Jeroen van Wijk (1997) is dichter, schrijver, (poëzie)recensent en kunstenaar. Zijn werk is beeldend en gaat veelal over de maatschappij, verhalen vertellen, tragiek en de poging om schoonheid op onverwachte plekken te vinden. Eerder werk van hem verscheen o.a. in Het Gezeefde Gedicht, HetMoet, Mugzine en Seizoenszine. Binnenkort verschijnt zijn werk in het Hollands Maandblad en bij Het Liegend Konijn. Hij staat graag op het podium en stond onder andere bij Dichters in de Hortus, Stichting Granate, Reuring, de Leidse Poëzienacht, NULL-festival, een rave, Het Filosofisch Diner en meer.
–
vertel me over vroeger
wees niet kortaf
en wees vooral ook niet te lang
uitgebreid
of traag van stof
–
vertel me wat ik horen wil
praat niet te snel en niet te zacht
vertel alsof de morgen niet bestaat
alsof je leeft in duizend-en-een-nacht
–
in jouw verhalen wil ik
de melancholie van je tong kunnen proeven
maar niet te veel voelen
ik wil beelden voor me zien verschijnen
maar niet hoeven bedenken
–
ik wil dat je de woorden uit mijn ogen trekt
ze buigt en draait en knoopt
alsof je een ballondier vormt
dat mij de nacht in vergezelt
–
vertel me over liefde vertel over hartstocht
vertel over de dood en over tranen
die we zaaien om later weer te oogsten
–
vertel alsjeblieft een verhaal
waar de nacht een knuffel is
zacht van stof eeuwig lief geef mij
een pluizig einde waar niemand
ooit nog lijden zal
–
vertel verhalen voor iemand zoals ik
–
Ze smijt grootmoeders vaas op de vloer.
Laat het boeket van gerbera’s, rozen en lelies
op scherven drogen. Als een gebroken roer
schipper ik de dagen door die zij verliest.
–
Ze leunt met lek geprikte armen op het hek
en trekt haar broze lokken uit als dode twijgen
van een oude wilg. Er nadert een vlek donker
die het landschap grof tot zwijgen brengt.
–
Tijdschriften in de wachtkamer. ‘Laat het bezinken.’
Alsof ik niet voor jou de hemel zal buigen tot meander,
in één oog de donder vang, de zeeën laat slinken,
–
met honderd handen muren breek. Desondanks verander jij
in een kleine, bleke bloem. Hoor ik je stem het bed inklinken
en wacht, hieraan verankerd, jouw laatste woorden af.
–
ze slenteren over smeulende aarde
herinneren de heide
ze slenteren over sporen rails
herinneren de beesten
–
ze vervloeken elke dag de zon
en baden in haar tedere armen
die hun lederen huid breekt
in duizend stralen uranium
–
gedoemd om te blijven dwalen
naar water te rennen in schaamte
naar water te rennen en vallen
in Styxrivieren
om verbrande huid te redden
–
laat het zwoegen van de klokken achter
bloesempoorten luiden in de hemel
en bevrijd jezelf arme Hibakusha
uit de schaduw van de zwammen