LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jan Lauwereyns – Leer van de orchidee

12 feb, 2025

Tijd nemen voor de orchidee

door Kamiel Choi




Het eerste wat opvalt in de verzamelbundel Leer van de orchidee – een keuze uit het werk 1991-2024 is de stilistische veelzijdigheid. Van sonnetten, prozagedichten, korte Japanse tanka’s (Lauwereyns is neurowetenschapper aan de Universiteit van Kyushu): alles komt langs. Voor deze door uitgeverij Koppernik mooi vormgegeven bundel werd een keuze gemaakt uit eerder gepubliceerd werk: Lauwereyns publiceerde naast romans, essays en academische monografieën een tiental dichtbundels. De maar liefst 331 pagina’s tellende bundel is opgedeeld in 29 afdelingen, maar het is niet duidelijk welke afdeling uit welke dichtbundel stamt. Dat is wellicht ook niet zo belangrijk, aangezien het hier gaat om het overzicht van een dichterschap als geheel.

Dat dichterschap is buitengewoon gevarieerd en het is dan ook een plezier om al bladerend getuige te kunnen zijn van de ontwikkeling ervan. Hoewel sommige gedichten niet mijn voorkeur hebben, zoals verwijzingen naar klassieke dichtregels die overkomen als liefhebberij (‘zijn alle vogels nestjes begonnen / behalve jij en ik? waar wachten we op.’ (blz. 189)), een gedicht over Hitler die op dezelfde Realschule in Linz zat als Wittgenstein (blz. 295) of gedichten die lijken te zijn ontstaan uit een drang tot willekeur:

Sneeuw, chocola en runderlap daarbij,

ga, katje!

Op en neer en gretig, geheel en al
zingeding (Sing Sing!)

Schop mij daar, de verdomde woorden op muziek.

Gelieve toch heter, s.v.p., toe…

Upper, downers, koning en oog
of slangenvingervel

(blz. 119)

Zo wordt de taal danig opgeschud, en zo blijft zij ook in beweging – en die beweging leidt steeds vaker tot steeds rakere poëzie. Lauwereyns heeft veel met de vorm geëxperimenteerd, met (uiteraard) wisselend succes. De gedichten die het meest beklijven hebben de kracht van authenticiteit, waar de dichter put uit zijn eigen ervaring. Dat geldt bijvoorbeeld voor ‘Lichaam en ziel’, waar hij een anekdote uit zijn werk als cognitieve wetenschapper beschrijft (blz. 22):

Je volgt de rode lijn dertien haltes lang
tot aan Ochanomizu – Theewater. Je labo
ligt daar op dit plannetje juist merkbaar boven.

Om maar van iets te leven, doe je een
witte kimono aan tegen het spatten. Je duwt
een roestvrije naald in de zachtjes ademende
bloemkool van een wakker aapje. Dit in
de wetenschap van wat en tot
diep in het zieltje.

Die authenticiteit zien we terug in het krachtige prozagedicht ‘Mandelbrot stierf’ (blz. 219):

Vette staarten en zelfgelijkenis kwamen telkens terug, in de economie,
in de dynamiek van vloeistoffen, in alle vormen van informatie;
het lichaam van de grote denker liet zich opvreten door kanker,
de alvleesklier, het gevoeligste verdwijnpunt; ook voor Barry, mijn
goede buur in Tawa, Wellington – alle weekends waste Barry zijn
BMW, tot hij nog amper kon staan, vel over been, kwinkslagen tot
hij erbij neerviel (…)

Daarmee is gelijk de veelzijdigheid van dit dichterschap aangetoond. Wat de bundel een eenheid geeft is het motief van de orchidee. Gewoonlijk staat die voor onder andere liefde en vruchtbaarheid, maar het gaat Lauwereys om het gegeven dat de orchidee insecten lokt, maar geen nectar produceert: ongeveer een derde van de orchideeën gebruikt alleen de bloemvorm, -geur en kleur om insecten te lokken. In het gedicht ‘Twijfelt volgt’ heet het: ‘Twijfel volgt het spoor van de verbeelding? // Zoals de mot de orchidee, die alleen de schijn van nectar biedt.’ (blz. 322). Het gaat om de schijn, om het spel dat ons ervoor behoedt te denken dat er een definitieve waarheid is: ‘Wie het antwoord weet, heeft slecht getwijfeld’ (blz. 293).

De orchidee is heel bewust een metafoor, maar de taal doet haar tekort, leren we in het gedicht ‘De rietzanger’ (blz. 290): ‘Orchideeën zijn slimme schepselen, / slimmer wellicht / dan de grote metafoor / die weer weinig nuttigs te vertellen had.’

De poëtica van Lauwereyns is, naar ik vermoed door een overvloed aan zelfreflectie, veelzijdig en speels. Oftewel: barstensvol mogelijkheden. Hij is een polyfone stem die de onmiskenbare echo draagt van Karel van de Woestijne, Herman de Coninck, Paul Snoek, Hugues C. Pernath (hij won al de naar deze heren vernoemde prijzen) en anderen. Wanneer je grasduint in dit werk, wil je andere dichters er nog eens op nalezen. Zo doet me het gedicht ‘Buigzaamheden’ (blz. 47.) denken aan Bernard Wesseling, klinkt ‘Seniel zonnetje’ (blz. 198) als Frank Koenegracht en denk je bij ‘Kleefbloempje’ (‘met sokjes aan op het bed / bij kleffe bloemen suffen’, blz. 308) eerder aan Martijn Benders. Een motto voor deze poëtische hoorn des overvloeds zou je, hoe kan het ook anders, zo in de bundel zelf kunnen vinden, namelijk in het gedicht ‘Troje’ uit de afdeling ‘Paarden tevoorschijn’ (blz. 177): ‘Het veelvuldige geeft ons / een dak voor de nacht voor het geheel van alles.’ Prachtige dichtregels, zoals je ze zelden tegenkomt. Je zou ze direct in het Latijn willen vertalen opdat ze wedijveren met Horatius.

De virtuositeit van Lauwereyns toont zich ook in zijn meesterlijke opschriften (de daken voor de veelzijdigheid van zijn poëzie). Dat geldt zowel voor de titels van zijn eerdere dichtbundels, zoals Anophelia! De mug leeft, Buigzaamheden of Vloeistof en welvaart, als voor de afdelingen in dit verzameld werk die titels dragen als ‘Stereoscopie van de twijfel’, ‘Tegenvoetig’, ‘Het onvermeeuwbare’, of ‘Paarden tevoorschijn’.

Het ijkpunt van al deze veelzijdigheid, dat voorkomt dat het uitmondt/verzandt in een kakofonie, is de orchidee. Lees de bundel als een catalogus van orchideeën, doordrongen van onze verwantschap met de fraaie, bedrieglijke bloem, en je ervaart toch de eenheid van een dichterlijke stem. Misschien heeft de orchidee bij Lauwereyns de functie die het water bij Paul Snoek had. Waar Snoek het heeft over de ‘schepper die zijn schepper omhelst’ heet het bij onze dichter ‘Je bent een orchidee / die op haar beurt orchideeën beschouwt, / je transformeert van object tot subject, / en geeft blijken van een frappant floraal zelfbewustzijn, / ver voorbij alle linguïstische theorieën.’ (blz. 289).
Toch is ‘orchidee’ geen toverwoord dat tegelijkertijd universele gelding heeft en uitdrukking geeft aan onze aller individueelste emoties (dan zouden alle gedichten simpelweg luiden: ‘Orchidee’). Gelukkig verwijst de orchidee ons met zijn aanlokkelijkheid onmiddellijk door naar al die andere prachtige woorden, zoals meanderen: ‘Termen als meanderen horen thuis in landelijke poëzie’ (blz. 101).

Er valt aan deze verzamelbundel veel te beleven. Hij staat vol prachtige taalvondsten, authentieke verzen en scherpe observaties in de marge van de cognitieve wetenschap, die we best nectar mogen noemen. Het blijkt overigens dat orchideeën die wél nectar produceren zich gemakkelijker voortplanten dan bloemen die lokken met louter schone schijn. Lezers die deze bundel aanvliegen zullen zeker gevoed worden.

____

Jan Lauwereyns (2025). Leer van de orchidee – een keuze uit het werk 1991-2024. Uitgeverij Koppernik, 352 blz. € 32,50. ISBN 9789083448121

     Andere berichten

Philip Hoorne – Mens is de naam

Philip Hoorne – Mens is de naam

Grof en gevoelig door Taco van Peijpe - - Felgekleurde maskers grijnzen op de glanzende kaft van de achtste bundel Mens is de naam van...

W.H. Auden – Tijdelijke helden

W.H. Auden – Tijdelijke helden

'You win some, you lose some' door Peter Vermaat - Het mag als de verdienste van de film Four Weddings and a Funeral uit 1994 worden...

Karen de Boer – Schietspoel

Karen de Boer – Schietspoel

Een baaierd aan changeant-kleden door Anneruth Wibaut - - In sproken en sagen wordt weven vaak als zinnebeeld voor het leven gebruikt. Hoe...