door Rogier de Jong
–
Aan de wandel met het hondje in mijn woonplaats viel mijn oog op een poëziepaneel dat ik nog niet had gelezen. Er stond een gedicht op van een mij onbekende dichteres, de Vlaamse Patricia Lasoen (1948-2023), getiteld The age of Aquarius en ik bleef stilstaan om het te bestuderen. Een mens kan niet alles weten, maar zijn kennis wel uitbreiden.
The age of Aquarius
Geen tijd voor zombies, pesticiden, zwarte gordels,
nu wij met waterschalen en lichtvoetige sandalen
een nieuw perk betreden
en de duiven, stiller nog dan ooit tevoren,
vragen naar vers zand.
Op donker eikenhout, naast doden en een zwartgelakte doos
zijn in de koestering van melkwitte opalen
de droge twijgen groen ontbot
en heden, in de lichte ochtend na de laatste maan
ken ik na jaren droom en daad.
Een gedicht dat evenals het gelijknamige poplied uit de musical Hair (1967) gaat over het begin van een nieuwe astrologische periode, het ‘Watermantijdperk’, waarin tal van positieve vernieuwingen op persoonlijk en ecologisch gebied werden verwacht. Veel mensen van mijn generatie geloofden stellig in deze ‘New Age’. Zo mogelijk ook Patricia Lasoen, die er dit lofdicht over schreef.
Los van het onderwerp vond ik het een goed geschreven vers dat mij aanzette om meer over deze dichteres te weten te komen.
In de Spiegel van de moderne Nederlandse en Vlaamse dichtkunst (2005) van Hans Warren en Mario Molegraaf kwam ik haar meteen tegen met het gedicht ‘Negen’ dat net als het bovenstaande vers over geboorte gaat, of eigenlijk zwangerschap. ‘Negen‘ is een verstaanbaar, verrassend gedicht waarin originele beelden zijn verwerkt die alleen door een ervaringsdeskundige, een moeder, bedacht kunnen zijn.
Verder speurend – op internet – ontdekte ik dat Patricia Lasoen niet alleen een Vlaamse dichteres was maar ook een filologe die aan de Universiteit van Gent was afgestudeerd (of gepromoveerd, dat kon ik niet goed opmaken) op het onderwerp ‘Kommunikatie als kernprobleem in de Nederlandse poëzie’.
Volgens Patricia Lasoen had de Nederlandse poëzie dus een probleem. Een kernprobleem zelfs.
Dat was klare taal, die bij mij de spiegelbeeldige vraag opriep of communicatie inderdaad een vereiste was voor poëzie, of juist niet. Want wat wil de dichtkunst? Gehoord en begrepen worden? Op wens- en rouwkaarten staan? Een boodschap uitdragen? Of op begenadigde momenten aan de dichter ontsnappen, als een caprice die de goegemeente niets heeft te vertellen en dan ook niet per se in druk hoeft te verschijnen?
Als dat zo was, zouden publicerende dichters niet gestaag aan hun oeuvre werken, zouden uitgeverijen en literaire tijdschriften niet overstelpt worden met ongevraagde kopij en de sociale media niet bol staan van de hartenkreten en anderszins goedbedoelde gedichten.
Kennelijk bestaat er onder dichters en dichtenden een grote behoefte om hun werk te delen, om het publiek te bereiken, met geen ander doel, schijnt het, dan te worden gelezen en daarmee een gedachte uit te zenden die door de lezer kan worden ontvangen.
Echter, er bestaat ook een soort stilzwijgende consensus, vooral onder critici, over het idee dat goede poëzie ondoordringbaar moet zijn. Niets ten nadele van spoorwegen, maar een gedicht dat ‘leest als een trein’ is een vers waaraan volgens velen hoekigheid mankeert. Hermetisme is de norm. Poëzie is volgens die opvatting blijkbaar niet communicatief, tenzij voor liefhebbers en geoefende lezers.
Is poëzie dan alleen een spel voor ingewijden, een soort esoterie waartoe de buitenwacht geen toegang heeft?
Ik vind dit een interessante kwestie, waarin ik geneigd ben partij te kiezen: ik houd van gedichten die leesbaar zijn, die me als het ware terloops toespreken en een verhaal vertellen met verrassende beelden en wendingen. In de Meander-uitgave Wat maakt een gedicht goed? (2023) mocht ik daarover met vele anderen mijn mening geven.
Hugo Brems zegt over Patricia Lasoen in het Kritisch Lexicon der Nederlandse literatuur (1980-2015): ‘Voor zover P. Lasoen zich theoretisch over poëzie heeft uitgesproken, zijn het telkens weer communicatie, verstaanbaarheid, eenvoud, die beklemtoond worden. Dat geldt zowel haar eigen verzen als haar voorkeuren voor het werk van andere dichters. Nevenverschijnselen van die klemtoon op toegankelijkheid zijn dan relativering van de poëzie, afkeer van hermetisme en van pure woordkunst. […] Om die communicatie maximaal te houden wordt de tekst op alle niveaus zo herkenbaar mogelijk gemaakt. Zo wordt de thematiek aangebracht aan de hand van alledaagse gebeurtenissen, anekdoten, situaties en is het taalgebruik stilistisch weinig bewerkt. De meeste van haar gedichten komen voor als beschrijvingen, verhaaltjes, prenten’. Aldus Hugo Brems.
In Lasoens eigen woorden: ‘Ik geloof sterk in de noodzaak aan communicatie, aan het belang en de herwaardering van de dingen rondom ons, aan de mogelijkheid om de ideeën uit te drukken via de beschrijving, de ontleding van de objekten’.
Dat uitdrukken, beschrijven en ontleden doet ze overigens erg precies, getuige het volgende vers:
Het dode mussejong kun je nog ruiken
in het tuinhok
en tussen de verdorde bladeren van vorig jaar
wachten de spinnen op de eerste mist.
Aldus tweemaal gewaarschuwd
wentel ik de stenen om
en gruwel: een kolonie platte wormen
zoekt in paniek de schaduw
terwijl Balthazar, de heimelijke jager, toekijkt.
Zijn tweede slachtoffer van deze week bracht hij
triomfantelijk binnen, maar afgeschrikt
door mijn geroep liet hij het
achter – en het bleef daar, onbeweeglijk,
met gekwetste vleugel wachten op een trage dood.
Ik was zijn beul, ik sloeg het dood
het spatte open als een aardappelkroket
– (zijn voorganger had nog een dag geleefd:
nerveus gepiep tussen bevuilde kruimels
in een schoenendoos, en was langzaam, hijgend
gestorven) – kokhalzend vluchtte ik
het tuinhok in.
De vliegen zoemden aan de deur,
versperden me de weg en in de lucht
weerklonken stemmen van de doden
die ik nog gekend heb.
Het volgende gedicht is ook erg secuur en daarnaast bijzonder fraai, vind ik:
In het oranje licht
van de septemberavond
staan de mannen voor hun huizen
terwijl de vrouwen bloemen halen
uit de tuin en mooier zijn
dan anders.
Terwijl de zon de blauwe kielen
purper kleurt
en de nevel langzaam uit de weiden
opstijgt
kan men het brandend loof
reeds ruiken dat straks
nog uren smeulen zal
op de vochtige velden.
Inderdaad, dit is een impressionistisch gedicht, gebracht op een rapporterende, maar tegelijk uiterst zorgvuldige toon. Je ziet de oranje septemberavond voor je, de purper kleurende kielen, en je ruikt de natte rook van de brandende bladeren. Geen gelaagdheid? Moet dat dan? Laten we wel wezen: impressionisme is een bestaande kunstvorm. Het zou een beetje raar zijn om Claude Monet af te wijzen omdat hij geen Kandinsky heet.
In het eerste geciteerde gedicht van Lasoen vind je die gelaagdheid overigens wel. Dat vers gaat over dood, vergankelijkheid en depressie.
Een ook bij de dichteres zelf wordt de soep blijkbaar niet zo heet gegeten. Dat kan een kwestie van bescheidenheid zijn geweest, of van welbewuste tactiek, om niet te hoog van de toren te blazen.
Want tussen haar en de kritiek boterde het niet echt. Zo schrijft Wout Vlaeminck op de site de-lage-landen.com (een aanrader) dat Lasoens poëzie glansde van eenvoud en schoonheid, maar omdat ze een vrouw was, en bovendien een mooie vrouw, haar werk steeds met twee maten werd gemeten. In de kritiek die over haar werk verscheen, werd niet op de bal maar op de vrouw gespeeld. Na haar doorbraakbundel Recepten en verhalen en nog een achttal bundels, kreeg ze te maken met harde, misogyne kritieken. ‘Zou zo’n mooie vrouw als Patricia Lasoen zich niet definitief aan huis en haard en de liefde moeten wijden in plaats van haar passie vergeefs uit te storten in de literatuur?’ Een opmerking van een mij onbekende criticus die hoopte te scoren met lompheid op kleedkamerniveau.
Ook de aanvankelijk bewierookte eenvoud van Lasoens poëtica deugde opeens niet meer. Recensenten struikelden steeds vaker over haar eenvoudige taalgebruik. Blijkbaar werd haar drang om te communiceren niet op prijs gesteld en moest ze met morsetekens en rooksignalen gaan werken.
Hugo Brems zag uiteindelijk wel gelaagdheid in haar werk. ‘Vanaf Een zachte, wrede, okerbruine dood wordt de verschrikking die onder de gemoedelijke, zichtbare werkelijkheid steekt, expliciet geduid als de dood. De kolonie platte wormen en de aasvliegen aan het tuinhok worden: “stemmen van de doden/die ik nog gekend heb”. Biografische oorzaak van die verdieping is de dood van haar vader, waaraan trouwens enkele van haar beste gedichten gewijd zijn’.
Grappig is het om te lezen hoe deze essayist die in een ‘Kritisch lexicon’ uitvoerig zijn best doet om Patricia Lasoen als toegankelijke, eendimensionale poëet af te schilderen, gaandeweg tot het inzicht komt dat hij misschien toch niet goed genoeg heeft gelezen en dat er onvermoede verdiepingen in Lasoens poëzie schuilgaan. Ik neem hem dat geenszins kwalijk, want niets menselijks is ook een lexicograaf vreemd. Eigenlijk siert het hem dat hij zo diep in Lasoens poëzie is gedoken dat hij zijn standpunt kon – en vooral wilde – herzien.
Zo zie je maar weer dat je nooit te snel moet zijn met etiketteren. Beter is het poëzie onbevangen te schrijven en te lezen en de etiketten die in je binnenzak branden naar het ronde archief te verwijzen. Net als misogynie trouwens. Vooral misogynie.
Want wat wil poëzie? Geschreven en gelezen worden. De dichter en de lezer onderdompelen in wondere privéwerelden die het universele oproepen. Als de dichtkunst daarin slaagt, is ze wat mij betreft gelukt. Of ze nu door een lelijke man of een knappe vrouw of wie dan ook is geschreven en of ze nu verstaanbaar is of niet.
Bronvermeldingen:
• Patricia Lasoen: ‘The age of aquarius’ uit: Dichters en dichtkunst uit Europa 1950-1980 – 1980 – Leuvense schrijversactie.
• Hans Warren en Mario Molegraaf – Spiegel van de moderne Nederlandse en Vlaamse dichtkunst – 2005 – Uitgeverij Balans.
• Hugo Brems in Kritisch Lexicon der Nederlandse literatuur (1980-2015) – Wolters Kluwer.
• Patricia Lasoen: Een zachte, wrede, okerbruine dood – 1975 – Manteau.
• Patricia Lasoen: Het Souvenirswinkeltje van Lukas – 1978 – Manteau.
• Wat maakt een gedicht goed? – 2023 – Meander.
• Wout Vlaeminck op de websie de lage landen
Fotocredits:
• © Uitgeverij P