door Rogier de Jong
–
And Home
Sings me of sweet things
My life there has it’s own wings
To fly over the mountains
Though I’m standing still
Aan het gezin kleeft iets gezelligs, maar ook iets erg ongezelligs. Misschien wordt de hoeksteen van de samenleving daarom wel zo weinig bezongen als een domein dat je vleugels geeft, maar vooral weggezet als suffe, vervelende, of zelfs ongure plek. De Nederlandse romans waarin muffe huiskamertaferelen worden beschreven, waarin orthodoxe of zelfs godsdienstwaanzinnige ouders en overbeschermende moeders aan de schandpaal worden genageld, zijn niet te tellen. Ook disfunctionele familieverbanden zijn een geliefd onderwerp. De Engelse romanschrijver Ian McEwan is er groot mee geworden. Menige babyboomer zal zich toneelregisseur Lodewijk de Boer herinneren, wiens The Family het gesprek van de dag was in ‘kritiese’ kringen. En de psychiatrie wist er ook raad mee. Alle groeipijnen van boomers bleken trauma’s die werden toegeschreven aan ‘de ouders’, de verwekkers en opvoeders die het altijd gedaan hadden en wier schuld werd gelegitimeerd door het Freudiaanse denkmodel waarin normen en waarden de grote boosdoener waren. Koot en Bie hadden het niet voor niets over ‘wormen en maden’. Het generatieconflict was dé ziel, hét anker van de geboortegolfjongeren en in die zin dwingt het thema van de Boekenweek 2024, ‘Bij ons in de familie’, opgeluisterd door het boekje van de familie Chabot, tot introspectie én retrospectie, tot het opmaken van een balans. Was het echt allemaal zo slecht in al die wederopbouwgezinnen? Zijn wij babyboomers echt zo zwaar getraumatiseerd? Of was het eerder zo dat de naoorlogse generatie voor het eerst in de geschiedenis dankzij de welvaartsexplosie aan de spijltjes van haar box mocht rammelen en haar eigen puberrevolte kon ontketenen? En werkt dat nog steeds door?
Het gezin komt er in de Schone Kunsten inderdaad nog steeds niet goed af – en dat is opmerkelijk. Want er moeten, nu en een halve eeuw geleden, toch liefdevolle families zijn geweest waarin kinderen veilig opgroeiden en alle kansen kregen zichzelf te ontplooien. Dat dat kunstenaars niet of nauwelijks heeft kunnen inspireren tot het maken van Grote Kunstwerken is dus merkwaardig, te meer daar velen de gezinssituatie waarin ze zijn opgegroeid zelf willen kopiëren, als ze daartoe tenminste de kans krijgen. Het gezin is dus naast klaagmuur ook ideaal. En het verlangen naar dat ideaal kom ik in de kunstvorm die literatuur heet weinig tegen. Wie door internet bladert, stuit weliswaar op talrijke gedichten die het gezin in gloedvolle bewoordingen bezingen, maar in de Grote Letterkunde is het oorverdovend stil. Zo stil, dat ik me bij het schrijven van deze column zorgen begon te maken over mijn belezenheid en houvast zocht bij Leonard Nolens, wiens ‘Huiselijke aubade’ meer een liefdesgedicht blijkt, en daarna bij Bernard Dewulf, van wie de net verschenen verzamelde gedichten Licht dat naar ons tast in dit periodiek treffend zijn besproken door Peter Vermaat.
Kon ik bij deze grote dichter van het kleine en alledaagse misschien iets bespeuren van liefde, van waardering voor een Warm Nest? En verdomd, daar vond ik het, op pagina 22 van de bundel Naar het gras. Geen directe lofzang op Thuis op de warme klanken van Bonnie Raitt, maar wel een zeer precies vers over uitgestelde liefde, over nostalgie op acht millimeter celluloid. Want pas als je kinderen filmpjes bekijken waarin jij en zij figureren, pas als hún gelach en hún tissues rondgaan, besta je als gezin bij de gratie van die flashbacks, van die korte schittering in het geheugen:
Home movies
Een avond zinkt in de kussens.
Zij kruipen op de bodem van geheugen
en liggen volvet in een mandje.
Iemand toert van horen zeggen
rondjes op een driewieler en valt
in het gras in een gat in hun tijd.
In het oude licht kijken ze naar ons op.
Dan knikken wij: zo was het.
Soms lopen wij zelf treuzelend in beeld:
dolende reuzen.
Ooit, misschien, komen wij aan.
Een blauwe avond, straks,
een korte schittering in hun geheugen.
Misschien beginnen wij dan te bestaan.
foto Bernard Dewulf © Atlas Contact