Frank Pollet acht het zijn plicht
door Marc Tiefenthal
Zowat zes jaar geleden maakten de lezers van Meander kennis met de dichter Frank Pollet (1959). Hij is dezelfde niet meer en toch nog wel. Zo is hij nog steeds een Nederlandstalige Belg, het soort dat in Nederland haast niet gekend is. Daar kennen ze hooguit wat Vlamingen, Vlaamse frieten (terwijl die per definitie Belgisch zijn), Vlaamse chocolade (idem) en lekker bier. Maar hij is nu met pensioen en heeft een zware inzinking achter de rug. Was hij ooit de dichter die met enige tegenzin gedichten schreef, dan is hij nu eindelijk dichter geworden. Of hopelijk geweest, zoals hij zegt. Tijd dus voor een aantal prangende vragen.
Hoe is dat, met pensioen?
Voor mij verandert er niet veel: ik doe gewoon verder. Ik voel de aandrang nog, ik wil nog veel. Maar op een of andere manier wordt het moeilijker. Ik werk trager, ik word makkelijker afgeleid, de uiterste noodzaak is er niet langer. Dat is een vies gevoel. De gepensioneerden die ik ken, beginnen allemaal te sukkelen met hun gezondheid, dus wil ik niet gepensioneerd zijn.
Ik heb jarenlang schrijfcursussen gegeven. Ik kon mensen uitleggen wat ik al jaren op het gevoel deed. Dat levert me sinds kort maandelijks een pensioenbedrag op. Zo drukte ik mijn leerlingen op het hart nooit te veel van dezelfde dichter te lezen, zodat ze niet beginnen te schrijven zoals die ene dichter. En ik benadrukte dat ze niet zichzelf, maar hun werk ernstig moesten nemen. Niet de mens, maar zijn werk, maakt de dichter.
De aanleiding voor dit gesprek is de publicatie van jouw verzamelde gedichten. Inderdaad, ik word 65 dit jaar, dus mocht er iets gebeuren. Dat werd een nieuwe druk, de zevende, van mijn eerste kinderboek Burenboel! én de publicatie van mijn verzamelde gedichten. Dat boek zal 544 pagina’s tellen. De uitgever is ook vormgever en in die functie ken ik hem al langer. Ik maak nu eenmaal graag werk van mijn werk. Het boek heeft als titel Polletanië! en is op 6 oktober officieel voorgesteld in de Stadsschouwburg van Sint-Niklaas. Polletanië! is ironischerwijs het stukje aarde, een staatje, dat aan Frank Pollet werd toevertrouwd en dat hij bestuurt als was het onafhankelijk. Het is wie hij is, hoe hij is, wat hij doet, hoe hij is geëvolueerd.
Hoe ben je er ooit toe gekomen?
Ik ben vrij jong begonnen als dichter. Ik was 12 jaar en verliefd op mijn buurmeisje. Zij zag me niet staan. Dat verdriet deed me schrijven. Thuis werd dat niet ernstig genomen. Mijn ouders wilden dat ik er mee stopte. Ik moest immers studeren en een diploma halen. Stiekem schreef ik toch. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Tot ik op een dag, ik was 20, een prijs won. Toen waren mijn ouders fier.
Op die manier werd je een dichter, erkend door je ouders.
Tja, eigenlijk schrijf ik niet graag poëzie. Ik stel het ook altijd uit, maar soms moet het, dan ontplof ik, en dan komen de gedichten er vrij vlot uit. Daarna is het nog polijsten, natuurlijk. Dat kan jaren duren. Schrijven is hard werken, en gaat traag vooruit. Ik schrijf niet graag. Ik pruts liever tot er iets staat dat me aanstaat. Ik noem me niet meteen een dichter maar een prutser. Of een technicus. Ik heb een obsessie voor het juiste woord. Ik raadpleeg woordenboeken, encyclopedieën, rijmwoordenboeken, synoniemenlijsten, noem maar op.
voor Paul Snoek
–
Bestaan er wagens die zeer snel
een dichter naar zijn veilige bestemming
brengen? Met een stroomlijn
die zijn woorden eer aan doet?
–
Dient een auto
blauw te zijn, of is het zwart
van diepe nachten sneller
leverbaar, en in de mist
–
dus bijgevolg?
Heb je Moniek, je vrouw, versierd met een gedicht?
Haha, nee, toch niet. Maar ze krijgt wel een ereplaats in sommige van mijn gedichten.
Welke thema’s vormen de leidraad in je werk?
Dat de tijd onontkoombaar is. Al heel mijn leven worstel ik met het ‘nu’. In mijn hoofd leef ik in het verleden. Noem dat nostalgie. Als ik zie hoe alles evolueert, denk ik toch dat veel vroeger beter was. Dat beseften we toen niet omdat we toen in het ‘nu’ leefden. Andere thema’s zijn de liefde en de dood. Zoals iedereen, zeker? Maar niet waarover ik schrijf is belangrijk, wel de wijze waarop.
Naar het gelijknamige werk van Joseph Willaert
–
We zijn vandaag weer
van elkaar in de blauwste lucht
denkbaar, een hemelbed
dat voor ons begonnen is.
–
Liefste, het hek staat open.
–
De lucht is nog warm
van je aanwezigheid.
Wat maakt een gedicht tot een Pollet?
Wat een vraag. Daar ben ik niet mee bezig. Ik heb wel gemerkt dat mijn manier van schrijven door de tijd geëvolueerd is. Ik ben uiteindelijk bij een vorm van eenvoud terechtgekomen, al is het een bedrieglijke eenvoud. Ik ben fan van de schilder Joseph Willaert. Een schilderij van hem lijkt al even eenvoudig als een gedicht van mij uit mijn latere werk. Er prijkt dan ook een werk van Willaert op de kaft van mijn Polletanië! Wanneer is een gedicht een Pollet? Laat het ons zo stellen dat het oké is wanneer ik het jaren later opnieuw lees en bedenk dat het eigenlijk nog niet zo slecht is. Als ik dat niet denk, gooi ik het gedicht weg.
–
Alles wat je schrijft, dat
ben je zelf. Dus.
–
Ik focus.
–
Op het ene zwarte gat na
het andere. Op de aard
en eigenschappen
van de zwaartekracht. En op
principes van de ruimtetijd.
–
Ik duw me verder in de richting
van het onmogelijke.
–
Wanneer ik moe ben, slaap ik.
Wanneer niet, dan fysica.
–
Alleen mama weet
of ik uit mensen ben ontstaan.
Je hebt ooit overwogen om wielrenner te worden. Je hield er een koersfiets aan over en vriendschap met de dichter / fietser Paul Rigolle, die een interessante inleiding schreef bij de verzamelde gedichten.
Hoe heb je Paul Rigolle ontmoet?
Niet via de wielersport, maar aan de hand van de poëzie. Het tijdschrift Vers, waarvan ik oprichter en redactielid was, schreef jaarlijks een poëzieprijs uit. De bundel van de winnaar werd gepubliceerd als laatste nummer van die jaargang. In 1982 heeft Paul, die ik toen louter van zijn gedichten kende, de prijs gewonnen voor zijn bundel De held van het noorden.* We zijn contact blijven houden. Nu ik dit jaartal zie… Paul en ik kennen elkaar dus al 42 jaar…
*De hel van het noorden ligt in Noord-Frankrijk en maakt deel uit van Parijs – Roubaix. Het is een wielerwedstrijd die grotendeels uit kasseiwegen bestaat, en waar het dus gevaarlijk fietsen is met dunne bandjes.
–