Poëticale meesterproef
door Kamiel Choi
–
Wat het begin kan zijn
omdat ik niets anders weet
waarvan meer wegen gaan naar wat het meest als dit is,
want het eerste zeggen hoe verder is
dat ik het begin kan herhalen in plaats van wat ik nog niet weet.
–
(blz. 5)
Daarmee opent de nieuwe bundel van Nachoem Wijnberg, en daarmee is de toon direct gezet. Poëzie schrijven die niet alleen over poëzie gaat, maar pretendeert de werking van poëzie te verklaren is een buitengewoon ambitieus project. Wijnberg is een dichter van het kaliber dat dit geloofwaardig maakt. In Hoe het werkt gaat hij volgens de achterflap ‘methodisch te werk’ en probeert hij ‘tot antwoorden te komen, en in woorden te vatten wat vaak intuïtief wordt aangevoeld, of omschreven.’ De achterflap vraagt ‘Hoe werkt poëzie nu eigenlijk precies?’ De overtollige woordjes: ‘nu’, ‘eigenlijk’ en ‘precies’ verraden dat de flaptekst niet door de dichter zelf is geschreven. Die is ontzettend nauwkeurig en schrijft geen woord teveel.
Hoe het werkt is abstracte poëzie over poëzie die de grammatica tart en een zeer diepzinnige indruk wekt zonder ‘helder en welonderscheiden’ een idee te presenteren. Daarmee behoedt deze poëzie zich ervoor, dat zij de schijn wekt helder te zijn, maar laadt tevens de verdenking van willekeur op zich. Bovenstaande openingsregels lijken te zeggen dat poëzie begint met wat ons het meest vertrouwd is en dat kunst begint met onszelf dicteren wat ons het meest vertrouwd is. Wijnberg vervolgt:
van het begin en het einde
als wat het makkelijkst herhaald kan worden
omdat één in het midden als vergeten is.
Ik begrijp er geen sikkepit van. Ik voel mezelf voor deze poëzie niet genoeg taalkundig onderlegd, en die indruk had ik op bijna iedere bladzijde van deze bundel. Als recensent kun je dan doen alsof je het spelletje doorziet en de dichter afkraken vanwege zijn onbegrijpelijkheid, maar dat vind ik te goedkoop. Dit is poëzie die juist door de gekmakende complexiteit – de rook komt bijkans uit je oren – kan fascineren. Dat poëzie kan verleiden tot zulke extreme emoties illustreert in ieder geval dat zij werkt. Misschien dat meer pientere lezers de verklaring van die werking kunnen volgen.
Hoe het werkt is een wetenschappelijke beschouwing van poëzie met poëtische middelen. De ruim honderd gedichten op evenzovele pagina’s zijn duidelijk als poëzie te herkennen door de regelafbraak en de inspringing van blokken van meerdere regels, waardoor de poëtische bouwsels lijken op brutalistische architectuur.
Wat is het gevolg van het opheffen van de grens tussen het onderzochte en de neerslag van het onderzoek? Het maakt deze poëzie uitdagend. Vaak is zij ondoorgrondelijk Wanneer de indruk van extreme precisie gepaard gaat met ongrammaticale zinnen die we moeizaam ontleden, krijg ik als lezer het gevoel dat deze poëzie voor mij te hoog gegrepen is. De gedichten lijken veel op elkaar (sommige hebben een identieke titel) en beschrijven aspecten van het ‘werken’ van poëzie zoals de schrijver en de lezer ervan dit ervaren. We stellen ons de dichter voor die, zittend in zijn kamer (of lopend, of dansend!), zo nauwkeurig mogelijk opschrijft wat er in zijn geest gebeurt. Meestal leidt dit tot lange cryptische zinnen die in meerdere regels zijn gehakt, tot gedichten in raadselen over afbeelden, vertalen, achtergrond en voorgrond, abstractie, einde en begin, enzovoorts. Soms schetst een gedicht een concreter beeld dat ‘blijft hangen’, zoals in ‘Masker’ (blz. 40):
zeggen de overburen,
als het aan de buitenmuur hangt. Zoals theater begon toen een klein theater
———–zich overgaf en wie vrij waren
———–mochten weg in de kleren die ze aanhadden
———–en al het andere lieten ze achter,
———–ook die niet vrij waren,
———–die één uur, hoogstens twee, bleven wachten.
Door op een nog zacht gezicht te leggen
wat sneller hard wordt en dát afbeeldt, zoals wie ergens ingestuurd kan,
ook alsof ik die van achteren verder moet duwen
en richtingen ineenvouwen. Het tegenovergestelde van
———–een gezichtsmasker op het achterhoofd,
———–zoals om wie achter mij aan komt een moment
———–stil te laten staan nadat die al in diens aanloop was?
Je ziet Nachoem wegrennen over de stoep met een gek masker op zijn achterhoofd, dat de achtervolger (ook een dichter, met een kek baardje en een rare grijns) even afschrikt. Daarin ligt zoveel besloten: de richting van het rennen, de hoedanigheid van het masker zelf die wordt afgebeeld. Dit gedicht heeft, op mij, dus gewerkt.
Wat opvalt is het woordje ‘dát’. Het versterkende accent komt een paar keer terug in de bundel, zoals in het slotgedicht: ‘(…) en poëzie zegt ook hoe dít werkt en muziek / verdedigt het einde.’ (blz. 112). Het lijkt de uitzonderingspositie van poëzie dat zij al het zegbare kan zeggen, al leidt dit niet tot heldere begrippen: Hoe het werkt is geen handleiding maar een uitweiding (Ausweitung) van onze begripshorizon, waartoe we de taal en de begrippen in staat achten. Het toont een een intuïtief begrip van dingen die wel zegbaar zijn, maar niet begrijpelijk op de manier die we gewend zijn. Anders uitgedrukt: begrippelijk is een ruimere categorie dan begrijpelijk.
of het einde de verdediging, wat laat zien
dat er altijd nog een einde is dat niet verdedigd kan worden
zonder verder te gaan.
Kun je van binnenuit beschrijven ‘hoe het werkt’? In poëzie kun je beter over poëzie reflecteren dan in muziek over muziek. Ze is bij uitstek geschikt voor reflexieve kunst en het resultaat is vanzelf (wanneer het er eenmaal als poëzie uitziet) ook poëzie. We kunnen over alles schrijven, en daar dan weer over. Dat is nogal wiedes. Misschien moet je veel meer tijd aan de bundel besteden dan ik ervoor heb uitgetrokken. Ik vond de bundel niet zo aangenaam om te lezen, maar hij is onironisch (hoe werkt onironie?) razend knap, en er staan ook hele mooie regels in, die als mooie plantjes opspringen tussen het kale beton van de brutalistische architectuur: ‘Ze komen naar elkaar toe, alsof ze samen / het laken van een groot bed opvouwen’ (blz. 10).
Misschien is het is de babbelzucht van niet kunnen ophouden met praten over poëzie. Op zich vind ik dat sympathiek: poëzie is zo ook een oproep om altijd in gesprek te blijven. Daarom geef ik de dichter het laatste woord:
uitgeschreven, uitgevoerd te worden, en zelfs een leegte
verschilt van een leegte in wat de laatste richting was
voordat ze leeg werden (de leegte waarvan tijd
de laatste richting was
is voor muziek). Ik kan zeggen dat wat werkt
———–de optelsom van alle mogelijke wegen daarheen is,
———–waaruit genoeg wegen af te leiden zijn
———–om een gedicht op te delen en uit elkaar te halen
———–en weer in elkaar te zetten,
———–als om meer zeker te zijn dat het straks nog werkt,
———–maar ik wil enkel meer kunnen zeggen
———–over hoe het werkt.
–
(…)
–
(blz. 112)
____
Nachoem Wijnberg (2023) – Hoe het werkt. Uitgeverij Pluim, 116 blz. € 24,99. ISBN 9789493304581