‘Poëzie en muziek bieden me troost’
door Alja Spaan
Jacob Herman (Ko) van Geemert (17 juli 1950) groeide op in de Amsterdamse Plantage, een buurt waarover hij dikwijls schreef. Hij woont daar nog steeds, in zijn ouderlijk huis. Na de HBS en Gemeentelijke Kweekschool studeerde hij pedagogiek en vervolgens Nederlands. Tussen 1971 en 1986 werkte hij in verschillende functies in uiteenlopende vormen van onderwijs.
Van 1986 tot 2005 was hij communicatieadviseur bij de gemeente Amsterdam, waarna hij zich volledig aan de journalistiek en het schrijven ging wijden. Hij werkte enkele jaren mee aan radioprogramma’s van Hanneke Groenteman en Adeline van Lier en is recensent (poëzie en proza) voor diverse bladen; bij NBDBiblion (bibliotheken) al vanaf 1985.
In 1991 was hij medeoprichter (en vele jaren voorzitter) van de culturele Vereniging Vrienden van de Plantage, waar hij verantwoordelijk was voor talloze evenementen, onder meer de jaarlijkse Plantage Poëzieprijs. Vanwege zijn verdiensten voor Amsterdam ontving hij in 2016 de Andreaspenning.
Tussen 1978 en heden was hij auteur, medeauteur, redacteur of samensteller van ruim veertig publicaties, waaronder een handjevol dichtbundels.
foto © Aart G. Broek
Hoe ben je bij Meander terechtgekomen? En wat doe je bij Meander?
Ik lees Meander al lang met veel plezier, ik weet niet sinds wanneer. Twee bundeltjes werden besproken en ik publiceerde wat gedichten. Ik vermoed dat ik las dat er een columnist vertrok, waarna ik me heb aangeboden.
Dat is wat ik nu dus doe: columns schrijven.
Wat vind je leuk aan deze klus?
Ik schrijf graag over poëzie, liefst kort en krachtig, zonder poeha. Dat kan goed in de vorm van een column.
Kun je je herinneren hoe je met poëzie in aanraking kwam? Wat betekent poëzie voor je?
Vroeger moest ik niets van poëzie hebben – wel van voetballen op straat. Tot enig verdriet van mijn vader die (vooral in de oorlog toen hij in Groenlo ondergedoken zat) zelf ook gedichten schreef. Eind jaren zestig begon ik me er meer voor te interesseren en in 1974 (mijn vader was in 1973 gestorven) schreef ik mijn eerste gedicht. Poëzie en muziek bieden me troost en doen me realiseren dat ik niet de enige ben die het leven moeilijk te leven vindt.
Wat vind je van het poëtisch klimaat in ons taalgebied? Welke functie vervult Meander daarin?
Sorry, ik heb geen verstand van het klimaat, poëtisch of niet…
Is er toekomst voor Meander Magazine?
Voor zover ik daar zicht op heb, zou ik zeggen: welzeker!
–
Ik kijk uit het raam, vanaf de
zo vertrouwde derde etage.
Op straat zie ik dat een jonge vrouw
met hoofddoek, dat is verwarrend,
een oudere vrouw voortduwt.
Het is mijn moeder.
–
Het hoofd schuin op haar borst.
We leerden nooit eerder vertoonde
ongemakken, als een laaghangende huig
en nieuwe woorden: torticollis.
Ik miste haar gevoel voor poëzie –
en nog veel meer.
–
Twintig jaar geleden
zag ik haar voor het laatst.
Ik kan het niet meer achterhalen, maar
mijn uitzicht nu, brengt me
op haar gemis
van een liefdevolle zoon.
. Voor M
–
Zo moet het alweer
niet gaan.
Zo veel ging goed,
uiteindelijk, al wilde je
aanvankelijk niet passen
in het pasmodel van
kind, en daarna
niet van man.
–
Ik zag het aan en zag
je worsteling
van ver.
In de schaduw kijk je toe,
het komt goed, nee,
het komt nooit goed,
maar we schenken elkaar in,
tot het laatst.
–
Hier staat het huis,
in een vergeten straatje,
in een vergezocht stadje,
op nummer zeventien.
–
Het laat zich niet
makkelijk kennen. Met
horten en stoten geeft hij
zijn geheimen prijs.
–
’s Nachts hoor ik hem piepen
en kraken: een karwei
moet voor zonsopgang
worden geklaard.
–
Het staat als een huis.
Toch zal ook hier
het onmogelijke
onmogelijk blijven.
–
Callosa d’en Sarria, Spanje
maart-april 2024
–