LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Alfred Schaffer

12 dec, 2024

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’

door Gerard Scharn


Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en werkt in Zuid-Afrika waar hij momenteel aan de Universiteit van Stellenbosch verbonden is als docent aan de vakgroep Afrikaans en Nederlands.

 

foto © Erik Smits

 

In hoeverre is de invloed van de gevestigde namen zoals Van Wyk Louw, D.J. Opperman, T.T. Cloete, Ingrid Jonker, Breyten Breytenbach, Uys Krige en de buitenbeentjes Wopko Jensma en Peter Blum maar ook Eugene Marais nog merkbaar, afgezet tegen de huidige generatie dichters zoals Ronelda Kamfer en Nathan Trantraal, Antjie Krog?
Dit is eigenlijk een vraag die u aan Afrikaanse dichters zou moeten stellen. In het hoger onderwijs en uiteraard in de specifieke vakgroepen van diverse universiteiten waar Afrikaanse literatuur wordt gedoceerd, wordt aandacht besteed aan het werk van enkele klassieken; dan gaat het onder andere om namen als Opperman, Van Wyk Louw, Jonker, Breytenbach, Krige – Adam Small niet te vergeten. Breytenbach, Jonker en Small zijn nog wel invloedrijk, vermoed ik. Cloete, Van Wyk Louw en Opperman wellicht wat minder.

De Afrikaanstalige literatuur beslaat natuurlijk slechts een klein deel van de totale Zuid-Afrikaanse literatuur, die behalve in het Engels en Afrikaans ook in het Xhosa, Zoeloe, Sotho, enzovoorts geschreven wordt. Vooral in het Engels.

Maar goed, in de Afrikaanse literatuur is Breyten Breytenbach vanaf zijn eerste publicaties tot op heden onafgebroken een vernieuwer van taal en, vermoed ik, een aanwezigheid waartoe je je als Afrikaanse dichter verhoudt. Het is een zegen om een schrijver te hebben die je taal zo ontgint, het experiment zo aangaat, die zo politiek en transnationaal is.

De huidige generatie jonge dichters, waaronder Ronelda S. Kamfer, Nathan Trantraal, Bibi Slippers, Lynthia Julius, Ryan Pedro, Hilda Smits, Jolyn Philips en anderen, is bezig de Afrikaanse poëzie opnieuw grondig te vernieuwen en te verrijken. Ook nu staat de taalbehandeling centraal, het gaat niet alleen om de belangrijke onderwerpen die niet eerder zijn belicht, het gaat echt om het hóe. In die zin is de Afrikaanstalige poëzie in wezen heel experimenteel. Er wordt nu ook werk bij gevestigde uitgeverijen gepubliceerd in het Kaaps, het Gariep-Afrikaans; er is dus een grote emancipatie gaande. Het zijn dichters die beïnvloed zijn door Engelstalige of niet-Afrikaanstalige literatuur, door film, muziek – maar wel in gesprek zijn met de canon, dat zie je bijvoorbeeld ook goed in de tweede bundel van Julius, Kinderlê (2024), waarin gedichten staan die feministische en politieke bewerkingen zijn van bekende klassieke Afrikaanse gedichten. Jonge dichters hebben hier veel kennis van de literaire geschiedenis, dat is verrijkend.

En we moeten niet vergeten dat er ook recent werk is van dichters die al wat ouder zijn en nog steeds vitaal en vernieuwend werk maken – dan heb ik het bijvoorbeeld over de poëzie van Antjie Krog (1952) en Marlene van Niekerk (1954), maar ook over het werk van dichters als Charl-Pierre Naudé (1958) en Gilbert Gibson (1963).

 

indien u de volle verantwoordelijkheid voor mijn autobiografische geheugen
neemt dan graag hier tekenen



ik ben niet mooi meer, de beste uitvoering van mijzelf.
ik zou liegen als ik riep dat ik bestond.
al die zwellingen als na dagen van hevige regen.
daar is vast een diagnose voor.

schrikwekkend afgestompt een droge plek opzoeken
waar ik mij in alle rust kan handhaven
zonder dat het uitmaakt of ik etter.
of ik bloed hoest hoe mijn vacht verdoft.

tot iemand op mijn sporen stuit een sleutelbos
omhooghoudt, een modderige schoen, een ster
aan de hemel, meer
verlang ik niet.



uit wie was ik, strafregels, De Bezige Bij, 2020

 

Wordt het Afrikaans nog als taal van de onderdrukker gezien?
Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime, dat zou bizar zijn. Een groot deel van de wereldbevolking zou niet meer spreken. Toch is de associatie bijna onvermijdelijk gezien de enorme en desastreuze impact die het apartheidsbewind heeft uitgeoefend op het zwarte en gekleurde deel van de bevolking, met onder andere het taalonderwijs als inzet van de machtsstrijd. Het misverstand van de gelijkschakeling van de Afrikaanse taal met het politieke verleden leeft echter vooral buiten Zuid-Afrika, heb ik het idee. In Zuid-Afrika zelf is het bijvoorbeeld bekend dat maar een klein deel van de Afrikaanssprekenden wit is. Toch is het stigma hardnekkig; het Engels ontspringt wat dat betreft de dans. Juíst de Afrikaanse literatuur, ook nu weer door het Kaaps, is altijd óók de taal geweest van ondermijning, kritiek, verzet van binnenuit, bevrijding, van hybriditeit en het subversieve.

Ik heb de indruk dat de werken van Zuid-Afrikaanse dichters en schrijvers een groter lezerspubliek kennen in het buitenland dan het werk van Nederlandse dichters.
Daar zou je dan verkoopaantallen voor moeten bekijken, maar het zou best kunnen. In het Nederlandse taalgebied heb je het dan in elk geval over Antjie Krog, Breytenbach, Galgut, J.M. Coetzee, Van Niekerk, denk ik? Toch, als ik even kijk naar Nederland, en wellicht ook naar Vlaanderen: de aandacht voor Zuid-Afrikaanse (of Afrika-) literatuur is feitelijk nihil, laten we eerlijk zijn. Er is een mooie internationale literatuurprijs en die heet dan de ‘Europese’ literatuurprijs – het zegt genoeg. Ik heb het laatst nog eens bekeken, in het archief met recensies van de Volkskrant, Trouw en NRC. Men is in Nederland trots op de wereldwijde blik, maar die wereld bestaat vooral uit het werk van Engelstalige, (West-)Europese en Amerikaanse auteurs. En verder is de blik gericht op wat er door Nederlandstalige schrijvers wordt geschreven, met het ene na het andere diepte-interview. De aandacht voor een even of veel interessantere vertaalde Zuid-Afrikaanse auteur, of een auteur uit een van de andere Afrikalanden, die is er niet of nauwelijks, en dan bedoel ik een hedendaagse auteur, niet een herontdekte auteur uit de jaren 60 of 70. Er wordt genoeg vertaald, maar net als in het dagelijkse nieuws heeft men eigenlijk weinig tot geen interesse in het Afrikaanse continent, het komt altijd achteraan, en als het echt even de aandacht opeist, dan via het geijkte frame – hongersnood, ziektes, corruptie, geweld – ondanks het werk van correspondenten die een vollediger en ander beeld willen geven.

Doceer je in het Nederlands of in het Afrikaans?
De eerste twee jaar van de bachelors spreek ik vooral Afrikaans. Alleen de teksten die ik behandel en bespreek zijn dan in het Nederlands. Gaandeweg breng ik tijdens de colleges meer en meer Nederlands in. Voor veel nieuwe studenten is het vreemd om een coloured iemand voor de klas te zien staan die een taal spreekt waarmee zij hem niet kunnen identificeren –ze verwachten dat ik gewoon uit Kuilsrivier kom, of Grabouw. Nederlands is voor veel Afrikaanstaligen een interessante, maar ook een rare, beetje ouderwetse taal. Ik bouw het dus rustig op, om iedereen te laten wennen. In het derde jaar doe ik voorzichtig ook wat poëzie in het Papiaments – dat valt altijd heel goed.

 

een droomfragment waarin u mij luid en duidelijk kunt horen terwijl u mij
noch hoort noch ziet de stukken ten enenmale op het bord verzettend



hoe werd mijn donkerbruine lijf, dat pronkjuweel
zo’n ijzig spookhuis, zo’n geblindeerde kijkdoos waar je
behalve in de avonduren
liever aan voorbij loopt en niet
vanwege het verhitte geprevel dat de rondte doet.

een leegstaand gebouw met messcherpe hoeken
waarin men geen vrouw is of man.

smeken om genade is
voor wie in zo’n ruimte niets te zoeken heeft
van een niet te bevatten horror.

zeg, ik weet nog een fijn gezelschapsspel en de spelregels
de spelregels die ken ik helemaal uit mijn hoofd!

leert u ze ook maar snel uit het hoofd.
u met uw vragen
waarom
dan waarom
dan.



uit wie was ik, strafregels, De Bezige Bij, 2020

 

Met Mens Dier Ding uit 2014, waarmee je de Charlotte Köhler Prijs, de Awater Poëzieprijs en de Paul Snoekprijs won, voer je de lezers mee in een vrije associatie van feit en fictie die aan Kafka en Borges herinneren, maar overduidelijk Schaffer zijn. Jij zet op jouw beurt Chaka (1925) van Thomas Mofolo naar je hand. Wie was Mofolo en waarom wordt zijn Chaka als een meesterwerk beschouwd?
Thomas Mofolo was een zwarte schrijver die met zijn belezenheid en talenkennis toegang had tot een groot deel van de Zuid-Afrikaanse, en Afrika’s (orale) geschiedenis. Hij was ook de eerste die uitsluitend in zijn eigen inheemse taal schreef, het Sesotho. Mofolo kwam nog voor Sol Plaatjie, die Mhudi in 1930 publiceerde, en kwam ook ver voor een andere, internationaal bekende grootheid, Chinua Achebe, schrijver van Things Fall Apart (1958). Mofolo debuteerde al in 1907 met de goed ontvangen roman Moeti oa Bochabela (Traveller to the East). Chaka is een herschrijving van een wit, antropologisch narratief rondom Shaka Zoeloe, en in die zin een symbool van zwart verzet en eigenaarschap, een blijk van dekoloniaal denken. Al is dat destijds niet per se de intentie van Mofolo geweest, dat zou de roman loodzwaar hebben gemaakt. Het is een tekst met sterke christelijke waarden erin vermengd, wegens de achtergrond van Mofolo. De geschiedkundige Shaka wordt dus door Mofolo vervormd, en dichter bij de lezer gebracht door vermenging van feit en fictie, door mythologisering en ‘fantasy’ elementen, zoals we dat nu zouden bestempelen. Het is een Afrika sage. Shaka wordt een round character, een ambigue figuur die intrigeert, die aantrekt en afstoot. Mofolo werd voor zijn drie romans – Pitseng (A Search for True Love, 1910) was zijn tweede – telkens geloofd om de uitbeelding van personages en zijn mensenkennis.

Vertalingen verschenen in het Frans, Duits en Italiaans. Vanwaar die fascinatie met Shaka Zoeloe en de opkomst en val van een imperium dat in de woorden van John Laband als los zand aan elkaar hing? Wordt het tijd dat er ook een Nederlandse vertaling van Chaka uitkomt?
Shaka Zoeloe is veelvuldig geschetst door de Westerse, witte, antropologische blik. Juist omdat er zoveel versies en visies bestaan, zoveel toe-eigeningen, blijven het definitieve beeld en oordeel uit. Die meerduidigheid fascineert. Hij is het archetype van de antiheld die uitgroeit tot held en vervolgens volkomen ontspoort. Natuurlijk zou het mooi zijn als deze beroemde roman eens in het Nederlands zou verschijnen, zoals zoveel oude westerse literatuur ook vertaald of hertaald wordt, zodat het in het Nederlands bestaat. Of het tot de mogelijkheden behoort, geen idee – kijk bij de afdeling filosofie in de gemiddelde grote boekhandel: hoeveel filosofen van het Afrikaanse continent staan daar eigenlijk tussen?

Onlangs verscheen bij Eyewear Publishing de vertaling van Mens Dier Ding van Michele Hutchison als Man Animal Thing. In hoeverre heb jij invloed op vertaling van je werk?
Het is met poëzie vertalen anders dan met het vertalen van proza: de markt is nóg kleiner. Ik ben dus al blij dat mijn werk er in het Engels is, evenals in het Frans. De Afrikaanse vertaling vond ik zelf erg belangrijk, omdat ik me in Afrikaanse of Zuid-Afrikaanse literaire kringen beweeg. De Afrikaanse uitgave, vertaald door Zandra Bezuidenhout, is veelvuldig en goed besproken. In wezen een curieus fenomeen, vertalen, het vertaalproces benadrukt de kunstmatigheid én de specificiteit van een tekst nog eens extra. Ik moet er niet aan denken dat ik het zonder al die vertaalde poëzie zou moeten stellen, vooral die in talen is geschreven die ik niet machtig ben – Tranströmer, Holub, Forsström, Borges, Brodsky, Turkka, Júdice, Almadhoun. Wat mijn eigen vertaalde werk betreft, sta ik altijd klaar met antwoorden op onduidelijkheden, maar verder laat ik de vertaler in kwestie haar of zijn gang gaan.

Wie weet wat er in de toekomst nog eens gebeurt op vertaalgebied, bij nieuw eigen werk. We zien het wel; ik heb sowieso niets te klagen gehad in al die jaren.

 

*


een asteroïde, ter grootte van een huis.

een ruimtesteen die de aarde passeert
op relatief korte afstand, op een tiende
van de aarde tot de maan.

een afstand die onmogelijk te dichten is.
en dus een stilstand betekent.

dit alles is ‘doortrokken van weemoed
en onbestemd verlangen’

en een stuk theatraler dan
een fraaie wolkenpartij, de eerste sneeuwvlokken
van het jaar, het koude geluid
van blaffende honden in de zomernacht.

eindeloos zocht ik naar een plek
waar ik kon schuilen.

al was dat met het blote oog natuurlijk
helemaal niet waar te nemen.



uit postuum, een lofzang, Slibreeks nr, 147, 2016

 

     Andere berichten

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...

Interview Laurens Hoevenaren

'het is vooral een ambachtelijk spelen en zoeken, wat bijna altijd een nieuwe inspiratiebron oplevert' door Peter Vermaat - Vorige week...

Interview Enno de Witt

Interview Enno de Witt

‘Poëzie is een onvermijdelijkheid’ door Annet Zaagsma   Poëzie en kunst van Enno de Witt zijn stevig geworteld in een traditie die...