door Æde de Jong
Het is makkelijker om vast te stellen wanneer een gedicht níét goed is. Net als bij het editen van een film valt het eerder op wanneer het misgaat. Het is tot op zekere hoogte subjectief of een gedicht of dichter goed is. Zo vindt Piet Gerbrandy de gedichten van Jean Pierre Rawie niet bijzonder mooi, maar vind ik ze prachtig en velen met mij. Waar kun je dus op letten?
Een ontregelend, onbegrijpelijk gedicht van Lucebert is om andere redenen goed dan een weemoedig en existentialistisch gedicht van J.C. Bloem. Vragen die ik mezelf stel om de kwaliteit van een gedicht te beoordelen, zijn de volgende. Wat wil de dichter met het gedicht bereiken, en is dat gelukt? Is het origineel of clichématig? Welke versvorm en stijl hanteert de dichter en passen die bij het gedicht? Heeft de dichter – of het gedicht – een eigen stem, of meerdere? Is de ‘boodschap’ van het gedicht vakkundig bewerkt tot iets wat ook voor de lezer te behappen is? Deze lijst is verre van uitputtend.
Het onderscheid tussen mooi en goed is van belang. Ik kan de intentie van een dichter en het gedicht dat daaruit ontstaat soms waarderen en inzien dat het gedicht ‘goed’ is. Dat wil niet zeggen dat ik het mooi vind. Dit is een logische benadering. Het begrijpen van een gedicht is daarvoor trouwens geen vereiste. Logisch gezien zegt een gedicht over ‘het zacht maken van stenen’ mij niet zoveel, maar niettemin is ‘Ik heb nooit’ van Kouwenaar een mooi gedicht.
Of ik een gedicht mooi vind, is een irrationele, gevoelsmatige kwestie, buiten het denken om. Een niveau hoger dan goed, als het ware. Een mooi gedicht klopt rationeel én gevoelsmatig en weet net als een goede film (of een goed schilderij) direct het onderbewuste aan te spreken.
Æde de Jong is recensent oa bij Meander
foto (c) Alja Spaan, still uit film over de Bergense School, Stedelijk Museum Alkmaar