LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Geef mij maar een vraag

3 jan, 2021
door Jan Loogman

 

In Antwerpen kunnen inwoners van de stad in deze donkere dagen bij hun bibliotheek langsgaan en een stickervel ophalen. De lichtgevende woorden op het vel komen van Stadsdichter Seckou Ouologuem. Van het vel kun je woorden halen en in elke volgorde op je raam plakken waar jouw gedicht dan opgloeit in het donker. ‘Ik luister lustig / naar letters van licht en lucht / die lief lachen / op mijn raam,’ stickert Seckou bij wijze van voorbeeld zelf uit de aangeboden woorden. Het is maar een voorbeeld, elke Antwerpenaar kan zijn eigen gedicht samenstellen. Zo kunnen tientallen, honderden varianten ontstaan van zacht lichtgevende gedichten met als doel ‘ook déze winter een gevoel van samenhorigheid te creëren.’ Dat is althans wat de pers over de leuke stickeractie heeft gemeld.

Wie beweert dat poëzie geen functie buiten zichzelf heeft, zal het moeilijk hebben in deze tijden. Dichters schromen niet een boodschap dik in hun gedicht te leggen. ‘Aan het einde van dit alles moet /  een nieuw begin te vinden zijn,’ luidden in november de slotregels van het gedicht Herfst in Zutphen van Otteline van Panthaleon van Eck, een van de Zutphense stadsdichters. ‘We zijn in de wacht gezet,/ voor later,’ noteert de Amsterdamse stadsdichter Gershwin Bonevacia in december. De titel van zijn gedicht is Kleine Feestdagen en de slotstrofe gaat als volgt: ‘Een onvoorstelbaar jaar,/ er is ons van alles overkomen, / maar toch wens ik jullie / fijne feestdagen, / kleine, kleine feestdagen, / in de hoop volgend jaar weer / samen.’ Het gedicht is een hart onder de riem.  Ook Dichter des Vaderlands Tsead Bruinja geeft de lezer in december een toekomstbeeld mee: ‘in het nieuwe straks wil mijn huid nog steeds / dicht tegen jouw huid aan zoals we dat / in het nieuwe nu al twee jaar deden // nooit te bang op onze bek te gaan / opnieuw te beginnen en weer op te staan.’

 

 

We leven blijkbaar in tijden waarin de poëzie onbeschroomd hulp aan de lezer wil bieden die er alleen voor lijkt te staan en dreigt zich in wanhoop te verliezen. Doe dat niet, zeggen de dichters, morgen zullen we elkaar weer aan kunnen raken en ook nu zijn wij al samen, al lijkt het soms anders. In Trouw levert Typhoon het kerstgedicht en inderdaad, ook hij biedt een boodschap. Maar eerst informeert het gedicht naar de lezer en stelt hem op zijn gemak: ‘Hey, / Hoe gaat het met je? / Kom even op adem. / We hoeven niets om thuis te zijn. / Geen plus of min, geen stellingname.’ Daarmee is de strekking van het gedicht al aangeduid. Beter dan achter muren en gesloten deuren kunnen we ons bevinden in het open veld waar de wind ons zijn frisse boodschap toewaait: ‘“Langer kijken doet ontmoeten,/  ontvankelijkheid boven rede. / Het voordeel van de twijfel / is de voorloper van vrede.” Typhoon wil niet alleen de lezer geruststellen, hij toont ook waar het begin van een toekomstige vrede kan liggen. ‘Een kant kiezen is gemakkelijk,’ licht de dichter tegenover de krant toe, ‘maar we staan er samen in.’ Waar we samen in staan, is niet volkomen duidelijk, maar de boodschap is dat wel: stel je oordelen ter discussie, luister naar tegengeluiden.

 


‘Geef mij maar een vraag en geen antwoord.’ Typhoons boodschap brengt deze regel van Rutger Kopland in herinnering. Een regel even helder als de hierboven aangehaalde dichtregels uit ons barre jaar 2020. Wanneer ik het volledige gedicht nalees in de versie waarin het in 1974 in De Revisor verscheen, zie ik dat de slotstrofe lang niet zo helder is als de enkele regel leek te zijn: ‘Geef mij maar het paard in galop maar / van hout, op zijn zij in het gras. // Geef mij maar een vraag en geen antwoord.’ De beginregels van het gedicht luiden: ‘Geef mij maar de brede, de trage rivieren, / de bewegingen die je niet ziet, maar vermoedt,’ en bij elkaar lijkt het gedicht een pleidooi tegen helderheid, al is het veel meer dan dat, namelijk ook een verzameling niet meteen te begrijpen – en juist daarom intrigerende beelden. Hoe dan ook kan onze voorkeur, lijkt het gedicht dan toch te zeggen, het beste uitgaan naar de trage stroming die er misschien wel niet is en waarvan onzeker is waarheen hij voert. Niet weten welke kant we opgaan is misschien juist wel zo interessant. ‘Geen stellingname’ lijkt Kopland met Typhoon te zeggen. Afwachten maar of na dit einde een nieuw begin volgt en of wij daarin weer dicht bijeen zullen zijn.

 

afbeeldingen 1 en 4  Pixabay
afbeelding 2 National Trust
foto 3 Twitter

 

     Andere berichten

Twee leraren

door Jan Loogman   Op de middelbare school had ik in de eerste jaren moeite met Duits. De proefwerken bestonden uit lange rijtjes...

Dichten & Drinken

door Ko van Geemert   foto © Pixabay   ‘De hedendaagse literatuur is in alcohol gedrenkt.’ Zo luidt de openingszin van het boek...

Een dag om te plukken

door Jan van der Vegt   Toen ik in januari de nieuwjaarswensen opruimde, realiseerde ik me dat 2024 een schrikkeljaar was: dan moet...