LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Roel Richelieu Van Londersele

11 apr, 2024

‘Toegankelijk schrijven zonder toegevingen te doen is de moeilijke evenwichtsoefening.’

door Monique Wilmer-Leegwater

 

Roel Richelieu Van Londersele is dichter en romanschrijver. Hij gaf het literaire tijdschrift Koebel uit, waarin zijn belangrijkste tijdgenoten debuteerden.
In 2003 werd hij de eerste Gentse stadsdichter. Hij stichtte het onlinetijdschrift Het Gezeefde Gedicht en uitgeverij De Zeef, twee initiatieven die debutanten publicatiekansen geven. Hij kreeg talrijke literaire prijzen (Herman de Coninckpublieksprijs, L.P. Boonprijs, Melopeeprijs, Prijs van de stad Gent …) en publiceerde dertien dichtbundels, een verhalenbundel, vier romans en drie thrillers. Recent verscheen Het Handboek Van Londersele, waarin specialisten alle facetten van zijn oeuvre essayistisch belichten. Zijn nieuwste dichtbundel Het Vriendenloket wordt zeer warm onthaald.

foto © Michiel Hendryckx

 

Als auteur heeft u een indrukwekkende staat van dienst, u bent onder andere actief als dichter, romanschrijver, thrillerauteur, redacteur en docent. Welke competenties zijn hiervoor nodig en hoe komen die binnen u samen?
Het schrijverschap is een wiel met vele spaken. Die spaken heten: talent, de muze (af en toe moet je gratis een knap vers van haar krijgen), doorzettingsvermogen (aan een boek kleeft veel zitvlees), een dik vel (er staat een horde klaar om op je te schieten), opofferingen (je vaak afzonderen betekent dingen moeten missen), geduld (hoeveel versies dit keer?) en de ideale mix van genoeg ego (om door te gaan) en niet te veel ego (om van kritiek te leren). Als je een spaak mist, komt het niet goed. Ik probeer elke spaak goed te onderhouden.

Waar is de basis gelegd voor uw schrijverschap, werd u gestimuleerd binnen het gezin waarin u opgroeide of wellicht was er op school een docent die u inspireerde?
Het was het lezen van originele, ongrijpbare verzen dat me naar de poëzie leidde. Het gedicht Avondgeluiden van Paul van Ostayen en de poëzie van Paul Snoek speelden daarin een grote rol. Voor het proza waren Willem Elsschot, Voltaire, George Orwell, Simenon en G.G. Marquez de ideale en gelukkig zeer verscheiden motoren voor mij.

 

Vrijgezel

hij is de nachttroubadour zonder instrument,
voor de spijsvertering van zijn gedachten woont hij in het halve licht,
de schuilplaats voor zonderlingen van het eerste uur.
vandaag kruipt hij in bed met een vrouw die hij niet heeft ontmoet

het geraamte van de week ligt bloot als hij de ochtend doorspoelt.
de dag begint dun als een kat op het asfalt,
de overbuur fluit een lied dat past bij zijn das,
zijn vrouw wuift hem na met een vermoeide hand,
bijna kijkt ze naar het raam van de vrijgezel

een archipel vol vrouwen drijft verder af buiten zijn bereik,
hij grijpt naar de reddingsboei van de telefoon:
bezettoon, de liefde is in gesprek


(uit: Het vriendenloket, 2023)

U bent een veelzijdig schrijver. Welke stem spreekt u het meest aan, die van de poëticus, de romanticus, de docent of de redacteur? Hoe kijkt u naar uw eigen werk? Is het kijken makkelijker doordat u ook een redactionele functie voor anderen vervult?
Ik vind elk facet van mijn schrijverschap boeiend, anders zou ik zeker delen weglaten. Strikt genomen staat de poëzie wel op 1 om de eenvoudige reden dat gedichten echt af kunnen zijn, dat je eraan kan schaven tot het summum is bereikt en dat kan volgens mij niet in de andere genres of activiteiten.
Als docent of redacteur geef ik nooit mijn eigen mening, probeer ik de gemene deler door te geven van alles wat ik opgestoken heb door vele theoretische boeken te lezen en veel te discussiëren met competente collega-auteurs. Dat helpt me uiteraard om mijn eigen werk kritisch te bekijken en bij te schaven, maar het stoort bij het lezen. Ik kan niet meer losjes genietend lezen, ik zit altijd te onderzoeken: hoe doet die dat? om daar voor mezelf wat uit te leren en om het door te geven aan mijn cursisten of de individuen die mij om feedback vragen.

In 2003 werd u gekozen tot de eerste Gentse stadsdichter. Wat heeft dit stadsdichterschap u gebracht? Heeft het u gevormd als dichter?
Nee, dat heeft geen invloed gehad op mijn schrijven, wel op de erkenning. Dichters zijn in Vlaanderen per definitie onbekend bij het grote publiek. Als je dan zegt dat je dichter bent, kennen de mensen niet het verschil tussen ernstig schrijverschap en de occasionele verzen van hun nonkel Jean. Als ik laat vallen dat ik de eerste Gentse stadsdichter ben geweest, word ik meteen au sérieux genomen.

Onlangs verscheen uw inmiddels al weer twaalfde bundel  Het vriendenloket. De bundel kreeg samen met Het handboek Van Londersele, beide uitgegeven bij het Poëziecentrum Gent onder redactie van Carl de Strycker en Koen Vergeer, een mooie recensie van Hettie Marzak op Meander. Kunt u zich vinden in de bespreking van Het vriendenloket?
Ik zit in een fase van mijn schrijverschap, waarin ik niet altijd kick op een positieve recensie, zeker wel op een positieve recensie van iemand die de bundel heeft begrepen, de bundel goed heeft belicht en duidelijk tijd heeft gestoken in het goed verwoorden van de leeservaring en bevindingen. De recensie van Hettie Marzak was daarom uitstekend en maakte me heel blij.

Is dit een bundel die u ook in het begin van uw loopbaan had kunnen schrijven?
Het Vriendenloket had ik niet kunnen schrijven in het begin van mijn loopbaan. Dat heeft verscheidene redenen: 1) Ik leer nog elke dag bij, doordat ik constant bezig blijf met alle facetten van mijn métier en dat van anderen in al zijn facetten. Ik denk dat mijn werk nog rijper wordt. 2) Ik hoef niets meer te bewijzen en niemand zit op mijn zoveelste dichtbundel te wachten. Ik ga dus niet op zoek naar artificiële onderwerpen, naar speciale elementen die achteraf te gezocht blijken te zijn of te wereldvreemd. Ik schrijf minder en alleen als het schrijfvirus en het leven mij ertoe dwingen. Dat zorgt voor meer authenticiteit en binding met de mens en dat kan een lezer voelen. Zo is er meer kans dat de gedichten open staan en de lezer er zijn eigen leven en gevoelens in kan herkennen.

Dat is mooi verwoord! Hierboven lazen we ook al dat u het bijleren, of dat nu van eigen werk is of dat van anderen, van belang vindt. Niet elke dichter heeft zo’n open houding. Denkt u dat elke vorm van feedback een dichter sterker kan maken? En dan ook de andere kant: denkt u dat een dichter die niet openstaat voor feedback het beste van zichzelf laat liggen?
Zeker weten. Van meer dan 70% van de dichters die op de longlists staan, blijkt achteraf dat ze ergens een cursus volg(d)en.
Dichters die blij zijn met de raad die we bij HGG geven en blijven schaven, vinden we later vaak terug in bijvoorbeeld Het Liegend Konijn of in uitslagen van poëzieprijzen. Dichters die boos reageren op tips zien we zelden nog ergens opduiken.

 

Het moet gezegd

het moet gezegd
dezelfde dagen worden korter dan voorheen
en de beste vrienden raken buiten adem

de reisplannen zijn achter de kast gevallen,
het huis treurt: de koelkast is mager,
de kleur van het salon een herinnering,
geen mus in de tuin

de deurbel hoest een bezoeker op,
niemand geeft thuis

naast de fauteuil ligt een vergeten boek te wachten,
hij vreest de personages voor hij ze ontmoet

de meubels kijken naar hem
alsof hij een van hen is


(uit: Het vriendenloket, 2023)

In Het handboek van Londersele worden al uw twaalf bundels apart besproken in chronologische volgorde van verschijnen. Als lezer kun je je verdiepen in samenhang, motieven, denkbeelden en de ontwikkelingen van de poëzie door de jaren heen. Hoe kijkt u zelf tegen deze ontwikkeling aan? Was deze overduidelijk voor u of heeft die ontwikkeling u ook in bepaalde mate verrast?
Ik ben niet verrast en heb niet achteraf geconstateerd dat ik ontwikkelingen heb doorgemaakt. Ik heb die zelf bepaald of toegelaten. In mijn derde dichtbundel Mijn stilstaand woord staan nogal wat hermetische gedichten. Mijn vierde dichtbundel Mijn geboomde vader is volledig opgebouwd rond de dood van mijn vader (een eenvoudige sigarenmaker, die geen boeken las). Hoewel de bundel na zijn dood moest verschijnen (kanker werd verzwegen toen) vond ik dat mijn vader, mocht hij ze hebben kunnen lezen, toch moest kunnen begrijpen wat ik bedoelde en suggereerde in mijn verzen. Bijgevolg geen hermetische gedichten in (en vanaf) bundel 4.

Na de publicatie van mijn roman De Overtocht bij Atlas verscheen daar ook mijn bundel Een mens op de bodem. Voor het eerst had ik een redacteur: Koen Vergeer, een strenge, maar aimabele en competente man. Mijn houding: een Nederlandse visie bovenop mijn Vlaamse visie kan alleen maar bevruchtend zijn. Hierdoor vielen vooral te gezochte elementen weg.

Door mijn gesprekken met Menno Wigman en mijn maandelijkse, lange Zeefdagen met Charles Ducal zijn mijn gedichten nog gebalder geworden, meer een bolletje of een balletje rond één thema en zonder zijstraatjes. Ik benader mijn gedichten tijdens het schaven ‘nuchterder’, wat goed is als tegengewicht voor mijn romantische ik en mijn liefde voor oneliners.

‘Nuchterder’ staat tussen aanhalingstekens want hoeveel ‘nuchterheid’ kun je van een romanticus verwachten?  Beschouwt u zichzelf in eerste instantie als romanticus? Hoe belangrijk is die ‘nuchterheid’ als tegenhanger in het proces, is dat een 50/50 verdeling?
De insteek en de onderwerpen zijn bij mij vaak van romantische aard, maar de verwoording mag dat niet zijn. En aangezien poëzie pas ontstaat door de verwoording wordt de romantiek naar de achtergrond verwezen. De lezer kan die dan door eigen gevoeligheid en herkenning terug wat naar de voorgrond brengen. De echte poëziegenieter zal meer bij het juiste woord en de bonte beeldspraak blijven stilstaan.

 Kunt u aangeven of er een keerpunt was in uw carrière waarin u als dichter dusdanige bekendheid kreeg dat alles in een stroomversnelling kwam? Is dat een aanwijsbaar punt geweest?
Mijn publicaties in Nederland, het Gents stadsdichterschap, literaire prijzen, Het Gezeefde Gedicht en nu toch ook Het Handboek Van Londersele zijn stapjes naar meer bekendheid. En ook mijn poëzieprogramma met gitarist Jean Van Der Schuren. Maar poëzie blijft toch een niche.

Ik hoor veelvuldig van mensen dat ze gedichten ingewikkeld vinden en elitair. Toch grijpen diezelfde mensen op cruciale momenten in hun leven vooral naar poëzie. (dood, geboorte, liefde, verlies) Hoe zou het komen dat poëzie een niche blijft? Vindt u dat poëzie ondergewaardeerd wordt?
Onbekend maakt onbemind. En de situatie verergert. Het onderwijs moet kinderen laten kennismaken met poëzie en in Vlaanderen is de situatie op dat gebied dramatisch geworden. En ook narcistische, hermetische dichters treft schuld, maar ‘oversimpele’ gedichten schrijven in de hoop daarmee een groot publiek te bereiken is natuurlijk even grote onzin.
Mensen die in trance naar mooie muziek kunnen luisteren of met bewondering naar een goed schilderij staren, zijn in principe ook vatbaar voor poëzie. Zij moeten alleen getriggerd worden, bij de hand worden genomen. Er zijn ook nog te veel mensen die echt goede, literaire boeken lezen en toch denken: poëzie is niets voor mij. Een beetje duiding kan wonderen doen. Toegankelijk schrijven zonder toegevingen te doen is de moeilijke evenwichtsoefening. En uiteraard wordt poëzie ondergewaardeerd.

U heeft, samen met Charles Ducal, het online platform ‘Het Gezeefde Gedicht’ (HGG) opgericht waarbij u zich ten doel stelt debuterende dichters een publicatiekans te bieden. Het is voor debuterende dichters een gewild platform, ook omdat er een zekere mate van feedback wordt gegeven op de inzending(en) die vervolgens weer van waarde kan zijn voor nieuw werk. Hoe belangrijk is HGG voor lezers en een eventuele toekomstige bundelpublicatie voor dichters?
Het Gezeefde Gedicht heeft natuurlijk bindingen met uitgeverij De Zeef, maar bij HGG zijn er geen bindingen met Leo Peeraer (van uitg.P). Charles Ducal en ik verdelen het werk perfect 50/50. Het is fijn dat we maar met twee zijn. Als een gedicht een ja- en een nee-stem krijgt, zijn we dus verplicht in discussie te gaan. Ondanks onze ervaring leren we daar zelf veel uit en het kan ook een basis zijn voor het antwoord dat we de dichter sturen.

Toen ik debuteerde waren er veel literaire tijdschriften en elke goede dichter kon regelmatig hier en daar publiceren. Ik constateerde in mijn feedbackcursussen dat goede dichters niet aan de bak kwamen en daarom richtte ik HGG op. De vele maandelijkse inzendingen bewijzen dat er behoefte aan is. Ondanks het feit dat veel van onze vaste dichters ondertussen (we zijn al 10 jaar bezig) een uitgever vonden en dus niet meer mogen inzenden, zakt het aantal inzendingen niet. Als we merken dat dichters die bij ons hun eerste stappen gezet hebben nadien in Poëziekrant, Het Liegend Konijn enzo geraken en een reguliere uitgever vinden, verheugt ons dat. Opdracht volbracht. En ik wil toch aanstippen dat we geen euro opstrijken voor ons werk (2/3 dagen per maand).

Verbonden aan HGG is Uitgeverij De Zeef. Beginnende dichters kunnen hun bundel insturen en vervolgens ontvangt één van hen de “Zeef Poëzieprijs’ wat betekent dat de bundel zal worden uitgegeven. Hoe selecteert u de bundels voor de longlist en shortlist en hoe gaat vervolgens de begeleiding in z’n werk?
Uitgeverij De Zeef is 100% literair onafhankelijk. Ik ben het werkpaard en neem de eindbeslissing, maar ik krijg waardevolle steun van Charles Ducal en Annemie Deckmyn. Juridisch, technisch en financieel zijn we afhankelijk van Leo Peeraer.

Die longlist en shortlist dient niet om de dichters in spanning te houden. We doen dat om te vermijden dat we ons zouden vergissen. Er zit genoeg tijd tussen de eerste lectuur, de longlist, de shortlist en de eindbeslissing. Het is al vaker gebeurd dat de topkandidaat na de samenstelling van de longlist, niet de topkandidaat is na de shortlist. Gedichten en bundels moeten kunnen bezinken en discussies kunnen tot andere inzichten leiden. Tot hiertoe hebben we naast de winnaar van de Zeefprijs ook de dichter uitgegeven die het net niet gehaald heeft. Goed voor die dichter en ook goed voor onze gemoedsrust.

Nadien wordt er nog uitgebreid en geduldig aan die bundels gewerkt en geschaafd, via feedback op elk gedicht. De dichter krijgt heel specifiek advies, maar heeft het laatste woord.

Hoe beoordeelt u het werk van anderen, wat zijn in uw optiek de voorwaarden voor een goed gedicht en hoe snel is het voor u duidelijk wanneer er sprake is van een goed gedicht?
In een goed gedicht staan geen clichés, geen gezwollen, pathetische formuleringen.
Een goed gedicht gaat niet alle kanten op. Muzikaliteit is een pluspunt en structuur is ook een troef (en al zeker in een bundel). Een eigen stem is top. Binding met de mens en weg van het narcisme vind ik ook belangrijk. En een heerlijke oneliner, die blijft hangen, daaraan herken ik de echte dichters. Ik lees graag dichters die regels schrijven, waarvan ik denk: die regels had ik graag zelf geschreven. Jaloersheid zit daar nooit bij, wel veel waardering en drang om nog meer te lezen van die dichter.
Deze kenmerken zijn dan ook toetsstenen bij de beoordeling van een gedicht.

Van bevriende dichters hoor ik weleens dat er altijd een bepaald percentage van het gepubliceerde werk autobiografisch is, in hoeverre is dat bij u het geval? Moet een schrijver daar duidelijk in zijn of de lezer in het ongewisse laten?
De lezers weten dat wel graag en vragen er vaak naar. Veel vaker bij proza dan bij poëzie. Autobiografische elementen zorgen voor meer diepgang en authenticiteit, maar ook voor gevaren, want ‘echt gebeurd is geen excuus’ om compositiefouten te maken. Soms zijn interessante, zinvolle biografische elementen schadelijk. Een schrijver moet zijn themabolletje in het oog houden, geen mooie, maar doodlopende straten inslaan.

Op internet vond ik de volgende uitspraak van u: ‘Ik wil de emotie kristalliseren, zodat ze geen kant meer op kan’. Kunt u dit toelichten?
Naast de taalspanning en de beeldspraak is de emotie het meest waardevolle in een gedicht, maar tegelijkertijd ook de doodgraver van een gedicht. Hoe meer emotie, hoe meer je de lezer kan bereiken en raken, hoe beter de lezer in je gedicht kan stappen en elementen en gevoelens op zijn eigen leven kan enten. Maar: als je veel eigen anekdotes in je gedicht steekt, sluit je het gedicht, heeft de lezer vaak minder herkenningspunten.
En dan moeten de sentimentele woordenschat, de pathetische gevoelens en de larmoyante formuleringen nog buiten het gedicht worden gehouden. Hoe emotioneler het gedicht, hoe soberder, krant-achtiger de formulering moet zijn. Ironie en een grimlach in een emotioneel gedicht steken, helpt ook altijd.

Wat is uw advies aan beginnende dichters?
Mijn adviezen:
– Heb geduld. Als je bundel wordt afgewezen, duik dan niet direct in het wereldje van uitgeven in eigen beheer. Schuif je gekwetste ego opzij en bedenk: misschien kan ik nog beter, moet ik langer sleutelen.
– Lees je te pletter en lees divers. Waak erover dat je je niet verliest in één héél knap oeuvre, zodat je geen afkooksel wordt. Lees de beste uitersten!
– Volg een cursus bij iemand die veel verder staat dan jezelf en aanvaard dat je darlings gedood worden. Hoe groter je ego, hoe minder je vooruitgang kan boeken.

Wat zijn uw plannen voor de toekomst?
Carl De Strycker zei me al meer dan twee jaar geleden dat ik mijn memoires moet schrijven. Mijn Memoires? Daar had ik nog nooit aan gedacht, omdat ik dat zo narcistisch vind en wie ben ik om mijzelf belangrijk genoeg te vinden om zoiets aan te vangen. Hij overtuigde me ervan dat wat ik heb meegemaakt met Hugo Claus, Paul Snoek, Louis-Paul Boon, Jeroen Brouwers, Marcel van Maele, Menno Wigman en vele anderen historisch-literair niet verloren mag gaan, omdat het een speciaal licht kan werpen op zo’n belangrijke figuren. Ik ga dus aan de slag.

 

Dagbesteding

De nacht kwam voor ik de dag had uitgekleed
voor ik de diepte van het water kon peilen
een magere poging tot schreeuwen kon weggeven

om zeker te zijn dat je gehoord wordt
moet je het kerkhof bezoeken
de smalle jaartallen lezen met een stalen glimlach
er dikke plannen zonder einde neerleggen

het is goed te wijzen naar mensen die er niet meer zijn
hen te onttrekken aan het arduin
en toch te springen over zij die voor je voeten lopen
want vorderen moet je, nog voor het avondeten je opeist

je mag in de tijd roeren onder de appelboom
de woorden van de buurman teruggooien over de haag
naar de mollen graven om hen ogen te geven

maar laat hen zelf beslissen of ze hier wat zien willen


(ongepubliceerd)

 

     Andere berichten

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...

Interview Frank Pollet

Frank Pollet acht het zijn plicht   door Marc Tiefenthal   Zowat zes jaar geleden maakten de lezers van Meander kennis met de...