LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Pim Torn

1 jun, 2023

‘een gedicht hoeft geen vredig slaapliedje te zijn’

door Alja Spaan

Pim Torn (Gouda, 2001) studeert psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en schrijft poëzie. Hij won de tweede plaats in De Gedichtenwedstrijd dit jaar.

foto © Martin Torn

 

Gefeliciteerd met de 2e prijs in De Gedichtenwedstrijd. Hoe was het om je naam te horen?
Het voelde superonwerkelijk. Net voor de uitreiking had ik nog even snel de top-100-bundel doorgebladerd, toen verloor ik eigenlijk al alle hoop. Er zaten zoveel goeie dingen tussen. Veel gedichten bleken ook te gaan over seksualiteit en vrouw-zijn, bijvoorbeeld Twee Meisjes van Hanna De Grave Loyson, De blikken man bleek ook seks te hebben van Trijntje van de Wouw en “Toevallig” van Rosa Willemijn Vlogman. Alle drie heel sterk en eigenzinnig en wat mij betrof serieuze kanshebbers. In de laatste komt trouwens ook nog een blowjob voorbij, dat was pas echte concurrentie.

Op de site van Bookscout lezen we dat je al op jonge leeftijd je liefde voor schrijven ontdekte. Al op je twaalfde maakte je een verhaal dat niet veel later je eerste detectiveroman werd. Groeide je op in zo’n inspirerende omgeving?
Ik was al bang dat die detectiveroman me zou achtervolgen. Ik schreef ‘m heel lang geleden en dacht destijds dat het heel goed was. Nu staat het voor altijd op het internet. Wat de inspirerende omgeving betreft moet ik meteen aan mijn oom denken, Kees Torn, cabaretier en grootmeester van de Nederlandstalige light verse, in de voetstappen van Drs. P. Ik heb altijd heel erg naar hem opgekeken. Weinigen kunnen onze taal zo moeiteloos en ingenieus naar hun hand zetten. Als kind luisterde ik vaak naar opnames van z’n theatervoorstellingen (zonder er veel van te begrijpen; het publiek begon af en toe gewoon opeens te lachen). Veel van z’n liedjes kende ik uit m’n hoofd. Hij leeft nogal teruggetrokken en heeft altijd een gezonde hekel aan kinderen gehad, maar sinds ik wat ouder ben spreek ik hem af en toe aan de telefoon. Het voelt dan een beetje alsof ik met een celebrity praat.

Een paar jaar geleden was je dé grote verrassing van het Stadsdichtersgala waar je de eer van Gouda als winnaar van het Gouwe Ticket met verve verdedigde. In het interview daarover roem je je docent Nederlands die elke week een gedicht uitkoos waarop haar studenten een kort verhaal moesten maken. Wat is het verschil tussen proza en poëzie?
Toen ik de prijs van de Gedichtenwedstrijd in ontvangst nam zei ik dat ik nog nooit iets had gewonnen. Het Gouwe Ticket was ik in alle enthousiasme vergeten, haha. Je kan natuurlijk eindeloos discussiëren over het verschil tussen proza en poëzie, vooral als het gaat om hedendaagse poëzie, maar wat mij betreft is het een kunstmatig onderscheid; een tekst is poëzie als de lezer de tekst leest als poëzie. Je kunt zoveel betekenis aan iets toekennen als je zelf wilt. Sommige mensen zien teksten op reclameborden of melkpakken als tekenen van God of het universum. Je zou kunnen zeggen dat dat de meest poëtische mensen zijn.

Je ontmoette een hele community aan dichters in Gouda. Bespreken jullie je eigen werk?
Sinds ik meer ben gaan dichten ontdekte ik inderdaad dat er een hele levendige gemeenschap van dichters in Gouda is. Geregeld worden er bijeenkomsten en open podia georganiseerd. Sinds ik me daarin heb gemengd, merk ik dat ik ontzettend ben gegroeid als dichter en performer, niet alleen door de reacties en vragen die je krijgt, maar ook gewoon door op een podium te staan. Iedereen met poëtische ambities raad ik aan om te onderzoeken wat er in de buurt wordt georganiseerd, al is het maar om gewoon een keer te luisteren naar wat andere dichters te zeggen hebben.

Word je stadsdichter van Gouda?
Ik denk dat er mensen zijn die dichter bij de stad staan en daar met veel enthousiasme over kunnen dichten. Door alle poëtische evenementen in Gouda ben ik me de laatste tijd wel meer een Gouwenaar gaan voelen, dus wie weet.

Ben je beïnvloed door bepaalde dichters?
De dichter die de grootste invloed heeft gehad op mijn manier van schrijven en denken over poëzie is Delphine Lecompte. Er ging een wereld voor me open toen ik haar voor het eerst las. Ik werd me bewust van de ongelofelijke vrijheid die poëzie biedt of kan bieden. Je mag over alles schrijven, heb ik van haar geleerd. Dat valt niet altijd in goede aarde bij het publiek. Maar je hoeft de lezer niet zachtjes in te stoppen, een gedicht hoeft geen vredig slaapliedje te zijn. Het mag ook een liedje zijn over pedofiele tuinmannen of een onbestaanbare broodrooster, en je mag de lezer best wel even wakker laten liggen. Lecompte is een soort koortsige toverkol en ik wil ook graag een soort koortsige toverkol zijn.

Oudgriekse dialecten

I

Er is een feest vannacht waar ik niet kan zijn.
Te druk ben ik met het bevestigen
van mijn kinderschaatsen.
Een student klassieke talen heeft mijn grote tenen
afgezaagd zodat ze kunnen passen,
dat deed hij gratis

want hij is mijn loverboy. In de zomer
is het meer één groot wak, zegt hij,
je moet dus extra voorzichtig zijn.
Mijn loverboy is een slappeling,
ik neem het hem niet kwalijk.

Nu bind ik mijn veters vast
en wordt er op het feest bijna poedelnaakt gedanst.
Op deze afstand lijken de mensen verzonnen
maar daarom niet minder bang

dat de kleren straks weer aanmoeten
en dat ze dan niet meer weten welke kleren bij wie horen.
Hou je van me? vraag ik aan mijn loverboy
voordat ik het meer op ga.
Hij antwoordt in een Oudgrieks dialect
om indruk op me te maken.
Ik corrigeer hem niet want ik ben in een feeststemming.
Daar heb ik vannacht geen feest voor nodig.

Het water komt tot mijn tepelhoven.
Mijn loverboy staat aan de kant
en kijkt naar me alsof ik de slappeling ben.
Hij heeft zijn schoenen aan
maar ik zie dat hij twaalf tenen heeft.

II

Vandaag wil ik een jongen zijn en morgen
waarschijnlijk ook.
Een student klassieke talen snij ik de penis af,
niet omdat ik hem een penis misgun
of denk dat ik meer recht heb op een penis dan hij
maar omdat hij mijn wanbetaler is.

Ik blijf stukjes van hem afsnijden tot hij betaalt.
Hij betaalt in Transnistrische roebels.
Op een vakantie in Transnistrië had hij de liefde
gevonden en gewenst Russisch te spreken
in plaats van veertien Oudgriekse dialecten.

Er waren soldaten die hem niet verstonden.
Dat ze zich aan zijn geliefde vergrepen in een pantserwagen
kwam voort uit miscommunicatie,
hij nam het hen niet kwalijk.

Ik stop de Transnistrische roebels in een koffer
en lieg dat ik graag eens terugkom
om te horen hoe het verhaal afloopt.
‘s Nachts droom ik dat ik consensuele seks heb
met de student klassieke talen in een pantserwagen.
Er is een penis in het spel die van mij is.
Ik ben hem veel geld verschuldigd.

 

Wat vind je van het wereldje waarin je je nu begeeft? Wat levert de prijs in De Gedichtenwedstrijd je op?
Er zijn een hoop jonge en enthousiaste dichters in Nederland en België. Daar heb ik er door de wedstrijd een aantal van ontmoet. Ik zou best wel een keer wat gedichten willen publiceren, het zou leuk zijn als het winnen van deze prijs daarbij kan helpen. Maar als dat niet lukt, is het ook prima. Er is niet bepaald een tekort aan dichters die graag hun werk met de wereld willen delen en het verdienen om gezien en gelezen te worden, en het winnen van de prijs is op zichzelf al fantastisch. Ik ben voorlopig tevreden.

Al genoeg materiaal voor een bundel?
Ik heb ongeveer twintig gedichten die ik goed genoeg vind. Hoe meer je leest en schrijft, hoe kritischer je wordt over je eigen werk. Wel merk ik steeds meer in welke stijl ik het fijn vind om te schrijven. Daar ben ik al heel blij mee.

 

Dit is mijn lichaam

Op het strand aten we ijs
en ik zag Jezus als eerste, bloot
op een opblaaskrokodil.
Thuis lieten we de krokodil leeglopen. Zo,
die tijd was voorbij, van nu af aan
waren we serieuze mensen met kleren aan,
van nu af aan

raakten we niet in paniek bij kortsluiting
of het vallen van de avond, we staken kaarsen aan
en niets vloog in de fik, we baden hardop
tegen aardkanker en kinderbevingen
maar niemand lette op, te verliefd waren we en ja
ook verliefd-zijn is een serieuze zaak en ja
Jezus was van ons allemaal

maar vooral van mij. Ik zei
dat hij zijn tong meer moest gebruiken,
ik wil een ratelslang in bed, geen naaktslak die grient
omdat hij een huisje mist.

Later werd ik wakker, het was donker nog,
er was een haan die kraaide,
op de gang blies Jezus zijn krokodil weer op.

 

 

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...