Een Hopla voor elk levensjaar
door Hettie Marzak
–
–
Er zullen maar weinig poëzieliefhebbers zijn die de naam van Judith Herzberg niet kennen. Deze grand old lady van de literatuur heeft in haar lange loopbaan als auteur zoveel poëziebundels en toneelstukken geschreven dat iedereen wel eens van haar gehoord moet hebben of een gedicht van haar gelezen heeft.
In 2014 bedacht zij de dichtvorm van de Hopla: een heel kort gedichtje, bestaande uit vier of vijf versregels, die al dan niet eindrijm hebben. Een aantal van deze gedichtjes werden toen samengebracht in de bundel 111 Hopla’s en in 2021 verscheen het vervolg: 100% Hopla’s. En nu is dan het derde deel uitgebracht met de titel Bijna 90 Hopla’s. Een voor elk levensjaar van Herzberg, die geboren werd op 4 november 1934. Een cadeautje van de jarige voor alle liefhebbers van haar werk. Ook de uiterlijke vorm is feestelijk: een gebonden boekje in klein oblong formaat, knalblauw.
He woord Hopla’s roept meteen een klankassociatie op met de Spaanse Copla’s van Hendrik de Vries, die met de gedichten van Herzberg de korte vorm delen: meestal vier regels van acht lettergrepen, maar dit is niet verplicht. Er valt ook nog een echo van haiku’s in hopla’s te horen; sommige van de gedichten lijken inderdaad op haiku’s, zowel wat vorm als inhoud betreft. Hopla staat voor iets dat verrast, dat getoond wordt als een resultaat van een reeks inspanningen, bijvoorbeeld in een circusact. Ook wordt met de naam de indruk gewekt dat de gedichten zomaar ineens uit het niets ontstaan, zoals popcorn uit ontploffende maiskorrels. Hopla, alweer een gedicht. Maar zo gemakkelijk zal het schrijven van deze gedichten zeker niet gegaan zijn. Herzbergs dichterschap is bekend om het heel precies formuleren, nauwkeurig zo weinig mogelijk woorden rangschikken om zoveel mogelijk te kunnen zeggen en nog veel meer aan de lezer over te laten. Bovendien is ze onvergelijkbaar als het op observeren aankomt. Hoe goed moet de dichter wel gekeken en nagedacht hebben voordat ze de beweging en het blaffen van een blije hond die uitgelaten wil worden kon vangen in slechts enkele woorden:
–
wil je me mee
mee mee nemen
mee
mee laten mee
laten beleven
Herzberg schuwt geen enkel onderwerp, klein of groot: vrienden, minnaars, ouderdom en eenzaamheid, maar ook vogeltjes, insecten, ongewenst onkruid.
–
Er is een egel in de tuin
zijn snuit is als een platgeslepen
potlood, het is een eer
dat hij hier koos
te huizen.
Drie keer de ui-klank, drie keer de lange e, de alliteratie van de p en de h, de treffende vergelijking van de snuit van de egel met een potlood: Herzberg weet in een vijfregelig gedichtje zoveel dichtkunst te stoppen dat een parlandogedicht bijna lyrisch wordt.
De hopla’s zijn natuurlijk niet allemaal even goed, bij zulke grote aantallen gedichten kun je moeilijk alle keren precies in de roos schieten. Sommige gedichtjes zijn nogal flauw en gezocht en er zijn er ook een paar bij die ook na vele malen herlezen onbegrijpelijk blijven. Maar dat zijn er toch maar heel, heel weinig: de meeste blijven na lezing rondgonzen in je geheugen en hoe vaker je ze leest, hoe meer ze aan betekenis winnen. Zoals vaak met gedichten lees je er ook steeds iets anders in en verschilt de interpretatie van dag tot dag.
Verdriet en humor met raffinement samen in een klein gedicht ondergebracht, dat is de sterkte van Herzberg. Haar beeldspraak is nooit afgesleten en haar ideeën en invallen zijn verfrissend origineel. Ook heeft ze geen grote onderwerpen nodig om grote gevoelens over te brengen. Het zijn juist de kleine, alledaagse dingen die haar raken. Er schuilt een soort van bescheidenheid in haar gedichten: haar filosofische overpeinzingen draagt ze niet uit alsof het algemene wijsheden zijn die voor iedereen zouden moeten gelden, maar geven blijk van een eigen inzicht dat voor haarzelf belangrijk is. In gewone spreektaal, zonder grote woorden, weet ze te ontroeren en laat ze de lezer keer op keer nadenken. Deze korte gedichtjes doen in betekenis en zeggingskracht niet onder voor het veel langere werk dat we van haar kennen. Ze behoren tot het wezenlijke van haar dichterschap. Misschien zijn ze juist door hun kortheid wel kernachtiger, omdat er vast en zeker gewikt en gewogen en geschrapt moet zijn, waardoor alleen het allernoodzakelijkste mocht blijven staan.
–
Heb hem geërfd
vond eerst mijn vingers
te gering
er zaten zoveel zorgen in
het zorgen voor
het zorgen
maken over
De inslag van veel gedichten in deze bundel lijkt te gaan over afscheid nemen: van lichaamskracht, van oude vrienden, van een druk en actief bestaan. Slijtage en vermindering van levenskwaliteit zijn vaak het onderwerp van de gedichten, maar dan gaat het over anderen: een oude vrouw in de metro, een man die in de tuin werkt. Niet over Herzberg zelf. Sentimentaliteit of nostalgie lijken de dichter vreemd te zijn, een opwekte aanvaarding duidt haar levenshouding aan. Niet kniezen, niet zeuren, kom op, hopla!
Typerend voor haar positieve instelling is het gedichtje dat ergens in het midden van de bundel staat, waarschijnlijk doelbewust niet aan het einde geplaatst:
–
verre van
bij lange na
–
hopla!
Mooi is vooral het woord ‘eventueel’. Niets is zeker en dit gedicht hoeft dan ook niet het laatste te zijn dat Herzberg geschreven heeft.
____
Judith Herzberg (2024). Bijna 90 Hopla’s. Uitgeverij De Harmonie, 96 blz. € 17,90 ISBN 9789463362023