey Nasr, Szymborska, Drummond de Andrades. Maar bedenk: met lijstjes ontspringen we geen dansen.
Een enkele keer werd ik afgeleid door wat zwakkere gedichten waarvan een grappige kwinkslag of een herinnering de raison d’être leek te zijn, maar afgezien daarvan staan er in deze bundel meerdere gedichten die krachtiger worden wanneer we ze herlezen, en dat is een maatstaf voor goede poëzie.
____
Rosa Schogt (2019). Dansen te ontspringen. De Arbeiderspers, 64 blz. € 18,50 ISBN: 9789029528528