door Jeanine Hoedemakers
Wat maakt een gedicht goed
In het betere gedicht staat geen woord teveel. Het taalgebruik is beeldend, origineel en ongekunsteld, er is voldoende ruimte voor eigen interpretatie. Alles klopt in en aan het gedicht. Het verrast en overtuigt. Gelaagdheid is een belangrijk kenmerk van een goed gedicht, evenals het subtiel – of juist uitbundig – gebruik van bijv. binnenrijm of herhaling. De lengte ervan maakt niet uit. Een haiku kan je net zo beetpakken als een sonnet of een lang gedicht in de vrije vorm geschreven. Bij de eerste woorden al, voel je dat er iets in je wordt aangeraakt, het gedicht zuigt je als het ware naar binnen. Ook als je het gedicht herleest, is dit het geval. In de leesbeleving zijn variaties denkbaar. Een gedicht, dat je anders naar een mier doet kijken, is net zo geslaagd als een gedicht, dat je rechtop doet zitten of aan het neuriën kreeg.
Over smaak valt niet te twisten, wordt vaak gezegd. Ik ben de mening toegedaan, dat je elke poëzievorm kunt leren waarderen, door je er in te verdiepen. Dat neemt niet weg, dat persoonlijke voorkeuren er bij horen. Mijn vader hield vroeger absoluut niet van vis, mijn moeder juist wel dus aten we af en toe vis. Gaandeweg at mijn vader zonder vies gezicht te trekken mee. Echt ervan houden, ging hij volgens mij niet maar mijn moeders kookkunst prees hij de hemel in.
Lang geleden hoorde ik eens op de rommelmarkt een vrouw zeggen: “Je vindt hier altijd wel iets, waarvan je niet wist, dat je het miste.”
Als een gedicht je een dergelijke gevoel weet te geven, dan kun je denk ik stellen, dat je een goed gedicht las.
Jeanine Hoedemakers is dichter en recensent bij Meander.
Jurk met dichtregels (uit project Taal en Teken) en foto (c) Alja Spaan, 27 december 2007
–