Diepgravende poëzie met zwaarte
door Tom Veys
Op de zijflap van de bundel staat: ‘Tot we weer in het zeegat verdwijnen, staan we aangespoeld in de wind.’ Dit verklaart voor een groot deel de titel van de bundel. De wind kan soms hard en snijdend zijn, maar ook troostend en weemoedig.
Lieve Desmet begint elke gedichtenafdeling origineel met een citaat. Ze excelleert als dichter wanneer ze persoonlijke gedichten schrijft en ze graaft diep met haar poëzie. In de kleine reeks ‘Da capo’, een muziekterm die ‘vanaf het begin’ betekent, krijgen we soms sombere gedichten die wellicht een moederfiguur omschrijven: ‘Er loopt een barst tussen ons, / ze kronkelt sinds de knip als een navelstreng.’ (Uit ‘Afgestaan I’). De woordenschat van Desmet is opmerkelijk breed en diep. De beelden in de gedichten vragen meerdere lezingen, ze kunnen menselijk veel duiden. De poëzie omvat prachtig de zwaarte. Dit wordt duidelijk in het volgende fragment: ‘We sloegen een hoek om / tot je schaduw zich over de grens wierp. / Ik zag trekvogels een ruggengraat schilderen in de lucht, / ze vlogen over het tijloze zwembadwater.’ (Uit ‘Schijn’).
De boeiende citaten bij het begin van de afdelingen, zijn altijd richtinggevend, zoals bijvoorbeeld: ‘Herinneringen zijn geen foto’s maar aquarellen’ (Lana Bastašić). De dichter is in deze bundel duidelijk een mensendichter. De persoonlijke invalshoeken zijn van groot belang, en zijn ook gelaagd. Wanneer over dingen en uitzichten wordt gesproken, dienen ze als omkadering voor het gevoel van de mensen.
Desmet onderzoekt eveneens haar kindertijd. Dit wordt duidelijk in ‘Op de schommel’. De moeder en de grootmoeder krijgen een grote rol toebedeeld in de bundel. Tijd en geschiedenis krijgen woorden.
–
Soms voel ik nog haar duwtje in mijn rug,
lucht in mijn zomerjurk,
mijn schoenpunten priemen in het blauw.
–
Met de eik is de hele tuin verdwenen,
de brede omarming die over schuttingen schaduw wierp.
Waar is dat landschap waarin ik schalks
sprinkhanen kon vangen,
waar is de tak waaraan ik mocht schommelen?
–
In de zomer spartelt de vis nu in een slinkende vijver,
de wilde gans verliest zijn trek.
Het roodborstje mist een winter, tikt
aan een raam zonder uitzicht.
–
Blablabla hier op familiefeesten en daarbuiten
in zure regen, zoek ik een groene verte
die op mijn oma lijkt.
Een andere afdeling start met: ‘The places in which I fit will not exist, until I create them’, een citaat van James Baldwin. De dichter creëert hier plekken. Zij omschrijft, herinnert. Ik bleef verder hangen bij de term ‘De tiende muze’ in ‘Eerste zwaluwen’. De tiende muze staat voor de onsterfelijke vrouwenpoëzie. Wellicht behoort Desmet met dit gedicht zelf bij die tiende muze.
–
We droegen nog de voorgebonden schort
maar verschalkten Mendeljev met een ezelsbrugje.
In ons labo smeulden explosieve verbindingen.
–
Synchroon stroomde ons bloed.
In de chambrettes van onze meisjesharten
haalden we onszelf uit de knoop.
–
Terwijl achter hoge muren waakhonden blaften, raakten wij
bestand tegen straffen.
De tiende muze fluisterde in ons rebellenoor.
Soms schrijft Desmet gedichten bij beeldende kunstwerken. Zij maakt dan een eigen versie van het beeld. Ik vroeg me af of enkele van die beeldende kunstwerken bij bepaalde gedichten hadden kunnen staan. Weliswaar is dit een kleine bedenking voor een extra lezing.
Als ik de bundel In de wind staan zou omschrijven, dan zou het volgende citaat passend zijn. Het opent ook een afdeling: ‘Bezing de verwonde wereld / en de grijze, door een lijster verloren veer, / en het zachte licht, dat dwaalt en verdwijnt / en weerkeert.’ (A. Zagajewski, Vertaling: René Smeets). De wereld in de gedichten is vaak verwond, de woorden dwalen, ze zoeken licht, ze maken bewegingen, ze keren weer. De invalshoeken en de bewegingen zorgen voor ingenieuze poëzie. De beelden schuiven meesterlijk in elkaar. Je proeft onmiddellijk de sfeer in een gedicht en de beelden ogen af en toe Clausiaans, ze zijn diepgaand, de dichter refereert overigens aan Hugo Claus in haar slotgedicht.
Desmet schrijft ook maatschappelijk. Ze heeft als dichter oog voor de actualiteit. Ze doorleeft enkele nieuwsfeiten in haar geëngageerde gedichten. De woorden kunnen een aanklacht zijn of een wake-upcall. Dit wordt duidelijk in het gedicht ‘Mijn naam is Sanda Día’. In 2018 kwam de 20-jarige student Sanda Día om het leven na een fatale studentendoop. Het gedicht ‘Het Nauw van Calais’ is eveneens lezenswaardig en menselijk. Positieve bewegingen krijgen ook aandacht, zoals in de gedichten ‘Plus 1’, dat gaat over ‘een burgerinitiatief voor mensen die samen een positief verschil maken’ en ‘Ode’, ‘voor de Werelddag van de Sociaal Werker’. De beelden blijven in deze gedichten dwingend, ze vragen aandacht voor de nood.
In de laatste afdeling van de bundel staat de moeder centraal. De gedichten klinken heel persoonlijk, elke dichtregel opent een ander perspectief, ze zijn vaak fysiek: ‘Om je weer te rechten, moeder, / schrijf ik de kramp uit je vingers / terwijl ik woorden zoek voor de krassen in de keukentafel, / de strop van zus.’ (Uit ‘Moederrechten’). Er is in deze afdeling veel plaats voor pijn, troost en de verwoording ervan.
De bundel eindigt met gedichten die geschreven zijn in het kader van een eenzame uitvaart. De Eenzame Uitvaart is een project waarbij dichters een persoonlijk gedicht schrijven en voordragen op een uitvaart van iemand die eenzaam is gestorven en geen naasten heeft. De gedichten van Desmet zijn hier magistraal. Ook in het gedicht ‘Kerkhof’, dat losstaat van een eenzame uitvaart, vinden we de sprekende dichtregels: ‘Vóór het dove graf waait wind zinnen weg. / Wie toch spreekt komt nader / bij het ongezegde.’ Lieve Desmet groeide op in Menen en woont nu in Leuven. In haar vierde bundel voelen we de band met haar thuisstad Menen. In het gedicht ‘Bij een eenzame uitvaart’, lezen we: ‘’De laatste grens / Sollicitatie ‘post mortem’ voor ambassadeur van Menen’’.
De symboliek in de bundel In de wind staan is poëtisch, ze draagt een zwaarte, die wordt nog eens geduid in een filosofisch beeld in ‘Eerste zee’, het laatste gedicht van de bundel. De beweging en de kracht in de gedichten zorgen voor heel sterke poëzie.
–
Een grote golf slaat me omver, daar drijft mijn masker.
Ik beweeg vanzelf in dit rebelse water; adem in, uit.
Zeurende pijn trekt stilaan weg.
Mijn lichaam herkent de deining
in een moeder, mijn eerste zee.
–
Ik zwem tussen wier, oud wrakhout, stukken touw met knopen
rozen voor de verdronken zeeman.
Aan mijn verkeerde been hecht zich de as van Claus.
Zie ik hier zijn ware gelaat en dat van moeder, zus?
–
Op het droge kwamen we mekaar maar even tegen.
Jouw water was dit water, moeder,
vandaag neemt het mij mee
en werpt mij terug op het mulle zand.
–
Ik kijk recht in de ogen van de eerste
reis met jou naar deze boorden:
emmertjes vullen en keren,
kleur van papieren bloemen op het strand. –
–
Er is geen eerste, geen laatste zee.
____
Lieve Desmet (2024). In de wind staan. Uitgeverij P, blz. 64. €18.00. ISBN 9789464757538