LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Michaël Vandebril – Op de weg van Appia

30 apr, 2021

Appia

door Kamiel Choi




Voor me ligt een capriccio reisgedicht van Rome naar Brindisi. ‘Ga met mij reisgezel / over deze uitgesleten keien’ staat er op de achterkant. Een capriccio is een begrip uit de schilderkunst: 17e-eeuwse Vlaamse schilders van het Italiaanse landschap combineerden in hun fantasie bestaande en denkbeeldige ruïnes tot een imaginair landschap. Vandebril gaat iets dergelijks doen: hij combineert de ervaringen tijdens zijn reizen met beschrijvingen van de geschiedenislagen op de 650 kilometer lange via Appia.

Het reisgedicht in versvorm is met zorg geschreven en goed verzorgd uitgegeven. De regelnummers in de kantlijn geven de uitgave een wetenschappelijk karakter. Ingesprongen plaatsnamen in het Latijn en Italiaans, zoals moderne reisgidsen dat ook doen, suggereren het gebruik als naslagwerk tijdens een reis door de Italiaanse heuvels of vanuit de luie stoel. Het 455 regels tellende gedicht is zonder hoofdletters en nagenoeg zonder leestekens geschreven. De meeste versregels bevatten drie tot zes woorden, meestal zonder rijm.

Het boekje is geïllustreerd door Bart Pluym, met wie de auteur in 2018 en 2020 de Italiaanse reizen ondernam. De vormgeving ziet er keurig uit. Zo krijgen verzamelaars van poëtische reisverslagen een kunstzinnig boekje in handen dat niet misstaat tussen andere vertegenwoordigers van het genre. Het boekje is voorzien van uitgebreide aantekeningen en een verklarende woordenlijst, alsmede handige adviezen voor de reiziger. Aan de binnenzijde van het omslag is een geschilderde overzichtskaart van de route afgedrukt. De overige tekeningen in de bundel zijn niet in kleur, en dat vind ik jammer, omdat juist de kleuren van dit landschap zo indrukwekkend zijn.

Misschien was dit een bewuste keuze omdat de ultieme wens van de auteur volgens het boekje zelf is dat de lezer de Appiareis zelf zal aanvatten.

De reis van Vandebril begint in Rome. Op de eerste bladzijden wordt bevestigd wat we op de achterflap lezen: de auteur wil persoonlijke reiservaringen afwisselen met historische wetenswaardigheden over de via Appia, de belangrijke Romeinse snelweg die werd gebouwd door Appius Claudius Caecus. De bouw begon in 312 voor Christus, om de Romeinse legers sneller naar het te veroveren volk van de Samnieten te brengen. Later werd de weg doorgetrokken naar Brundisium (Brindisi), zodat via de Middellandse Zee het Oosten bereikbaar werd. De Latijnse dichter Statius noemde de weg de regina viarum: koningin der wegen.

Romeinse monumenten worden meestal gewoon bij naam genoemd, alsof dat voldoende is om de lezer naar Latium te verplaatsen:

het aquaduct van claudius trekt
een kromme lijn en verdwijnt
in het landschap ik blijf even staan en kijk
naar de grafheuvel aan de linkerkant
kennen wij elkaar jij
met je ontsluierde gezicht
van zo’n bleke bleekheid
alsof je vandaag begraven bent

(regels 40 – 47)

Een ander voorbeeld:

soms een ezelspad
soms een tweebaansweg
dan weer weggedoken
enkele vogels spelen
nauwelijks verscholen
voor een verlaten theater
ik moet dringend
en zoek de latrine
nog even paraderen
op de decumanus
vooraleer het karrenspoor
me leidt naar de brug
door sfinxen gadegeslagen

(regels 189 – 201)

We slaan een online reisgids over Italië erop na, kopiëren een fragment en vergeten de regelafbraak niet:

De oudste waterleiding was de Aqua Appia
die de termen van Caracalla van water
voorzag. De waterleiding was gebouwd
in opdracht van censor
Appius Claudius,
die ook de Via Appia had laten aanleggen.
De Aqua Appia was 16 kilometer
lang en voerde grotendeels
ondergronds.

Wat precies voegt reispoëzie toe aan een degelijke reisgids van Lonely Planet? Waarom zou je juist dit boekje lezen ter voorbereiding op je wandeling in Italië? De reden om poëzie te lezen lijkt me inspiratie en bevlogenheid, de naakte stenen moeten tot leven komen, de feitelijkheid moet op de achtergrond verdwijnen. Wat we mogen verwachten, ja mogen eisen, van een dichtbundel over zo’n iconische reis die we in ons hoofd dan wel in het echt gaan in het voetspoor treden, is dat we in trance geraken. Meeslepende poëtische ritmes zoals de grote queestes uit de orale traditie die kennen, Gilgamesh, Odyssee, Beowulf.

Op sommige plekken lijkt het er even op dat we met pathos te maken hebben:

O wijs me de weg
Naar de volgende herberg
O wijs me de weg
Naar het volgende meisje
Vraag me niet waarom
Ik nooit wennen zal
Aan het leven langs de baan
Ik loop heen en weer
Onder vreede likken de honden
Van cisterna likken aan mijn been
O maan van aricia

(regels 89 – 99)

Jim Morrison läßt grüßen. Maar vergelijk de klanken van de eerste twee strofes van het gedicht ‘Via Appia’ van Alfonso Gatto.
Het grootste deel van de verzen in deze bundel maakt op mij een saaie indruk. Dat heeft denk ik te maken met het feit dat het Nederlands zich niet zo goed leent voor de korte staccato-regels. Op sommige plekken krijg ik de indruk dat het vertaalde poëzie is, dat de woorden uit hun oorspronkelijke habitat zijn gelicht, waar zij met hun ritme en klank thuis waren, en omgezet in de afstandelijke taal van een archeoloog die voor het literaire effect een soort betrokkenheid veinst:

vergeet niet
jij zal ook worden
wie ik nu ben
ontdaan van huid en leden
de rivier heeft zich verlegd
stroomt elders nu
klaterend van leven
dus eet mijn stenen vlees
herstapel me met woorden
tot een spiegeling
van een late zomeravond
waar je in de schemering
mijn zoete geur en het geluid
van krekels volgt
tot je wordt opgehouden
door de klotsende calore
en je in de verte
mijn lichaam vermoedt
ga nu heen en trek
naar nieuwe oorden

(regels 289 – 308)

De ‘klotsende calore’ klinkt niet naar de zinderende hitte en historische rijkdom van het Zuid-Italiaanse landschap. Het Nederlands haalt de sprankeling en de blijmoedigheid uit de tekst, tot er een bataafs imitaat van Horatius’ aere perennius overblijft dat moerassig aandoet. In het Italiaans zou het zoiets zijn als ‘calore sbattendo’, wat al een stuk minder zompig aandoet. Een Italiaanse vertaling van dit reisgedicht zou wellicht een boeiende onderneming kunnen zijn.

Op de weg van Appia is een poëziebundel voor liefhebbers van mooi afgewerkte bundels. In poëtisch opzicht valt er voor deze recensent weinig aan te beleven, ondanks de zorgvuldige afwerking en het enthousiasme van de auteur.
____

Michaël Vandebril (2021) Op de weg van Appia. Uitgeverij Vrijdag, 64 blz. € 24,95 ISBN 9789460019692

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...