LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Pieter Sierdsma – Onderweg

16 aug, 2024

The point of a journey

door Ivan Sacharov



Pieter Sierdsma (1948) studeerde geschiedenis en was archivaris van beroep. Het is misschien verhelderend om zijn poëziebundel Onderweg in dat licht te bekijken. Waarbij ik voor het gemak maar even aanneem dat we onder een geschiedenis ook alledaagse gebeurtenissen kunnen verstaan. Het eerste gedicht van de bundel:

treinrit

rijdend door de brede vleugelslag van de akkers
versnelt het land als licht geveerde velden
in lijn met de trein.
de voren op het land vormen slagpennen
met rulle veren zand, bomen verglijden
als hoog geplante twijgen om licht aan te rijgen.
mijn hoofd rust op een kussen van glas.
ik ben me van geen kwaad bewust
zowel achter als van voren verliest het land
zijn sporen in voorbij schietende bomen
die keren bijna ongemerkt op een zelfde plaats terug.
Ik heb niets verwacht,
de volle sloten spiegelen een heldere dag.

Een gedicht waarin iemand die rijdt in een trein zijn indrukken weergeeft. Is dat voldoende voor een geschiedenis? Nu ja, er gebeurt wel wat. De eerste regel geeft met die ‘brede vleugelslag van de akkers’, een bewegend beeld van zich uitspreidende en dan weer inkrimpende velden, die voorbijkomen door het rijden van de trein. Fraai. Net als de ‘hoog geplante twijgen om licht aan te rijgen’, zeer aanschouwelijk. Maar geschiedenis? Daarvoor lijken indrukken alleen (hoe mooi ook verwoord) niet genoeg. Ons hoofd, dat een gigantisch assimilerend vermogen heeft, wordt er te weinig door aangedaan. Hoewel de rust – het gevoel dat er weinig gebeurt en er dus weinig te vertellen is, laat staan echt een geschiedenis – hier wel erg breekbaar lijkt: getuige dat ‘kussen van glas’, waarop het hoofd rust (het raam van de trein, maar ook het raam waarbinnen alle eerder genoemde indrukken passen). Een bewijs van de subtiliteit van de dichter en zijn capaciteit om scherpe, rake beelden te vinden. En toegegeven: niets is breekbaarder dan rust! Het leven verzet zich ertegen. Het leven wil ‘geschieden’. Ook in dit gedicht, waar dat glazen kussen (bijna) kapot valt op de volgende regel: ‘ik ben me van geen kwaad bewust’. Want waarom zou de ik-persoon zich van kwaad bewust moeten zijn? Juist die ontkenning lijkt iets te bevestigen. Geschiedenis? Om geschiedenis te worden, moet iets niet bij waarneming blijven steken: het moet dieper doordringen in ons bewustzijn, moet iets met ons dóen. Komt het hier zover? Ik weet het nog niet (zeker). De ‘voorbij schietende bomen’ die bijna ongemerkt op een zelfde plaats terugkeren, proberen iets te versluieren. Vooral dat woordje ‘bijna’ is in dit verband veelbetekenend. Iemand vertelde mij eens: ‘the point of a journey is not to return’. Als de bomen niet helemáál ongemerkt terugkeren, is er – hoe weinig ook – toch iets gebeurd! En elke gebeurtenis maakt deel uit van een geschiedenis. Maar het gedicht aarzelt nog. Het lijkt, aan het begin van de bundel – aan het begin van een reis – de lezer nog niet teveel te willen verontrusten. Hoewel een ‘volle sloot’, toch echt wel het bestaan van een ‘lege sloot’ veronderstelt. En dan is daar nog die één na laatste regel. Niet: ‘Ik verwacht niets’, maar: ‘Ik heb niets verwacht’. De ik-persoon blijkt al verder in de tijd dan het gedicht. Maar hij is hier misschien toch nog te vol van zichzelf om meer te zien dan een heldere dag (waarbij dat ‘heldere’ dan wel mooi paradoxaal is).

Kan er in poëzie iets worden gearchiveerd? Een gekke vraag. Eén waarop misschien geen direct, ‘expliciet’ antwoord is te verwachten. Maar 10 bladzijden verderop in de bundel staat dit gedicht:

wolken

de wolken zijn een veld van eilanden.
uit een land stromen veel kreken.
een bergketen ligt aan een meer
in een opdeling van rotsen en streken.

de landen zijn gedompeld in zee.
ze liggen zwijgend vast of varen,
een vloot van gebrast zeilende schepen.
de wijde koers heeft hen beroerd.
ze dragen wat te licht is om te verhelen.

Ook gedichten zijn als ‘wolken’, of zo men wil als ‘eilanden’ op te vatten. Ook gedichten dragen wat volgens de prachtige laatste regel ‘te licht is om te verhelen’. Zegt dat iets over het archiverend vermogen van poëzie? Nog niet direct, maar er wordt in elk geval ‘iets gedragen’. Zoals de mappen in een archiefkast iets dragen. En dan is er nog die regel: ‘ze liggen zwijgend vast of varen’. Ook daar lees ik voor ‘ze’ gemakshalve maar even ‘gedichten’. Ik denk dat de dichter erop doelt dat gedichten – als er eenmaal een betekenis aan is toegekend – in ons hoofd ‘zwijgend’ vastliggen. Ze beginnen pas weer te spreken als ze gaan ‘varen’, dat is: als we ontdekken dat hun betekenis toch niet zo vastligt als we dachten! Hetzelfde geldt voor een archief. In een archief worden gegevens ‘vastgelegd’ bewaard tot iemand er kennis van neemt, en ze als informatie gebruikt. Een wonder: interpretatie zet gegevens in beweging en maakt er informatie van! Zo bekeken is een gedicht dus ook een archief, omdat het gegevens bewaart. Een dichter slaat er – bewust of onbewust – een aantal van zijn eigen indrukken in op. Gemanipuleerd natuurlijk. Soms zelfs de indrukken van een ander… Zoals wellicht gebeurd is bij ‘De moeder de vrouw’, van Martinus Nijhoff. Ja, we zien de informatie die een dichter in een gedicht weergeeft nooit compleet, nooit exact zoals hij die verzameld heeft. We zien iets wat hij hoogstwaarschijnlijk op basis van zijn associatief vermogen heeft gecreëerd: iets wat voor hem ‘te licht is om te verhelen’. Als archivaris van ‘het bijna ongemerkte’, is Sierdsma een ster. Ik hoef niet ver te kijken: het gedicht ‘cirkels van de stad’, op de bladzij tegenover het gedicht ‘wolken’, eindigt met de volgende strofe:

een fiets waar niemand op let helt tegen een boomstam.
de stad is de koele klank uit de beker van een trompet
op het ritmisch getik van de stap.
zo krijg je behoedzaam vat op de maat van de stad,
waar je onbelemmerd gaat, het is al laat.
de ring van de gracht sluit om de kerk,
grijze sokkel van het zwerk.
jij en je ziel lopen niet in de gaten,
de regen slaat kringen in het water.

Opmerkelijk: ‘jij en je ziel’, dat is níet per se met je ziel onder je arm! Hoewel de gedachte daaraan even opkomt. De dichter zou er zelfs smaak in kunnen hebben om ongemerkt – ‘onbelemmerd’, zoals hij het zelf zegt – ‘te gaan’. Er zit iets geniaals in om zo geruisloos door het leven te bewegen. Als een observator, zonder noemenswaardige sporen achter te laten en misschien onnodig iets van jezelf te verbruiken duurt het het langst. Want verbruiken doen we. Zelfs in het kleinste beetje aandacht raakt een stukje van ons op. Misschien is dát waarom de dichter als een soort van motto aan het begin van zijn bundel kerkvader Augustinus aanhaalt:

‘En de mensen gaan bewonderen de hoogten der bergen
de ontzaggelijke stromen der zee, de brede val der rivieren,
de omgang van de oceaan, de baan der sterren en zij
verlaten zichzelf, zonder zich te verwonderen.’

Augustinus, Belijdenissen, boek 10

In het groot begrijpen we het wel. Maar dat ook in het kleine, in het schijnbaar onbenullige, bijna onmerkbare, het leven voorbij gaat, vergeten we meestal. Wie daaraan herinnerd wil worden en het (bijna) stil(be)staande van de wereld voor zijn ogen in beweging wil zien, moet de poëzie van Pieter Sierdsma lezen. Ik besluit met een gedicht dat dit wezen van het grote in het kleine feilloos illustreert. Eén van de fraaiste van de bundel:

publieke banken

de banken in het park dragen het lichte gewicht
van een plaats bezaaid met bladeren
bestemd voor gesprekken
soms bezeerd door stiltes en verwijten
maar meestal geeft de rug een traag schommelen aan.
vertrouwd zijn ze met de tussenpozen van schaduw en licht,
woorden tot de bomen gericht
of bedekt met een krant voor een slapende man.
de banken bieden een zitplaats voor de wandelaar,
hebben een voorkeur voor verliefde pogingen,
een arm langs het hout geschoven
en zijn oprecht aan peinzen en dromen gehecht.

Mooi hoe die ‘arm langs het hout geschoven’, in ‘verliefde pogingen’, óók bedoeld lijkt te zijn voor de bank! Mogelijk heeft de dichter vaak verliefde stelletjes op banken gezien, waardoor hij banken een ‘voorkeur voor verliefde pogingen’ toeschrijft. Het zijn in dit gedicht in elk geval de banken die leven: door ons, door het komen en gaan van licht. De banken peinzen en dromen van ons: vluchtige mensen in een (te) snelle wereld. Wij zijn misschien voor een bank, wat gedachten zijn voor ons. En dan: wat is heerlijker voor zo’n bank dan de gedachte aan een arm die hem streelt? Een bank uiteraard, die zich bewust is van zijn geschiedenis.
____

Pieter Sierdsma (2024). Onderweg. Uitgeverij Liverse, 72 blz. € 21,95. ISBN 978 9492519788

     Andere berichten

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...