Een bundel als een knock-out
door Hettie Marzak
–
–
Lees nog maar eens, er staat niet wat je dacht dat er stond: de tweede bundel van Margriet Westervaarder is niet getiteld Wiegelied, maar Wiggelied. Een wig is volgens Wikipedia ‘een metalen of houten blok, met twee schuine kanten onder een scherpe hoek, waarmee men iets kan vastklemmen of kan kloven. Hoe scherper of spitser de wig is, des te sterker de splijtwerking.’ Een wig is bedoeld om iets uit elkaar te drijven. In deze wrange bundel zijn dat de mensen in het algemeen, die niet tot elkaar kunnen komen, maar zeker geldt dat voor het gezin waarin de lyrische ik opgroeide, waar volgens de gedichten angst, eenzaamheid en dreiging haar jeugd beheersten. De wig van onbegrip en liefdeloosheid drijft het kind en de ouders uit elkaar. Geen ‘wiegelied’ dus, waarbij een kind zacht in slaap valt, maar een ‘wiggelied’, een lied van pijn, dat je met een klap wakker maakt en je nog lang uit je slaap houdt.
De foto van de witte bloemen op het omslag is vreemd: moeten ze troost bieden? Zijn ze bedoeld voor een begrafenis? Na enig zoeken op internet blijken het de kelken van de Engelentrompet te zijn, ook bekend onder de naam Brugmansia. De bloemen symboliseren waarschijnlijk door hun kleur en hun naam het onschuldige kind dat zich staande moest zien te houden in een liefdeloos gezin, waarin de uiterlijke schijn belangrijker was dan wat er zich werkelijk afspeelde.
de franje van het vloerkleed gekamd
en rond het tafelblad
met kleine krammetjes
een schrikdraad aangebracht
–
kijk niet
het beeld zou gaten branden
blijf niet, maar waag het niet
om weg te gaan
–
de maaltijd staat gereed:
hoe botter het mes
hoe scherper
Nadat over de liefdeloze jeugd van de ik-figuur verteld is, komt verderop in de bundel in vijftien gedichten een liefdesrelatie aan de orde, een liefde tussen ‘twee argeloze dieren’. Maar ook deze relatie ontaardt in geweld, dat voornamelijk van seksuele aard is. De woorden ‘bijten’, ‘snijden’, ‘rode striemen’ ‘scherp’ en ‘holbewoner’ die regelmatig opduiken in de gedichten, zeggen voldoende: ‘door bitterzoet gebeten // versnijden wij elkaar / en eten: / vlees en bloed’. Dat deze liefde geen stand hield, hoeft niet te verwonderen.
De ik keert als volwassene terug in het ouderlijk huis en probeert zich te verzoenen met een bitter verleden: de ruzies, de kilte en de verwijten hebben plaatsgemaakt voor de ouderdom en de eenzaamheid, maar de herinnering rakelt alles weer op. De ouders en het kind waren niet in staat om contact te maken, alles moest bedekt en verzwegen worden in de doorzonwoning, die ‘een arena voor drie’ was. Het kind was een teleurstelling voor de vader, aan wie dan ook een paar bijzonder vinnige en wrede gedichten zijn gewijd. De moeder komt er wat beter vanaf in een van de twee zachtzinnigere gedichten die in deze bundel staan. De volwassen ik probeert, nu ze zelf moeder en grootmoeder is, haar ouders in een ander perspectief te plaatsen en te begrijpen dat ze zich niet anders konden voordoen dan ze waren: ‘hij was ook maar hij / zij was ook maar zij / en ik, hun kind, was ook maar ik’. Ze probeert haar ouders te vergeven en in het reine te komen met haar verleden door het onder ogen te zien:
schep het mijn klare kamer in
over het vloerkleed en de stoelen
de schemerlampen
en het tikken van de klok
–
schudt ze maar leeg
de halfvergane grijze zakken
kapot gepikt
tot schaamteloze resten
–
de scherven en het gruis
verscheurde brieven, fotosnippers
oneetbaar brood
beschimmeld van het wachten
–
draag het de trappen op
en stort het in mijn bed
doordrenk desnoods
de smetteloze lakens
–
beter dan dat het weggegooid
zo buiten ligt
en ik hierbinnen onaanraakbaar wit
zit tussen levenloos behang
–
het scherpsteen pad, het distelveld
de wang die werd geslagen
en ook sloeg
alles wat weg moest en vergeten
vraag ik terug
–
om thuis te komen
Margriet Westervaarder is naast dichter ook schilder en fotograaf. Het zou meer voor de hand liggen dat ze beeldhouwster zou zijn, want haar gedichten lijken met harde klappen uit steen gehakt te zijn. Ze gebruikt nergens hoofdletters of andere interpunctie, alleen af en toe een komma; enjambementen komen niet voor in haar gedichten. De gedichten hebben geen van alle een titel en ook afdelingen ontbreken. Hard, direct en confronterend is haar taalgebruik, alsof ze de lezer onverhoeds met een natte handdoek in het gezicht slaat. Ik vind het helemaal niet erg om een kaakslag te krijgen van een gedicht, integendeel. Maar nadat deze bundel stoot op stoot op stoot heeft uitgedeeld, blijf je als lezer uitgeteld achter.
Daarom is het goed dat er ook een paar gedichten in staan waarbij je even op adem kunt komen, al moet je hier ook geen lieflijkheid of zachtheid verwachten.
ligt hier de aarde
in een vuist van vorst
–
spaaks lichaam
hoekse beet
onder de struiken gloeit
een donker vuur
–
dit is het land
dat in december ligt
wie bang is
durft hier niet te kijken
–
langs de rand van de sloot
kleurt een dode fazant
–
onder ijs
drijft de roep van een kind
Even over de tekst op de achterflap: Ingmar Heytze prijst daarin de poëzie van Westervaarder aan en vergelijkt haar met Jan Arends, Anna Świrszczyńska en ‘zelfs’ Elsa Lasker-Schüler. Van deze drie dichters ken ik er één alleen van naam, van een ander ken ik de gedichten goed en van de derde heb ik nog nooit gehoord. Wat is de zin van het noemen van deze ‘verwantschappen’? Als je een bundel mooi vindt, komt dat door de gedichten die erin staan. Als je hem niet mooi vindt, ligt dat ook aan de gedichten. Vergelijken met andere dichters helpt niet om een mening te vormen of van mening te veranderen. Als het werk van een dichter niet op zichzelf kan staan, helpt ‘namedropping’ ook niet. Margriet Westervaarder hoeft helemaal niet vergeleken te worden met een andere dichter. Ze kan haar eigen bestaansrecht in de poëzie opeisen.
____
Margriet Westervaarder (2022). Wiggelied. Uitgeverij In de Knipscheer, 78 blz. € 18,50. ISBN 9789493214750