door Rogier de Jong
Komt ons aardgas uit Groningen of uit Nederland? En is Zeeuwse poëzie Zeeuwse of Nederlandse poëzie? Dat maakt natuurlijk niet uit. Waarom dan canoniseren? Omdat de oer-Nederlandse strijd tegen het water nergens zo tot de verbeelding spreekt als in Zeeland. En dan is er ook nog het Zeeuwse licht. Deel III van een drieluik over dichters uit Zeeland.
Zoals Groningers het gelag betalen voor de gaswinning, zo zit bij de Zeeuwen de angst voor de zee er diep in. Water en land zijn een ‘archetypisch’ thema in de Zeeuwse poëzie. En dan is er nog het befaamde ‘Zeeuwse licht’ dat kunstenaars vooral in de negentiende en vroege twintigste eeuw naar Zeeland trok. Maar het Zeeuwse licht heeft ook op de Zeeuwse poëzie een schilderachtig effect gehad.
Vandaar dat Zeeland nogal wat poëten heeft voortgebracht – te veel om hier op te sommen met hun poëzie. Daarom heb ik voor deze column een kleine selectie gemaakt: J.C. van Schagen, Jacques Hamelink, André van der Veeke, Johanna Kruit, Hans Verhagen en Hans Warren. Een persoonlijke maar geen arbitraire keuze. Deze zes dichters hebben over de Zeeuwse thema’s geschreven op een manier die ver boven NAP uitsteekt.
De eerste twee afleveringen van dit drieluik gingen over J.C. van Schagen, Jacques Hamelink, André van der Veeke en Johanna Kruit.
Wat zou een column over de Zeeuwse canon zijn zonder Hans Verhagen (1939-2020)? Deze zoon van een Vlissingse notaris, tevens bestuurslid van de Vrijzinnig Hervormde Kerk, kwam na een eerste bekering tot de Nieuwe Zakelijkheid (Rozen & Motoren, 1963, Sterren, cirkels, bellen, 1967) met het neoromantische Duizenden Zonsondergangen (De Bezige Bij, 1971) waarin de aan zee opgegroeide Zeeuw de tegenstellingen in zichzelf op een spirituele manier probeerde te overbruggen. Ook bij hem zijn het water en de kust nooit veraf, al weer je nooit waartegen de dichter nu weer worstelt en of hij ooit boven zal komen. Verhagens poëzie kan als de zee woest tekeergaan of ingetogen en devoot kabbelen in haar betekenislagen. Toen ik voor deze column zijn verzameld werk ‘Eeuwige vlam’ weer eens doornam, werd ik opnieuw getroffen door de eigenzinnige kracht van zijn taal. Het volgende gedicht komt uit Rozen & Motoren en kondigt, vooral in strofe vier, de omslag naar de lyriek van Duizenden Zonsondergangen al aan – een lyriek die hij nooit helemaal meer zou prijsgeven:
Een zout gedicht
1
Een Spanjaard zonder nootmuskaat
is niet te eten,
een Noorman zonder inundatie
ondrinkbaar.
2
Over mijn gescheurde mond jaagt de
Noordzee,
het wier woekert in mijn oorschelp,
ik prevel tevergeefs
mijn aangespoelde woorden, zwaar
van traan,
in het asbest van mijn adem komen
scheuren –
3
Aangenomen dat een dijkbreuk
niet de aangewezen weg is
om te wateren
eb ik langzaam af.
Een eenzame, bestofte vis
aait mijn natte lettergrepen
tot een zout gedicht zonder bomen.
4
Tussen voeten en hoed blijft hij
nu zijn eigen groei getrouw
en dat is goed. Maar daaronder
loopt het leven van hem weg.
Ik eindig deze column met twee gedichten van de ‘aartsvader’ van de Zeeuwse letteren Hans Warren (1921-2001). De in Borssele geboren Warren is vooral bekend geworden door zijn ‘Geheime dagboeken’, maar hij schreef ook veel dichtbundels, die hem echter nooit de erkenning bezorgden waarop hij hoopte. De kritiek typeerde zijn poëzie als ‘charmant, maar niet overrompelend’. Het door mij gekozen gedicht Thuiskeer in Zeeland is inderdaad charmant, en misschien meer dan dat: de provincie wordt romantisch en zinnelijk bezongen als een geliefde:
Thuiskeer in Zeeland
Hart van mijn land ik ben terug
in ’t waaien van uw volle zomer,
lig lui en languit op mijn rug,
weer thuis en nog dezelfde dromer
Ver als de blik gaat, ver als wolken
ruisen de popels ijl en licht;
als water koeren duiven onder
het bloesemdek van uw gezicht.
Ik ben terug, ik lig te rusten
in ’t bruidsbed van uw welig kruid
en luister: nooit was ik bewuster
van onze eenheid van geluid.
’t Vernis van licht om alle halmen,
het boomscherm dat de einder sluit,
de klokken, wier verwaaiend galmen
tegen de zilte hemel stuit –
klank, geur en kleur, zinlijk herkennen:
de karper op de waterplas,
het hooi, zingende zeeuwse stemmen,
de zoete bonen, ’t prille vlas –
Ik lig, ik ben terug, ik droom
uw dromen in een blijde schemer;
ik werd weer kind, ik werd een boom,
een plant, een lied, een stukje hemel.
Warren kon niet alleen dichten, hij vertaalde ook poëzie – en hoe. De essayist Vincent Hunink schrijft in ‘Ons Erfdeel’ (2003): ‘Waar Warren als dichter op zijn best is, laten de gedichten zich zonder verdere toelichtingen of context lezen. […] Warrens hoogste prestatie […] is misschien […] de vertaling van de Griekse dichter Kaváfis (1863-1933), die hij samen met Mario Molegraaf maakte. [Hier] bereikt Warren een concentratie en kracht die in zijn eigen werk maar zelden gehaald wordt’.
Morgenzee
Laat ik hier gaan staan. En laat ook ik even
de natuur aanschouwen. Het vonkende azuur
van morgenzee en wolkeloze hemel, een gele kust:
alles overgoten door een groot, mooi licht.
Laat ik hier gaan staan. En me wijsmaken dat ik dit zie.
Ik zag het werkelijk het eerste moment toen ik bleef staan
en niet ook hier mijn fantasieën,
mijn herinneringen, de droombeelden van de wellust.
***
‘Naar volledigheid strevende’ canon van Zeeuwse dichters
Aschwin van den Abeele, Wil Abeleven-Labberton, Theo van Ameide, Antje Ball, Ira Bart, Martien Beversluis, Marie Boddaert, Joan Bohl, P.C. Boutens, Tijs van Bragt, Leo van Breen, Stefaan van den Bremt, Will van Broekhoven, Jorien Brugmans, Peter Bulthuis, Joop Buma, Sandra Burgers, Emma Burns, Anna de Bruyckere, Jan Campert, Jacob Cats, Emma Crebolder, Carline Dekker, Aukje Tjitske Dieleman, F. van Dixhoorn, Marcel van den Driest, Jan H.Eekhout, Jan G. Elburg, Rini Fenijn, Rinus Ferdinandusse, Dinie Sophie Fintelman, Marko Fondse, Kees Francke, Laurens Geerse, Willem de Geus, Jan Gin, Jan M. Goerée, Ingeborg Haalboom, Jacques Hamelink, F.W. Heerikhuizen, Kees Hermis, Rob van Hese, Willem Hessels, Melis van den Hoek, Adriaen Hoffer, Wim Hofman, George ter Horst, Roel Houwink, Michiel Huisman, Meindert Inderwisch, Wim Jansen, Kees Jiskoot, Neeltje Zoetje Jobse, Martien J.G. de Jong, Rogier de Jong, Herman Kakebeeke, Jan Peter Kakebeeke, Angenita C. Klooster, Peter Knipmeijer, Marcel Koopman, Juul Kortekaas, Anton van Kraaij, Johanna Kruit, Jan B. Kuipers, Eric van Laere, Henriette Labberton-Drabbe, Ed Leeflang, Karel Leeftink, Elma Lindenbergh-van Wuijckhuijse, Henri Looymans, Pieter Louwerse, Anne-Marie Maartens, Johan Meesters, Frans Mink, Ingo de Moor, Yvon Né, Bert Nuver, Geert van Oorschot, Michael van Oostende, Andreas Oosthoek, Frank van Pamelen, Dieuwke Parlevliet, Ester Naomi Perquin, Albert Plaschaert, D.A. Poldermans, Theo Raats, Leo Ross, J.C. van Schagen, Carel Scharten, Anneke Schenk, Annie M.G. Schmidt, Thom Schrijer, Jan van Seters, Peter Simpelaar, Jos Steegstra, Guus Valleide, André van der Veeke, Hans Verhagen, Raymond van de Ven, A. Viruly, Lou Vleugelhof, Willem van Vliet, Jan Versluys, Jacob Vreeken, Yvonne Wagenaer, Hans Warren, Karel Wasch, Aleid Wensink, Chawwa Wijnberg, Helma Wolf-Catz en Jan Zwemer.
Verantwoording:
- C. van Schagen: ‘Narrenwijsheid’ (1925) – Uitgeverij Querido (zesde druk, 1971)
- Jacques Hamelink: ‘Solituden, songs’ (2020) – Uitgeverij Querido
- André van der Veeke: ‘Het schuimspoor van het onbereikbare (2021) – Uitgeverij Liverse
- Johanna Kruit: ‘Voorheen te Orisande’ (1986) – Uitgeverij Thomas Rap
- Hans Warren: ‘Verzamelde Gedichten’ (2002) – Uitgeverij Bert Bakker
- Hans Warren en Mario Molegraaf (vertaling): K.P. Kaváfis: ‘Gedichten’ (2002) – Uitgeverij Bert Bakker
Foto: © AbsoluteFacts.com
–