Frederik De Cock (Gent, 1973) werkt als ICT-verantwoordelijke in de luchtvaartsector. Hij volgde de opleiding Poëzie aan de SchrijversAcademie te Antwerpen is actief als poëziecriticus bij het digitale cultuurtijdschrift Streven Vrijplaats. Eerder publiceerde hij samen met Daniël Billiet en Goedele Horemans de bloemlezing Hellebosch, zoals alleen een eik kan kijken met gedichten en korte verhalen van deelnemers aan de jaarlijkse Poetry Summer Academy, georganiseerd door Creatief Schrijven.
–
Geen boek neem ik nog ter hand,
bloemen lees ik lang niet meer,
of rozenkrans,
–
ik heb alleen oog voor de goudvis
en het laatste licht dat danst
–
in de kamer, volg de sluierstaart
die over het nachtkastje trekt
als een kaper op stil water,
–
zo lig ik daar – zijdelings gedraaid,
grondelend in gedachten,
–
in de hoop dat vannacht
boven kiezelsteen en zilverzand
–
de vissen zullen wuiven
naar elkaar, ieder aan hun zijde
–
van het onbewogen ledikant.
–
Ik had het licht zien breken
in je bedoeïenenogen,
zwierf door de dagen
achter een zuil van zand.
–
Terwijl hele kuddes aten
uit je hand, dacht ik
verwaaide nomade, je te paaien
met een woestijnroos.
–
Je lachte je tanden bloot
en liet me weten wat ik was:
lucht in je oase.
–
Omfloerst en beducht om te butsen
raap je, gehurkt in gedachten
de voorbije zomer bijeen: je grijpt
naar het kleuren van vruchten,
de onvoorwaardelijke samenhang,
het genot geplukt te worden.
–
Maar de wind is gekeerd en de herfst
kan je stemming niet luchten.
Een esdoorn vat vlam, een laagstam
weet zijn appels tot pulp
en kastanjes liggen als kraaienpoten
op het sintelpad.
–
Het is de tijd van het jaar en best oké
om je een beetje hark te voelen.
–
Vertel, wie gaat er je wandel na,
welke vos rooft al je kippen,
welke schurk legt straks de nacht
als een stroptouw om je hals?