LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Wie zit er achter het podium (6)?

7 mrt, 2024

Houden van poëzie zorgt ervoor dat je een beter mens wordt.

door Monique Wilmer-Leegwater

 


foto © Kyrke Otto

Willemijn van den Geest (1988) is dichter en schrijver en woont in Nijmegen. Haar werk werd o.a. gepubliceerd in Het Liegend Konijn, Deus ex Machina en Kluger Hans. Daarnaast is Willemijn vrijwilliger voor het Poëziecentrum Nijmegen en organiseert daar onder meer het maandelijkse open podium en de onlangs gestarte leesgroep Het Betere Werk.

foto © Joost van Berkel

Wim van Til (1955), dichter, docent schrijven en oprichter-coördinator van het Poëziecentum Nederland. Publiceerde o.a. Sleutelhouder (verzamelde gedichten 1979-1999), Omwegen (2010) en uiteindelijk (2020). Stelde diverse bloemlezingen en een aantal albi amicorum samen. Hij is bedenker en uitvoerder van de formule Ontmoet de dichter … (2006-heden, 2 uurs gesprekken met dichters, tot en met maart 2024: 175 dichters), recensent voor de Auteur, verenigingsblad Vlaamse auteurs.
Vanaf januari 2018 presenteert hij maandelijks voor het PcN Lunchpauze poëzie, een gesproken recensierubriek.

Wim, je bent oprichter van het Poëziecentrum Nederland dat gevestigd is in Nijmegen. Het centrum is een studie- en documentatiecentrum voor moderne Nederlandstalige poëzie en omvat ruim 17.000 bundels, vele bloemlezingen, vertaalde poëzie en een uitgebreid knipselarchief met recensies, besprekingen, interviews en geschreven portretten van dichters en secundaire literatuur. Toen ik je vroeg voor dit interview kwam je eigenlijk meteen terug met de opmerking dat je er ook graag iemand anders bij wilde betrekken, namelijk Willemijn van den Geest. Hoe belangrijk zijn andere vrijwilligers voor het podium van het Poëziecentrum en waarom?
Zonder de vrijwilligers zou het Poëziecentrum niet in deze vorm kunnen bestaan. Hun inzet waarborgt de continuïteit, de toegankelijkheid van het centrum en de activiteiten die het centrum ontwikkelt. We hebben ongeveer dertig vrijwilligers die zich op verschillende wijzen inzetten voor het PcN. Denk daarbij aan publiciteit, het organiseren van activiteiten, maar ook het zorgdragen voor de collectie (een belangrijk onderdeel van het Poëziecentrum) en bijvoorbeeld digitale archivering. Vrijwilligers moeten de erkenning krijgen die ze verdienen en het Poëziecentrum moet niet afhankelijk zijn van mij maar van vrijwilligers die zo betrokken kunnen zijn als ze zelf willen.

Wat onderscheidt jouw podium van dat van een ander?
Volgens mij zijn wij het enige podium waarbij je een dichter gedurende twee en een half uur kunt horen over zijn/haar/hun werk, thema’s en achtergronden. Op andere plekken zie je niet snel dat op structurele basis, elke maand, zo’n lang diepte-interview kan plaatsvinden. Verder onderscheiden wij ons natuurlijk met name door de grote collectie poëzie die zich in het centrum bevindt: 20.000 poëziebundels, bloemlezingen, essaybundels en andere achtergrondwerken over poëzie.

Welk optreden is je bijgebleven?
Er is niet één optreden dat in het bijzonder is bijgebleven, elke aflevering heeft zijn eigen charme. Sommige zijn ontzettend intiem waardoor je heel dicht bij de dichter en diens werk kan komen. Soms is het voor dichters zelf ook een moment om dieper op hun eigen werk te reflecteren. Dat kan tot mooie inzichten leiden.

Denk je dat de locatie van invloed is op de opkomst?
Het Poëziecentrum is een aparte enclave in de bibliotheek van Nijmegen en het heeft daardoor een heel eigen karakter, een plek waar echt iets anders gebeurt. Daardoor is het uitnodigend en tegelijkertijd geborgen. Die sfeer kan iets bijzonders teweegbrengen tijdens optredens of bijeenkomsten. Iets dat je bijvoorbeeld minder hebt in een regulier zaaltje met een podium en een microfoon.

Als ik het goed heb doe jij dit al bijna 24 jaar. Gaat het nooit vervelen om zo met poëzie bezig te zijn? Wat drijft jou?
Het PcN bestaat 25 jaar in 2025 maar daarvoor sluimerde er al langer een centrum voor poëzie, namelijk in Wim zijn garage. Toen werden er ook al cursussen georganiseerd, en er werden bloemlezingen en interviews voorbereid. Wat we fascinerend vinden aan poëzie is, dat je met woorden een wereld kan schetsen of een gevoel kan weergeven dat anderen raakt en ook aanzet tot meer lezen en genieten. Gedichten zijn voor kortstondig geluk, poëzie is voor de langere adem, voor het leven eigenlijk. Houden van poëzie zorgt ervoor dat je een beter mens wordt. Het zorgt voor verwondering en houdt je nieuwsgierig. Dit zijn belangrijke elementen voor het leiden van een zinvol leven.

Hoe vind je de tijd hiervoor?
Hoe vinden we de tijd hiervoor? Zoals je de tijd vindt voor elke hobby of passie: gewoon doen en andere dingen laten. Tijd is een ondergeschikte factor als er passie in het spel is.

Kun je iets zeggen over je publiek, qua leeftijd bijvoorbeeld. Zijn het lezers van poëzie of de dichters zelf, of een combinatie hiervan?
Het zijn vaak veertigplussers die bij de wat langere activiteiten aanschuiven. Maar het zijn ook scholieren die bijvoorbeeld een opdracht hebben gekregen om iets met poëzie te doen. Daarnaast zie je dat bijvoorbeeld het open podium meer jonge, aankomende dichters trekt. Die zie je dan jammer genoeg minder terug bij een activiteit als Ontmoet de Dichter. Dus het publiek is wel gebonden aan de specifieke activiteit. Wat de grote gemene deler is, is dat het allemaal mensen zijn die poëzie interessant vinden en veel mensen die zelf ook poëzie lezen en af en toe zelfs schrijven.

Als je entree heft, waar gebruik je die inkomsten dan voor?
We heffen entree bij de meeste activiteiten, of we vragen een vrijwillige bijdrage. De inkomsten daarvan gebruiken we om de organisatiekosten te dekken, voor het actualiseren van de collectie en het bijhouden van ons archief. De drempel blijft laag, in de hoop dat jongeren of mensen die wat minder te besteden hebben het Poëziecentrum ook weten te vinden.

Organiseer je ook podia buiten de ruimte van het PCN ?
Ja. Het open podium vindt elke maand extern plaats, namelijk in de St. Nicolaaskapel op het Valkhof. Ook cursussen kunnen op andere locaties plaatsvinden. Het lijkt ons mooi om steeds vaker ook de wijken in te gaan en activiteiten op andere locaties te organiseren, zoals ook het evenement Dichters in de Tuin elke zomer in Beuningen plaatsvindt. Die activiteiten willen we dan ook gaan uitbreiden.

Werk je met subsidies of red je het zonder financiële middelen?
We krijgen subsidie van de gemeente Nijmegen voor het organiseren van activiteiten in het centrum en daarbuiten. En voor sommige activiteiten krijgen we van lokale fondsen en het Lira-fonds subsidie. En we hebben natuurlijk de Vrienden van het Poëziecentrum die met hun jaarlijkse donatie de grond vormen waarop we staan en kunnen wortelen.

 

ouders

1.

Mijn moeder vraagt mij wat ik aan het doen ben, ik
kijk haar aan en knik haar toe, zeg dat ik haar
zoek. waar zoek je dan, waar kijk je naar mij uit?

ik sta aan haar ondergesneeuwde graf, ze ligt daar
onderhand al 30 jaar. en al die tijd vraagt zij mij
wat ik daar doe en op mijn zin dat ik haar zoek, zegt zij
steevast “dat weet ik toch, ik ben toch je moeder!”

dan draait ze zich onder de steen, dan sluit
de tijd. Ik kijk over het witte veld en zie
in de verte de overkant van de rivier. zij zal
daar staan totdat ik haar bereik.

maar voor ik zover kom, klinkt elke dag
haar stem die verder draagt dan mijn herinnering.


2.

Zojuist wandelt mijn vader het terras op, legt
zijn pakje Gladstone en de lucifers op tafel, gaat zitten
en zegt: dat is een tijdje terug. Inderdaad, antwoord ik
maar tijd is toch geen factor meer?

Zwijgend schaken we sinds jaren, hij loot
zwart en snijdt mijn stelling in enkele zetten
doormidden. Zijn pionnen vlammen bij elke
beweging, zijn lopers beletten de mijne hun gang.

Je bent sterker geworden, meedogenlozer.
Ja wat wil je, ik schaak al dertig jaren zonder dame.
Schaak je veel simultaan, daarginds. Hij knikt, de kunst
is om te blijven lopen, borden te passeren na een snelle zet.

Je moet niet gaan zitten of liggen, dan gaat het mis. We draaien
het bord. Hij schikt zijn stukken, ze staan opnieuw kaarsrecht
en staren de mijne dreigend aan. Hij offert al vroeg in het spel
zijn dame voor mijn beide paarden, ontneemt mij zo de koningsaanval.

Het eindspel is opnieuw voor hem, ik leg mijn koning op
het bord; sinds mijn zestiende verloor ik niet van hem, nu
is hij te sterk. Ik leg het af tegen zoveel vernuft. Zijn afwezigheid
heeft hem goed gedaan; hij heeft nog steeds niet gerookt.

© Wim van Til

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...