LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jan M. Meier – Verstrengelingen

31 mei, 2024

Taal is zijn DNA

door Tom Veys




Verstrengelingen is een dubbel-bundel waarbij verstrengeling wordt ingebed tussen twee delen van taalslag, een triptiek dus van taalslag (deel 1), verstrengeling en taalslag (deel 2). Deze mooie indeling karakteriseert de dubbel-bundel. Maar liefst 101 sterke gedichten werden door Jan M. Meier geschreven en gebundeld, de afdelingen worden soms geflankeerd door schilderijen van Evelien Sergeant.

Jan M. Meier (Gent, 1951) is het pseudoniem van Jean-Marie Maes. Hij was medeoprichter en redacteur van Restant, redacteur van Yang en tegenwoordig is hij actief bij Deus ex Machina. Op de blogspot van de dichter en op de zijflap staat de volgende info: ‘Het leven zit vol verstrengelingen tussen ontstaan en vergaan, droom en herinnering, bewust en onbewust, verhaal en verval, rand en achterkant, binnen- en buitenwereld, tijd voor en na. Taal is de sleutel, vraagteken en antwoord tegelijk.’ In deze info zitten veel rode draden zoals taal en herinneringen. Verstrengelingen biedt alvast vele invalshoeken aan.

In taalslag (deel 1) beginnen we met de afdeling ‘taalslag’. Hier treffen we een schilderij van Evelien Sergeant met een rood-gele vlek. De verf werd licht aangebracht. De textuur van het canvas is nog gedeeltelijk zichtbaar. Dit is passend, want grondlagen, zoals familie en verleden, worden in de gedichten van Jan M. Meier verder aangeboord. De dichter leeft daarbij met taal. Dit voel je duidelijk in zijn poëzie. De gedichten zijn sterk beeldend en hebben een eenvoudig, muzikaal ritme, er is een rijke woordenschat.

Het is bijna onhaalbaar om deze driedelige bundel exhaustief te bespreken. Verstrengelingen is een drieluik waarbij de drie gedeelten goed op zichzelf zouden kunnen staan en tegelijkertijd vullen ze elkaar aan. Taalslag (deel 1) bestaat uit 26 gedichten, verstrengeling uit 50 gedichten en taalslag (deel 2) uit 25 gedichten. In totaal dus 101 gedichten die vaak uit kwatrijnen zijn opgebouwd en soms uit terzinen. Verstrengelingen is een uitgebreide en interessante bundel.

Jan M. Meier legt in zijn gedichten veel associaties met taal. De woorden en de wereld zijn voor deze dichter een opstapje om na denken over het schrijven. In ‘taalvlaag’ zien we een spel met de buitenwereld en de taal. De dichter denkt na, hij herinnert. Muzikaal speelt hij met assonanties, onder andere in ‘haal’, ‘vlaag’ en ‘taal’ en hij speelt met alliteraties, bijvoorbeeld in ‘tamme tekens’ en ‘wind blaast bladeren’.

taalvlaag

hij ritst het raam open
in één lange haal
een vlaag van taal
waait hem aan

er liggen tamme tekens
op het gladde pad
wind blaast bladeren op
in een korte dans

om uit de bonte deken
de laatste zin te schudden
taal geen heilige graal
maar sprokkelbos van woordtakjes

kraak onder de voet
takken rondom kreunen in buiging
adem van vervaarlijke kracht
kwetsbaar hij versnelt zijn pas

komt aan de rand
tussen bos en akker
vogels houden zich schuil
wind verdrinkt geluiden

hij houdt stil
stokstijf in een zee van beweging
regen slaat in zijn gezicht
het varkentje meteen gewassen

De gedichten vinden meestal een weg tussen hoop en wanhoop. In verstrengelingen ontdekken we een dichter die ons op sleeptouw neemt wanneer het over taal gaat.  In ‘dagelijks brood’ staat ‘taal is een vlieger / die zwaartekracht verschalkt / woorden aan de wind gegeven / blijven toch op een regel staan’. Soms gebruikt de dichter grotere sprongen om metaforen uit te werken, bijvoorbeeld ‘vederlichte schicht van een vleermuis / geen toon slaat aan, geen bladgeknisper / geluidloos gaat een valluik open / kuil van stilte, verfloze witheid // een pen hangt in de lucht / vleugelloze vogel aan een draad / om een letter te vangen, verstijfd kind / in de mallemolen van een foorkraam’. Uit ‘onmogelijke spreidstand’. De dichter is sterk in het opbouwen van beelden. Hij zoekt fantasierijk het raadselachtige op met de ‘hand die een vleugel’ wil zijn.

De tweede bundel verstrengeling is, zoals eerder vermeld, ingebed tussen taalslag (deel 1) en taalslag (deel 2) – ‘randtekening’, de eerste afdeling, wordt voorafgegaan door een passend schilderij van Evelien Sergeant. Er is een lijn aan de rand te zien, een rood-gele figuur staat in het midden van het schilderij. In deze afdeling gaan we door het donker van enkele gedachten: ‘hij spoort de rand op / richelrijk van afgrond / vergeetput van licht / in trage vertelpas’. Uit ‘rand’. Dit wordt voortgezet in de volgende afdelingen. Titels als ‘pletwals’, ‘dans zonder regel’ en ‘scherfland’ onderstrepen de soms sombere ondertoon.

In de gedichtenreeks ‘monnikengang’ vinden we dan intense ervaringen terug die je in een abdij kan meemaken. De stilte kan bezwerend zijn, de stilte nodigt uit tot nadenken: ‘hij staat op de woestijnrand / kijkt over een dal in de verte / groene vlekken, tinteling van water // en gelooft zijn ogen niet / smaak van smart nog op de lippen / schommelend tussen onder en boven’. Uit ‘cirkelgang’.

In ‘gedachtenis’, de laatste afdeling van verstrengeling, worden herinneringen uniek verwerkt in beelden. De kinderwereld wordt poëtisch en gevoelig hertaald. Verliefdheid, schaamte en het spel krijgen ook een plaats in ‘Gedachtenis’.

meccano met moeder

je stem was muziek
een geruststellend deuntje
waarop ik groots kon spelen
het paard van verbeelding vrije teugel laten

met de rood-groene meccano had ik
de bouwstenen van het leven in mijn hand
bouwde torenhoog tot boven de zitbank
vol kinderlijk geloof en vertrouwen in het spel

met die stem van jou
in mijn ijle hoofd
zit ik op de krakende stoel
de werktafel door boeken omwald

nauwelijks plaats voor dit blad
waarop ik altijd je kind
moeizaam met de meccano van taal speel
zoek naar de paar cruciale stukken

opgelost in de onmetelijke tuintjes van mijn jeugd

De beeldtaal in ‘gedachtenis’ is trouwens toegankelijker. Dit is opmerkelijk, Jan M. Meier kan zich immers talig aanpassen naargelang het onderwerp. De diepere lagen blijven daarbij aangeboord. Met andere woorden, de dichter hanteert een ander taalregister wanneer hij de kindertijd beschrijft. Deze stilistische reikwijdte is een meerwaarde. Op een aantal plaatsen in de bundel refereert de dichter overigens veelzijdig aan de vader en de moeder. Dit was al zo in ‘recyclage’: ‘hij schrijft op gerecycleerd papier, een hoofd vol gerecycleerde gedachten / zijn dna tweedehands: druppel moeder / druppel vader, druppel geschiedenis’.

Na verstrengeling volgt tot slot het tweede deel van de bundel taalslag. Daarin zijn twee afdelingen te vinden: ‘taallab’ en ‘ander blad’. In ‘methodiek’ staat kenmerkend taal centraal: ‘hij krast, krabt en schuurt om eelt van / woorden weg te halen zoals moeder zingend / de koperen ketel een frisse neus schonk / neemt hij de taxi van trage taal’. De nieuwe beelden sluiten goed bij elkaar aan. Bij andere thema’s waaieren de gedichten soms verder uit, er worden dan grotere sprongen gemaakt. Deze taaldichter kan overigens subliem schrijven over schrijven. Taal houdt de gedichten samen. Daar hoort soms muziek bij: ‘pen glijdt haast geluidloos / zingt de blues in krasklank / zijn ogen als periscopen turen / uit alle kamers in zijn kop’. Uit ‘penpunt’. In de laatste afdeling ‘ander blad’ verschijnt de taal bovendien in de titels van de gedichten: ‘taalspeelgoed’, ‘klankslag’, ‘(…)’. In het gedicht ‘inktveeg’ is een passende link te vinden met het beeldend werk van Evelien Sergeant: ‘hij vaart over verticale lijnen / loodrecht op de richel van de horizon / spreekt zacht tegen de stroom in / schildert tekens voorbij de kantlijn // vloeit uit in paarse vegen inkt’.

Het spel tussen hoop en wanhoop is wat Jan M. Meier kenmerkt. Taal is zijn DNA. Hij danst op een koord tussen herinnering en omschrijving, zijn gedichten zitten soms strak in kwatrijnen en zijn tegelijk filosofisch-muzikaal. Het slotgedicht ‘vergeten hand’ toont ons dit aan.

Het motto bij verstrengelingen is ‘een woord is nooit stil / zelfs niet tot hiëroglief versteend / tekenbeeld kleeft in je hoofd / tot het raadsel openbreekt’. Dit omschrijft heel goed de uitgebreide bundel die meerdere lagen openlegt op een fijnzinnige manier. ‘niets is zonder uitzicht in een gedicht’. Uit ‘vederlicht’.

vergeten hand

kan het tikken wat stiller
het bonzen wat zachter
kan de wereld buiten wachten
fluisterkoor van vaag gezang

’s nachts schrijft hij letterloze woorden
op de binnenhemel van zijn hoofd
vindt antwoorden op onvermoede vragen
trekt een spoor in mul zand van herinnering

’s morgens is alles wit gewassen
het blad als gestreken
van de droom alleen de eierschaal
van de strijd een nevel van verlies

de morgen blaast als een puber
de luide middag in
vertraagt met het oog op nacht
voor hij met grote halen licht versluist

een cirkel rondt, zich in spiralen
open rekt, hij met open ogen
hoopt dat het hart wat zachter
de wereld wat stiller stilt

vingers zwevend zijn hand vergeten

____

Jan M. Meier (2024). Verstrengelingen. Uitgeverij P, 144 blz. € 22,95. ISBN 9789464757385

     Andere berichten

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...