LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

25 sep, 2024

De grootsheid van kleine dingen

door Hettie Marzak




Op Wikipedia wordt uitgelegd wat kamermuziek is: ‘muziek voor kleine, enkelvoudige bezettingen, die bij wijze van spreken in een huiskamer kan worden gespeeld, met een klein aantal uitvoerders, waarbij elke uitvoerder een unieke rol speelt. Intieme muziek, geschikt voor de expressie van subtiele en verfijnde muzikale ideeën.’ Het is meteen duidelijk waarom Veenbaas dit muzikale begrip als titel heeft gekozen voor zijn nieuwe bundel: ook in deze gedichten is slechts plaats voor een paar spelers in kleine kring, zoals zijn beide grootouders, zijn ouders, zijn geliefde en hijzelf. Hun optreden in de bundel is ook zeer intiem en gevoelig beschreven. Veenbaas heeft niet veel woorden nodig om ze neer te zetten: de grootvader die boer was, de zwijgende grootmoeder, de vader die in de oorlog door de hel was gegaan en de moeder die het gezin liefdevol bijeenhield. Veenbaas roept herinneringen op aan zijn jeugd in een klein dorp, een leven dat eenvoudig was, maar doortrokken van liefde, bevestiging en huiselijk geluk. Hij doet dat door terug te blikken en te constateren hoe het was, maar de milde, nuchtere spot waarmee hij zichzelf beschrijft, doet vermoeden dat daarachter grote emoties schuilgaan.

Veenbaas is naast dichter ook schrijver, vertaler en filosoof. Aan de Internationale School voor Wijsbegeerte doceerde hij de cursus Odysseus’ onvoltooide reis, tevens de titel van het boek dat hij in 2021 over hetzelfde onderwerp publiceerde. De bundel Soms raakt de aarde mij aan kwam uit in 2020. Zijn liefde voor Odysseus en de klassieke oudheid valt ook af te lezen aan het gedicht ‘Mythologie II’ waarin hij de Griekse mythologie op zijn eigen leven betrekt:

achilles kreeg een schild
door hefaistos gewrocht de manke smid
om wie zo gelachen werd
door de gluiperige goden
het mijne werd gesmeed door een vrouw uit één stuk
die op haar dertiende van school moest
omdat haar vader stierf
en door een man die kapotging in de oorlog
maar op een wonderlijke manier voortleefde
er staat een klein huis op met een rood pannendak
een kamer met kolenhaard en harmonium
en een tuin met een mekkerend geitje
als ik bedreigd word of wanhopig ben
dan hef ik mijn glanzende schild
laat die trojanen maar komen
ik lust ze rauw

Het schild van Achilles wordt door Homeros in de Ilias beschreven als een voorstelling van het gehele leven, met onder andere de afbeelding van twee steden, oogsttaferelen, een huwelijk, een rechtszaak, een dans, met eromheen een rand die de Okeanos uitbeeldt, de grote rivier die in de klassieke oudheid de wereldschijf omvat. Bij Veenbaas is het duidelijk dat de afbeeldingen die op zijn schild staan taferelen uit zijn jeugd voorstellen en dat zijn familie zijn wereld omvat. De idylle van ‘een klein huis (…) met een rood pannendak’ biedt voldoende bescherming voor de dichter om zich in het latere leven staande te houden. De laatste vier versregels trekken het gedicht het heden in, met dezelfde spot en humor die je in de hele bundel kunt aantreffen, alsof Veenbaas de heftigheid van zijn gevoelens wil afzwakken omdat ze anders te intiem zijn om aan buitenstaanders te tonen.

Niet alle gedichten gaan over het verleden met herinneringen en mijmeringen. Ook in het heden is de familieband sterk aanwezig in een ‘Broederlijk gesprek’, een bezoek aan de ouders, een begrafenis. Veenbaas beschrijft de mensen om hem heen, vrienden en vreemden, met eenzelfde belangstelling. De geliefde neemt daar natuurlijk een bijzonder plaats bij in:

JIJ TOCH

al dagen ben je weg
en nog steeds brandt de zon
je jurk hangt aan de waslijn
geel rood en zwart
als een stille hete vraag
dan steekt de wind op ten antwoord
zwart rood en geel
er vormt zich een bolling een borst
een dij die dansen gaat
als je thuiskomt grijp ik je
rood en zwart en geel
en ik sleep je mee
naar een veel heter nog
brandend bed

De dichter speelt hier met de kleuren van de jurk van zijn geliefde: de wind waait de kleuren door elkaar, doet ze van plaats veranderen en blaast de vorm van een vrouw in de stof. Met alliteratie – ‘een bolling een borst / een dij die dansen gaat’ – weet de dichter de werveling van de wind uit te beelden. Ook de korte a en de lange ee, die steeds terugkomen, dragen de klanken in het gedicht. Het zal geen toeval zijn dat de kleur rood, die van de liefde en het vuur, voorop gezet wordt als de dichter denkt aan het bedrijven van de liefde met zijn vrouw. Het gedicht laat zien hoe Veenbaas met eenvoudige woorden in een kort gedicht een heel verhaal weet te vertellen. Kamermuziek, inderdaad. Veenbaas mag dan zijn taal klein en intiem houden, hij weet er een groots resultaat mee te bereiken.

Enkele gedichten zijn geschreven in de periode dat er corona heerste. Zoals in alle gedichten overheerst ook in deze het optimisme waarvan Veenbaas altijd blijk geeft. Het is de aandacht voor details waaruit hij zijn kracht schijnt te putten:

APRIL 2019

stil en schuw ga je de deur uit
en bereikt heelhuids de supermarkt
in alle schappen hoor je
vleermuizen krijsen

ziekte regeert
onder oeroude voorwaarden
grillige goden
hulpeloze schepselen

je graait wat leeftocht bijeen
en stapt weer op de fiets
ineens zie je het
speenkruid opent zich bedeesd
meerkoet troont op zijn nest
het is voorjaar geworden

je denkt waarachtig
ze proberen het toch

De bundel kent geen afdelingen en Veenbaas gebruikt geen leestekens of hoofdletters. Misschien wil hij daarmee aangeven dat alles van even grote waarde is, dat er geen verschil gemaakt wordt tussen heden en verleden, tussen anderen en zichzelf. Wel valt er een zekere chronologische volgorde te ontdekken, die begint met de dichter als kleine jongen en eindigt met volwassenheid van hem zelf en met zijn vader als hoogbejaarde man.

De poëzie van Veenbaas is niet moeilijk geconstrueerd, bevat geen moeilijke woorden en is is ook niet moeilijk te begrijpen. Dat kom omdat zijn gedichten, hoewel zeer persoonlijk van aard, door hun thematiek voor iedereen te bevatten zijn, omdat de onderwerpen gekozen zijn uit het dagelijkse leven, zoals iedereen dat kan herkennen. Toch kun je deze poëzie niet eenvoudig noemen, daarvoor is de diepgang te groot en zijn de achterliggende gevoelens te sterk. Veenbaas maakt van een heel eenvoudige gebeurtenis iets bijzonders door er een speciale lading aan toe te kennen en die vervolgens vast te leggen in goedgekozen woorden en stijlfiguren. Dat maakt deze bundel zo goed.
____

Jabik Veenbaas (2024). Kamermuziek. Wereldbibliotheek, 48 blz. € 22,99. ISBN 9789028453746

     Andere berichten

Wim Meyles – Vrolijk en vilein

Wim Meyles – Vrolijk en vilein

De dertigste bundel vol taalhumor door Inge Boulonois - - Weinig dichters zijn zo creatief en productief als Wim Meyles (1949). In 2020...