Melancholische toevalligheid
door Jeroen van Wijk
–
–
Anne-Marijke Claeys (1958) debuteerde in 2015 met haar bundel Ik zou zo graag wit zijn in eigen beheer. Haar nieuwe bundel Meer licht kwam begin 2024 uit.
De bundel is opgedeeld in zes hoofdstukken waarbij de datum 22 maart een speciale betekenis krijgt. In de proloog staat vermeld dat Goethe het ‘eeuwige licht’ op een 22 maart zag en dat zijn laatste woorden ’Mehr licht’ waren. Vervolgens lezen we dat deze sterfdatum zich herhaalde ‘in een rij niet toevallige gebeurtenissen’. Zo zijn de schoonvader en eerste kleindochter van de dichter op een 22 maart geboren, vonden de aanslagen in Maalbeek en Brussels Airport op een 22 maart plaats en begon de quarantaine tijdens de Covid-19 pandemie (aldus voor de dichter) op 22 maart. Het voelt een beetje gekunsteld om een datum als rode draad te nemen, gezien ieder mens met een beetje wikken en wegen de toevalligheden op een datum persoonlijk kan maken. Als je maar hard genoeg zoekt is er altijd een verband te vinden.
Ieder hoofdstuk is voorzien van een door de dichter gemaakte foto die met het thema van het hoofdstuk correspondeert. Zo is de foto bij het tweede hoofdstuk, dat onder andere gaat over de geboorte en het nest verlaten, een close up van een huilende baby. Bij de titel van het eerste hoofdstuk is een fout gemaakt, omdat de inhoudsopgave spreekt van ’22 maart 1930′, maar het hoofdstuk begint met ’22 maart 2030′ dat tevens ook de titel van het laatste hoofdstuk is.
Het eerste gedicht van de bundel getiteld ‘Vaders’ vertelt over het belang van de vader en de voorgeschiedenis van de mens door de vader als boom voor te stellen. Het beeld is een beetje makkelijk gezocht en wordt naarmate het gedicht vordert steeds uitleggeriger: ‘Vaders zijn heilig / maar ook een beetje mens / een streng oog speelse handen / en rake verhalen vol kindgeluk’. Het gedicht eindigt met de versregels: ‘Vaders zijn als stambomen / ze leggen sporen / voor de geschiedenis.’ Het gedicht is niet origineel, bevat geen noodzaak, de taal spat er niet vanaf en is te vaag om echt te raken.
–
Kastanjekaarsen branden onder de junizon terwijl
ik fiets langs de stilte van jouw leven.
–
Jij op je driepikkel gebogen
de vissen zitten tellen.
Ze happen gulzig rond je spiegelbeeld
in de vijver waar dansende lelies vredig het watervlak
beheren.
Zij lachen om jouw aandacht richten hun open kruinen
fier naar het licht.
–
Binnenshuis vullen wij met haastige handen
de kilte met warmte en geneugten van ongelooflijk veel
weleer.
Je kijkt alleen maar toe je schijnbaar pratende lippen
verraden geen klank meer.
–
Het alles is immers al zoveel keer gezegd de cirkel rond
–
de laatste woorden in ons hart
–
ze blijven branden van verlangen naar meer
van wat je zo vaak nog wou herhalen
je kon het niet meer
het laatste vuur had je ons immers gegeven
–
Fakkel van leven
Net als het merendeel van de gedichten in de bundel Meer licht valt ook dit gedicht in een paar zinnen samen te vatten. Er wordt een beeld geschetst van een oud persoon die rustig naar de vissen kijkt, vervolgens bevinden we ons in een gezellige huiskamer waar verhalen van vroeger worden verteld terwijl de oude persoon in stilte toekijkt. Uiteindelijk kun je als mens niet meer meedoen met het herhalen van verhalen en moet je het laatste vuur doorgeven. Kortom, ook al willen we het niet, uiteindelijk gaan we allemaal dood en geven we de fakkel van het leven door.
Veel elementen in dit gedicht zijn wellicht herkenbaar voor de lezer, maar deze herkenbaarheid verraadt een oppervlakkigheid. De versregels zijn inwisselbaar voor ieder ander gevoel dat iemand van een opa of oma kan hebben. De algemeenheid zorgt er enkel voor dat het gedicht niet zelf tot leven komt. De versregels klinken heel betekenisvol -en dat zal het voor de dichter ongetwijfeld zijn-, maar zo voelen ze niet. Versregels als: ’ze blijven branden van verlangen naar meer’ zeggen wel dat er verlangen is, maar laten geen verlangen zien. Daarnaast is er een inconsistentie met het gebruik van interpunctie dat halverwege het gedicht wordt opgegeven.
Veel van de gedichten in de bundel Meer licht voelen melancholisch of pathetisch aan en richten zich veelal op clichématige, persoonlijke beelden of quasifilosofische gedachten, zoals in het gedicht ‘Woordenweg’:
–
Plots is er
het niets
–
Het zijn gaapt
in donkerheid
–
geen woord
geen teken
–
Het gat van Babylon
–
Geen verlangen
geen hoop
–
Worden wij langzaam
weer van papier?
In dit gedicht worden we gebracht naar het niets, waar ‘Het gat van Babylon’ als symbool voor fungeert. Waarschijnlijk gaat het hier niet over de stad of hangende tuinen van Babylon, maar over de wijk ‘Babylon’ in Den Haag, die in 1944 door een geallieerd bombardement werd getroffen en in de decennia daarna onbebouwd bleef. Er wordt niet (gevoelsmatig) geïllustreerd waarom er geen verlangen of hoop meer is en het gedicht eindigt met een vage retorische vraag. Uiteindelijk vergaan we allemaal en worden we bomen die weer papier worden. Met wat fantasie wordt er gezegd dat we langzaam aan allemaal papier worden, omdat het enige dat van ons overblijft het geschreven woord is. Als een gedicht zo weinig handvatten geeft dat het interpreteren al snel vergezocht wordt, dan doet dat af aan de betekenis van het gedicht.
Qua taal en rijm is de bundel niet vernieuwend, mooi of interessant. Er staan een aantal woordspelingen in zoals ‘Leef-tijd’ en ‘ont-moeting’ die ik in het hedendaags jargon als cringe* zou omschrijven. Er wordt veel gebruik gemaakt van enjambementen die meer willekeurig voelen dan goed doordacht. Sommige versregels lopen prima, en her en der is er is er sprake van interessante klank en rijm, maar dit zijn eerder uitzonderingen dan de regel. Hetzelfde geldt voor de beelden die de dichter maakt. Er staan wel mooie versregels in de bundel, zoals in het gedicht ‘Zonder jou’: ‘je handen hielden op met / proeven’, maar veelal zijn de gedichten te cliché of te vaag.
Het eerste gedicht van het laatste hoofdstuk reflecteert weer op de datum 22 maart, maar dan als blik op de toekomst.
–
Je bent een datum
Je bent wat nog niet is
Becijferd en geletterd
–
Je bent weer een dag
om naar uit te kijken
Deadline
Je bent geboortelijk en sterfelijk
een wens een stil verlangen
Herdenking
Je wordt herinnering
een voortdurend terugkerende cirkel
van verleden over heden naar een frisse lente
Naar meer licht
–
Je bent het stille leven
Je bent de weg
Verhaal van altijd weer
Tot oneindigheid.
Net als veel andere gedichten in deze bundel worden er in dit gedicht voornamelijk vage omschrijvingen of algemene observaties gebruikt. Versregels zoals: ‘Je bent weer een dag / om naar uit te kijken’ of ‘Je bent het stille leven’ zeggen weinig als je geen context bij de situatie hebt of op zijn minst een originele, goed klinkende omschrijven. De lezer kan wel proberen om op het eigen leven te reflecteren of om de context van het gedicht of van de dichter te achterhalen, maar dan begint de lezer zelf het gedicht te schrijven en dat is gek, want een gedicht kan niet alles betekenen. Sterker nog, in een goed gedicht verdwijnt de dichter tot op zekere hoogte achter het gedicht, maar in de bundel Meer licht is de dichter te vaak op voorgrond aanwezig waardoor er aan het einde van het lezen weinig memorabel overblijft.
*Cringe is een soort ongemak waarvan je mentaal en fysiek in elkaar wil krimpen. Een soort plaatsvervangende schaamte dus.
____
Anne-Marijke Claeys (2024). Meer licht. In eigen beheer, 72 blz. € 23,00. ISBN 9789464944150