LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jan Lauwereyns – Zombie zoekt zielgeno(o)t

12 jul, 2023

De glorie van het lijden

door Æde de Jong




De bundel Zombie zoekt zielgeno(o)t is van meet af aan van de dood doortrokken. En toch gaat het leven ook door, want een zombie is immers een dood lichaam dat door een zeker onheil nog beweegt en functioneert, en in de bundel van Lauwereyns ook denkt. Zo zegt hij in het derde gedicht ‘Kerkhofgast’: ‘Ik denk, ik ben / redelijk zeker dat ik niet weet / waar ik stierf.’ Gelukkig komen we dat in het gedicht erna al te weten, wanneer de zombie ons vertelt wat de autopsie uitwees.

Soms heb je het gevoel dat er te naarstig geprobeerd is om poëzie te schrijven. Er worden vrij alledaagse observaties gedaan, die die alledaagsheid niet kunnen overstijgen. Het is dan ook weinig bemoedigend als een bundel met zulke regels opent:

Ik hoor een kleine koekoek.
De kleine koekoek.
(…)
Nog één.

Ze fluiten naar elkaar.

Misschien een koppeltje.

Hier heeft geen enkele lezer een boodschap aan. Een zelfde soort fletse regels vinden we in een gedicht over douchen, dat – dat is dan wel weer goed gevonden – ‘Dode sneeuw’ heet. Hieronder het hele gedicht, zodat u zelf kunt oordelen:

Ik, nu, neem een douche.

Ik, nu, ben het lichaam aan het lezen met water
zonder zout.

Water, water, water
water, water,

om in te verdrinken,

schijnt de hele midzomerdag,
de hele midzomernacht op deze huid,

waarom, waarom
zo lekker.

Als we ervan uitgaan dat een dichter meer gedichten schrijft dan hij bundelt, dan is het mij een raadsel waarom dit gedicht de bundel gehaald heeft.

In het gedicht ‘Laat slapende lijken liggen’ gooit Lauwereyns het over een heel andere boeg: ‘Het grote en het kleine / zijn vervat in je mond. // De zon en maan harmoniseren.’ Hier wordt vreselijk hard geprobeerd dichterlijk over te komen, maar dat is (wat mij betreft) mislukt. Er wordt wel met durf gedicht, want over seks schrijven is niet makkelijk. Het wordt snel plat, onsmakelijk of tenenkrommend. In ‘La horde’ beschrijft Lauwereyns het zo: ‘Middernacht gespte mijn riem los. / Aangezien je toch in onze slaapkamer bent.’ Later, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Bloedkwantum’, wordt het veel plastischer beschreven en wordt het een beetje goor. Misschien was dat wel de bedoeling.

In de afdeling ‘Ik heb je liever dan bloed’ haalt Lauwereyns zijn inspiratie uit andere dichters, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Buddingh’-Hanlo-Vroman-Arends-Lodeizen’, waarin hij de Blauwbilgorgel van C. Buddingh’ ten tonele voert: ‘De blauwbilgorgel was niet kwak of kwezidon, sprak Zombie’. In ‘Schmidt-Rodenko-Lucebert-Claus-Vasalis’ wordt het leed van de zombie, zoals samengevat in de titel, als volgt uiteengezet: ‘(…) weer gaat de wereld als een meisjeskamer dicht, / waar is mijn zielgeno(o)t behalve op de verkeerde plek’. Ergens in het gedicht, in een zin die niet tot een conclusie komt en dus moeilijk citeerbaar is, zit nog een knikje naar Lucebert verstopt: ‘(…) ik tracht, / beweerde Zombie, op poëtische wijze, dat wil zeggen, de taal // in haar schoonheid, mijn heidens altaar (…)’. En dat is een nobel streven, maar of het gelukt is, is een tweede.

Zo gaat het door in deze afdeling. In Nederland wereldberoemde regels van Buddingh’, Lucebert, maar ook Kopland, worden door de zombie verhaspeld: ‘Niets kan ik verdragen, het verrotten van botten, ineenzakkende // orchideeën, alleen jonge rijsthalmen op deze eenentwintigste juli, / net geplant, slap nog, pootjebadend (…).’

Meerdere keren woorden herhalen, zoals het water en de koekoek in bovenstaande gedichten, is een trucje dat vaker in de bundel voorkomt. Dit moet een poëtisch effect teweegbrengen, maar het is precies dat: een trucje. De overige poëzie is van dusdanige kwaliteit dat die zich niet door zulke foefjes op laat krikken. Ze hebben eerder een negatief effect op de poëzie. Dat geldt ook voor de observaties van de alledaagse dingen, waar bijvoorbeeld de poëzie van Mattijs Deraedt om draait. Waar dat bij Deraedt tot verrassende poëzie kan leiden, komt het hier totaal niet uit de verf. Het blijft alledaagsheid die alledaags verwoord wordt. Als je afgebroken regels in proza achter elkaar zou zetten, zou er voortkabbelend proza overblijven, dat je soms met bijna plaatsvervangende schaamte leest. De woorden komen maar zelden tot leven, en wat dat betreft is het thema goed gekozen.
____

Jan Lauwereyns (2023). Zombie zoekt zielgeno(o)t. Koppernik, 72 blz. € 19,50. ISBN 9789083295596

     Andere berichten

Marc Terreur – Ondersteboven

Kabbelend water door Hettie Marzak - - De titel van deze debuutbundel, Ondersteboven, is op zijn kop afgedrukt en gaat vergezeld van een...

Anke Senden – Gezwommen worden

Anke Senden – Gezwommen worden

De zee zwemt verder in de dichter door Tom Veys - - In de debuutbundel Gezwommen worden waaiert zich een speelveld uit, waarin leesrijke...