Als Sisyphus: de steile helling op
door Marc Bruynseraede
Wat roept de titel Het proefkonijnencarnaval bij U op ? Een ‘proefkonijn’ moet door iets of iemand straks uitgeprobeerd worden, terwijl ‘carnaval’ iets in de feestelijke sfeer aankondigt. Zou het kunnen dat Joke Prinsen, met haar debuutbundel onder die titel de lezer(es) een dubbelhartige verwachting wil opdienen? Iets dat, als de vrolijkheid – zie het dansende lettertype van de titel – dient geconsumeerd te worden, op een droevig-blijde ondergrond. Zoiets als de Valse triste van Jean Sibelius. Dat is het overheersende gevoelen, na de lectuur van Joke Prinsen’s gedichten.
De dichteres heeft de studie van Germaanse talen als achtergrond, met specialisatie Engelse literatuur. Ze kwam in de ban van Sylvia Plath’s poëzie. En tijdens een zesjarig verblijf in Belfast (Noord-Ierland) deed ze een voorliefde op voor de Ierse dichter Seamus Heany (Nobelprijs literatuur 1995). Wat je ziet, is slechts een vermoeden van zoveel meer. Wie in Noord-Ierland verblijft, ontsnapt niet aan het ondergronds geborrel/gedaver van religieuze spanningen, vermengd met een snuif nationalisme, tussen de diverse inwoners. Elk ànders-zijn – het zijn Ieren maar sommigen zweren bij hun Engelse aanhang – zorgt voor irritante en geïrriteerde reacties. Dat kruipt niet in de kleren.
De bundel in kwestie kreeg een nawoord van Annemarie Estor. Zij had dit eigenlijk even goed het voorwoord kunnen noemen, want haar nawoord is min of meer een gebruiksaanwijzing tot het begrijpen van de poëzie van deze dichteres. De bundel telt 43 breedvoerige gedichten (zeer veel tekst), die meteen verwijzen naar het mythische, dat Paul van Ostaijen en James Ensor in hun kunst oproepen, en naar Bijbelse en archetypische beeldtaal. In het eerste gedicht is Van Ostaijen al prominent aanwezig, dank zij de titel ‘Het feest van angst en pijn’ . In zijn bundels roept Van Ostaijen zijn onbedaarlijke en onbedwingbare vlucht op, in het oppervlakkige amusement, om aan de heersende ellende te ontkomen. Tussen de regels dringt evenwel de tristesse door. Dat is ook de methode die Joke Prinsen gebruikt om haar indrukken van de realiteit – rijkelijk voorzien van angst en pijn – vorm te geven. ‘Laat ons nog even vrolijk wezen, want straks wacht ons de dood.’ Het gaat hier niet alleen om vrolijke luchthartigheid, om de ernst van de ondergrond weg te lachen. En passant wordt toch maar eventjes de vinger gelegd op de zere wonde. En dàt, op een soms beklemmende manier.
–
de groep van staande gasten op de receptie is
een groteske microkosmos aan somberheid:
wat voor werk doe je, en wat nog?
–
de muziek begint
we proeven van de lokale twijfel
gemaskeerd door zoete wijn
als we niet kunnen praten, kijken we elkaar aan
–
benen maken kunstlichtschaduw in het salon
ja we dansen samen
arme dagverkwisters
in het spoor van onze adem
we glimmen en dribbelen onder een discobal
(…)
In deze manier van schrijven valt de ironische afstandelijkheid te lezen, waarmee naar de realiteit gekeken wordt. Het gedicht ‘de blijde inkomst’ heeft wat weg van de ‘Blijde intrede van Christus in Brussel’ van James Ensor, waar de maskerade wordt afgebeeld van de optrekkende figuren. We blijven met beide voeten op de imaginaire grond staan, terwijl de gedachten in het hoofd vluchten naar ijlere gebieden.
Het hangt er maar van af wàt de lezer uit de poëzie wil halen en of hij dit soort dichtkunst nu interessant vindt. De lezer wil ik niet vermoeien met ingewikkelde beschrijvingen, maar eerder laten meegenieten van het mild-ironische tot het soms sarcastische en bevrijdende van de poëzie van Joke Prinsen. Een fragment uit ‘de hartenmeesters’ is zeer sprekend:
–
wij waren de wereld niet meer meester
stof blijft stof, hoe je het ook keert
niet iedereen kon blijven feesten
mensen lagen wakker van smarten,
onder pakken, die precair waren gebalanceerd
–
zij hebben hun harten gelucht bij ons
wij hebben hen gekruid en opgegeten
–
(…)
het zijn de harten die men hoog in het lijf kan dragen
bijvoorbeeld op de tong
–
wanneer u het wenst zijn ze stom
–
onze harten zijn helemaal uit het oog
en zo in omloop
–
voel u niet verplicht, zonder groeit
uw ribbenkast gewoon weer dicht
Wie een beetje het werk van wijlen Sylvia Plath kent, ziet dat deze snoeiharde en tegelijk teergevoelige dichteres een bondgenoot heeft gevonden in de poëzie van Joke Prinsen. Vergis u niet: het werk van Joke Prinsen is niet zwartgallig of volgeladen met droefenis. Haar verzen puilen uit van zwierig taalgebruik, al is de dood om de haverklap aanwezig en al lees je: ‘en hij duwt, / hij duwt gedurig al zijn stenen / steile heuvels op’. Als een volleerde Sisyphus, die het niet laten kan naar het hogere te streven. De rijke, mythisch-Bijbelse taal is geen woordenkramerij, maar een betekenis onthullende dimensie, geheel eigen aan de authentieke stem van Joke Prinsen.
–
geef mij mezelf sprankelend, amazing
in een toekomst geschapen door eigen hand
want is niet alles een project en ik de vruchtbare grond –
tijd is de heilige geest die elke seconde smileys openbaart
ik breng hem netto offers: verzekeringsparaferanlia,
schuldenlastezels, spreadsheets met vinkjes, klaagkolommen
–
het altaar is een belevingsorgie met filters gerijpt in het glaswerk van de zon
mijn wensen stijgen goudgeletterd boven gewelven uit als angels in dreams
waar ik memes van maak
–
ondertussen op selfies nooit verdriet
–
een lerend apparaat doorprikt bureaucraat
mijn toekomstwolken met zinnen van magisch realisme
hoe meer ik houd van mezelf hoe meer ik van mezelf houd
en liefde is een volmaakte voorwaarde:
mijn groeikans die wegneemt de zorgen over de wereld
ik heb pijn geruild voor leegte
ik ben één met een onrekbare massa
ik lach achter glas op sterk water
ik ben gestolpt
gedistilleerd
gezegend ben ik, ik
boven alle anderen,
amen.
Poëzie, als een venster op een andere wereld, hoe verbazingwekkend, grijnzend of loensend (zoals de titel van het gedicht het zegt) die er ook uitziet. Je wandelt door de woorden als een ontdekkingsreiziger. Wie dat doet, kan in deze bundel van Joke Prinsen aan zijn trekken komen.
____
Joke Prinsen (2024). Het proefkonijnencarnaval. Uitgeverij P, 72 blz. € 19,50. ISBN 9789464757590