Laat de liefde liever niet ontsporen
door Maurice Broere
–
–
Grote gevoelens van Jan M. Meier (pseudoniem van Jean-Marie Maes, Gent, 1951) is een bijzonder mooie uitgave. In de bundel staan tussen de gedichten negen illustraties van schilderijen en op zowel de voor- en achterkant van de omslag staat er nog een. Ze zijn van de hand van kunstenares Evelien Sergeant. Achterin de bundel staan de Engelstalige titels van de afbeeldingen vermeld. De bladzijdenummers kloppen echter niet. Dat zou in een tweede druk verbeterd kunnen worden. Het gebruik van de illustraties van Sergeant geven een kleurig en speels karakter aan de bundel.
Het openingsgedicht heet ‘Aanschouwelijksheidles’, dan volgen zeven afdelingen: ‘Spoorafstand’, ‘Kleine reeks grote gevoelens’, ‘Kleine reeks EVA’, ‘Uitgeknipt’, ‘Een heel klein doosje’, ‘Regels van ontregeling’ en ‘Kantelingen’. Die laatste afdeling is het langst.
Uit de afdeling ‘Spoorafstand’:
–
luister, hier zijn geen woorden voor
hoe jij na tien jaar op spoorafstand
mijn leven ontsporen laat
–
als aarde en maan
die plots geen afstand kunnen houden
–
van deze bijna botsing voel ik al de schok
voor hij ook werkelijk verwoest
–
zo sta ik bevroren in de tijd
wacht ik op het onvermijdelijke
–
je ontwrichtend
onbekende vertrouwelijkheid
Een vrij natuurlijk parlandogedicht, zonder eindrijm, wel met de nodige assonanties en alliteraties. Een wel typisch gebruik van de assonanties, door middel van herhaling die Meier veelvuldig toepast: ‘(…) op spoorafstand / mijn leven ontsporen laat’. De herhaling: spoor- ontsporen, is een procedé dat hij wel erg veel gebruikt. Is er iets tegen rijm in gedichten? Nee, zeker niet. De gedichten van dèr Mouw (1863-1919) hebben vrijwel allemaal eindrijm en ze klinken na honderd jaar nog als nieuw. Ook een dichter als Nijhoff paste rijm toe en was in staat om het organisch en als vanzelfsprekend toe te passen. Denk aan de regels uit ‘Het uur u’: ‘Zo zag iedereen wat, de een dit de ander dat.’ Een meesterlijke regel, eigenlijk een readymade, die zo uit de mond van een spreker gerold kan zijn, heel natuurlijk zonder opsmuk zonder gekunsteldheid. Dat laatste, daar gaat het om in mijn ogen. Rijm moet organisch zijn. Natuurlijk schikt de dichter de woorden en arrangeert hij ze zo dat er een mooiklinkend en goedlopend geheel ontstaat, maar dat mag er niet bovenop liggen. Dan ligt kitsch op de loer.
Niet alleen geldt dat voor het eindrijm maar ook voor opvallend stereotiep toepassen van alliteraties en assonanties. Enkele voorbeelden hiervan uit het openingsgedicht ‘Aanschouwelijksheidsles’: ‘kijk hoe ik de kleuren verkleuter’. En: kijk hoe ik dit beeld herneem / het kleiner dan klein maak / microscopisch mank in herinnering’. Of in het gedicht ‘double helix’: het braakt voortalige geluiden: / kreupele kreun kreet kramplach’. En: ‘blauwbaard beer bloedhond beul / bruid lellebel blauwkous babe’. Ook zie ik vaak typische herhalingen zoals in het gedicht ‘jouw dagen zijn mijn jaren’: ‘dat ik doorblader en doorploeg’. En in de laatste strofe: ‘waarin we wachten op onszelf / weemoed vermenigvuldigen met weemoed’.
Een ander gedicht dan:
–
het staat er nog
het buisje Arnica Massageolie
vrij van onnatuurlijke toevoegingen
met blozend rood etiket
op zijn glazen wang
–
het staat er nog
tegennatuurlijk alleen
geen hand die de dop losschroeft
het buisje in de palm keert
zich warm wrijft
om een lijf als brood te kneden
–
alsof je liefde kneedbaar maakt
vinger voor vinger naar je hand kan zetten
Vrij herkenbaar tafereel de geliefde lijkt uit het beeld te zijn en een voorwerp, in dit geval een flesje massageolie, roept herinneringen op. Het voorwerp wordt beeldend beschreven, een aardige personificatie is het blozende etiket. Het maakt schrijnend duidelijk dat er iemand gemist wordt, die blijkbaar met de olie in de weer ging. Onontkoombaar is het slot dat liefde zich niet laat vormen zoals je zou willen.
Gelukkig trof ik toch een juweeltje aan:
–
winter, sneeuw me toe
leg een dichte deken
van vergeten over me heen
–
laat me
in bevroren stilte
liggen in de vouw
van één gedachte
–
een naadloos net
van het zuiverste witte
niets
Een van de kortere gedichten met veel zeggenschap door de geconcentreerde vorm. De titel is ontleend aan een lied van Carlo Gesualdo. Het Nederlands Kamerkoor heeft het lied op YouTube gezet. ‘Mijn ziel is bedroefd’ luidt de vertaling van de titel. Dat wordt mooi tot uitdrukking gebracht in het vers. De winter, het seizoen bij uitstek voor somberheid, legt overal sneeuw neer en bedekt daarmee alles als een deken en zorgt dat je alles vergeet en geen aanknopingspunten hebt. Het roept bij mij de roman Hersenschimmen van J. Bernlef op, waarin het ook winter is en het gesneeuwd heeft. De hoofdpersoon in het boek kan zich steeds minder herinneren en de sneeuw staat daar symbool voor. Ook in het sneeuwlandschap ontbreken de oriëntatiepunten. In dit gedicht lijkt het wel of de sneeuw alles uitwist en het leven weer enigszins dragelijk maakt, omdat er gesproken wordt over het zuiverste witte niets, wat natuurlijk een uitkomst is voor een bedroefde ziel.
Ondanks de bijzonder mooie uitgave en de toegankelijke thematiek van de romantische liefde vind ik Grote gevoelens wat teleurstellend. Meier beheerst het metier, maar hij heeft de neiging clichématig tewerk te gaan, zoals ik hierboven heb proberen aan te tonen. Het is jammer, want er staan wel prachtige verzen tussen.
____
Jan M. Meier (2020). Grote gevoelens. Uitgeverij P, 80 blz. €18,50. ISBN 97894 93138117