LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Ludwig Van de Voorde

13 jul, 2024

‘Onbehandeld het mooist’

door Kamiel Choi

 

© Annemie De Taeye

 

Ludwig Van de Voorde is winnaar van de 4e ZEEFpoëzieprijs met zijn bundel onbehandeld het mooist. De bundel verschijnt in oktober 2024, en op 19 november om 20:00 vindt er een bundelpresentatie plaats in cultureel centrum de Meermin in Waasmunster.

 

Kun je iets vertellen over je achtergrond en hoe je bij poëzie terechtkwam?
Ik heb altijd graag gelezen en geschreven, maar ik had last van de gedachte dat het een bijzaak is, iets dat je doet nadat het werk is gedaan. Pas later ervaarde ik dat het andersom moet, dat het werk dan nog beter gaat.
Ik ben opgeleid tot verpleeg- en vroedkundige, maar al meer dan twintig jaar levensbeschouwelijk begeleider in een ziekenhuis. Ik heb mogen ervaren dat er tijdens een ziekteproces een soort overlevingskapitaal bestaat, vooral de relaties met geliefden, vrienden en familie, en anderzijds ook uit het talig maken van hun ervaringen, vaak niet zonder humor.

Toen ik begin vijftig was volgde ik een cursus creatief schrijven; dat heeft me een boost gegeven. Ik voelde me meer aangetrokken tot poëzie dan tot proza, en begon werk in te sturen naar wedstrijden. In 2020 en 2021 won ik in Harelbeke en ik raakte twee keer in de top honderd van de Turing Gedichtenwedstrijd. Dat moedigde me aan om door te gaan, zonder de ambitie om ‘heel groot’ te worden, maar met de bedoeling iets moois te creëren.
Ik heb geleerd dat tijd investeren in zaken die dicht bij je ziel liggen de kwaliteit van je werk ten goede komt en  resulteert in een grotere humaniteit.

Ik las dat je gedichten aan kippen voorleest als wederdienst voor de eieren, en dat huisstofmijten favoriet zijn omdat het stof doet opwaaien. Heerlijk, die speelsheid! Hoe verhoudt zich dat tot de poëtische boodschap?
Humor is heel belangrijk als copingmechanisme. Woorden in een gesprek kunnen iets sluiten of ontsluiten: ze kunnen ons toegang geven tot emoties, of ons juist afstoten. Je kunt poëzie  soms zien als een middelvinger naar de realiteit, een kleine tijdelijke overwinning.

Ik zou graag weer de speelsheid van een kind bezitten, en daarmee de dingen die ik in de wereld aantref, een woord, een beeld, een gebeurtenis, omzetten in een gedicht. Een gedicht bezoekt mij, ik krabbel het prematuur neer en laat het drie dagen liggen. Daarna kijk ik of het wat is geworden en werk er verder aan. Humor is belangrijk voor mijn poëtische boodschap, die er een is van eenvoud en respect in bescheidenheid. Het is geen vlucht maar een manier van omgaan met. We hoeven niet alles te manipuleren en naar onze hand te zetten, vaak is het ‘onbehandeld het mooist’. Dat is niet zozeer berusting, maar verwondering. Er is zoveel moois dat ons in de schoot wordt geworpen, om niet. Denk aan een kindertekening. Of aan onbehandeld rottend hout. De coverfoto van mijn bundel is een metallisch oppervlak, een prachtig detail. Er is veel waar we beter met onze fikken vanaf moeten blijven.

Je volgt lessen aan de KunstAcademie in Gent bij David Troch; hoe heeft dat invloed gehad op de bundel onbehandeld het mooist?
Ik houd van de dynamiek van een leerproces met gelijkgezinden, het proces van kritiek krijgen op je schrijven en aan de hand daarvan herschrijven. Er is een kloof tussen ons denken en hoe het uiteindelijk op papier komt. Soms ben je zo overtuigd van wat je hebt geschreven dat je zelf niet meer kritisch kunt kijken. Een opmerking uit de klas kan dan heel veel helpen. Ik doe nu het vijfde jaar van de schrijversacademie. Het is hard werken: we krijgen elke week een opdracht, en je bent dus continu bezig met schrijven. Die discipline en dat proces heeft me geholpen om de bundel echt te voltooien en te volharden in een zekere discipline.

Hoe sta je in de dichterswereld? Wat zijn je grote voorbeelden?
Ik gedij het liefste in de luwte. Natuurlijk is het iets positiefs wanneer mijn poëzie bij meer geïnteresseerde lezers terechtkomt, en om dat te bewerkstelligen ontkom je niet aan promotie. Daarvoor bezoek ik soms literaire avonden, en wie weet krijg ik de smaak te pakken.
Daarnaast heeft het te maken met mijn leeservaring: ik lees liever een gedicht op papier dan dat ik het hoor voordragen. Ik vind het moeilijk om bij het horen de aandacht erbij te houden, vooral wanneer het niet goed wordt voorgedragen. En ik houd meer van ingetogen poëzie die het op papier gewoon beter doet. Er is een stem die van het blad afkomt dat niets kan evenaren.

Dat wil niet zeggen dat mijn poëzie niet muzikaal is. Ik ben een liefhebber van barokmuziek met een zachte cadans, die ik ook terugvindt bij dichters als Esther Naomi Perquin, die ik zeer waardeer vanwege een van haar terugkerende thema’s: het gevecht met God en het geloof. Ik houd van subtiel rijm zoals zij het gebruikt.

Wat mijn voorbeelden betreft, je zou dat zo als wolk kunnen visualiseren:

.                  Esther Naomi Perquin                .         Leonard Nolens

. .                                                                                                           Vrouwkje Tuinman

.       Menno Wigman              .       Ludwig Van de Voorde

.                                                                                                        Billy Collins

                                   . Anne Sexton                   .  Ingmar Heytze

 

Waarom is poëzie nodig, of wat kan zij beter uitdrukken dan andere kunstvormen?
Vanuit mijn beroep zie ik het grote belang van een nauwkeurig taalgebruik, en poëzie speelt natuurlijk een belangrijke rol als hoedster van onze taal. Ik ben een groot voorstander van verzorgd en doordacht taalgebruik. De Nederlandse taal is ons belangrijkste communicatiemiddel. In de moderne mediacultuur zie ik vooral een inflatie van taal, omdat er te nonchalant mee wordt omgesprongen en er veel nuance verloren gaat wanneer subtiel verschillende uitdrukkingen worden vervangen door een emoticon of een half begrepen anglicisme. Die taalverarming leidt ertoe dat we ons niet meer goed kunnen uitdrukken. Maar taal is zo hard nodig om orde te scheppen in ons leven. Dat zie ik ook in mijn werk: mensen die introspectie niet gewend waren, zoeken naar uitdrukkingsmiddelen voor wat ze van binnen ervaren. Dat draait onvermijdelijk uit op taal, en het zoeken ernaar.

Een mooi voorbeeld van de unieke kwaliteit van poëzie is het gedicht De doden, een hertaling door Ingmar Heytze van het gedicht van Billy Collinsthe dead. Ik vind de vertaling in dit zeldzame geval beter dan het origineel. Het gedicht beschrijft hoe de doden naar ons kijken, als ouders die geduldig wachten tot wij in slaap zijn gevallen. Het oproepen van zo’n beeld terwijl je de verbeelding van de lezer vrij laat, dat is wat alleen poëzie vermag.

Wat zijn je ambities voor de toekomst?
Ik ben niet echt superambitieus. Ik wil gewoon blijven schrijven. Eigenlijk wilde ik een veertigtal exemplaren in eigen beheer laten drukken die ik in eigen familie- en vriendenkring zou kunnen uitdelen. Maar ik zag de ZEEF wedstrijd en dacht: laat me daar maar eerst eens aan meedoen, wie weet. De rest is geschiedenis.

 

PESTKOPJES

in de binnenspeeltuin van onze compostbak
klauteren sinds kort jonge ratten
door het keukenafval, gooien

wortelschillen naar elkaar, doen idioot
met een preistomp luid mekkerende geiten na.
ze krijgen een standje van hun ouders wanneer

ze in een ballenbad van slijmerige meloenpitten
joelend achterover slaan.
met een halve eierschaal scheef op hun kop

bootsen ze met een pruillip Calimero na, maar hun
beste act blijft de forse gezwellen van erwten
onder de oksels
waarmee ze zwarte dood spelen badend in koffiedrab.

 

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...