door Hans Franse
De opname die Rafaël Pichon met zijn ‘Pygmalion’ maakte van de Mariavespers van Claudio Monteverdi bracht mij in vervoering: een componist slaagt er al zo vroeg na het ontstaan van de opera in Florence in een werk te schrijven dat zo uitgewerkt is, zo vol muzikale dramatiek en emotionaliteit, een absoluut hoogtepunt. Je kunt je dan de bewondering van Constantijn Huygens voorstellen die in 1620 in Venetië, als gezant van de republiek, muziek van Monteverdi hoorde en in zijn dagboek schrijft dat hij het nooit vergeten zal. Het heeft ook invloed op zijn eigen muziekstijl gehad. De monodie komt via Venetië naar de noordelijke Nederlanden.
Die perfectie stoelt op de muziek die eraan voorafging. Pichon was nieuwsgierig naar die directe voorgangers en maakte een voorstelling ‘Le lagrime di Eros’ waarin muziek van Peri en Caccini**, de directe voorgangers van Monteverdi, op teksten over liefde als lijdensweg, als pastoraal gegevens, als hunkering en verrukking, ten gehore werd gebracht.
Het bracht mij bij de figuur van de jonge P. C. Hooft, wiens lyriek zo dichtbij Italiaanse teksten stond, zij het meer geacheveerd en wat afstandelijker. Hij was vooral geïnspireerd door Petrarca. Dat hij in zijn werk ook ‘min’ en ‘eros ‘onderscheidt versterkt mijn idee. De bloei van onze literaire renaissance werd door Hooft ingezet in Florence en in Venetië.
Hooft, op reis voor de zakelijke belangen van zijn vader, verbleef in Venetië bij Francesco Vriend in de parochie Formosa. Die stad moet een grote indruk op hem hebben gemaakt: Amsterdam groeide van vissersdorp tot wereldstad, de beschaving en wellevendheid werden ontwikkeld, maar het was vooralsnog een stad van hardwerkende vissers, schippers en kooplui die in hun vrije tijd kunst en literatuur bedreven. Italië leefde al een lange tijd in het verblindende licht van de renaissance: de dichterlijke jongen moet betoverd zijn geweest door rijkdom, schittering, muziek en poëzie. Er ontstaat een relatie met Isabelle Hoens (?) een Antwerps meisje dat al aan de luxe van Venetië gewend was. Als Hooft nog naar Rome en Napels reist moet hij wreed afscheid nemen van Isabelle.
Ze belooft hem na te reizen. Weglopen van huis? Hij ontvangt in Rome een brief van haar als reactie op zijn twee eerdere brieven, hij bewaarde die zijn hele leven, twee door haar geschreven Petrarcistische liefdessonnetten waren bijgesloten. Ze schrijft (ik hou haar spelling aan) dat ze niet kan komen:’…Je ne vous dire aultre pour le présent sinon que mon designe d’aller par dela est rompu de fason que si vous plait retourner par ici nous prendions quel resolution qui vous plaira…’ ( ik kan niet komen, maar kom terug, dan nemen wij die beslissing die u ook zal behagen). Het slot is roerend: ’.. Cependant je vous prie conserve moij tousiours en vos bonnes graces et soies assure que je suis et sera eternellement, mr, vrs treshumble affectione a vous faire service Isabelle’. Te mooi om te vertalen. Het moet Hooft hebben aangegrepen. Hij was meer dan 4 maanden in Venetië, in Rome is hij 6 weken, hij is één dag in Livorno en 4 weken in Napels. Hij reis terug langs de Via Cassia naar Siena en vandaar naar Pisa, Lucca en Pistoia en zo arriveert hij in Florence met het idee snel naar Isabelle reizen. Maar hij bleef veel langer in Florence dan gedacht, waar hij ondergedompeld werd in het leven van een joyeuze stad, die alles al heeft wat Amsterdam nog moet opbouwen en wellicht nooit zal krijgen. De jonge dichter moet opera’s van o.a. Caccini gezien hebben. Door de stad klinken de fanfares die uitnodigen de voorstelling te zien. De uitvoerenden staan tussen de mensen, gooien met bloemen, spuiten parfum en ondertussen zijn er die teksten op zangerige melodieën. De dichterlijke Hooft zal het ingedronken hebben. Misschien heeft hij in een binnenhof, waar rozen bloeiden en blauwe regen geurde in de langer wordende avonden, geluisterd naar een mooie, goedgeklede zangeres, begeleid door een luit, tussen al die prachtig geklede mensen, ‘Amarilli’ horen zingen, een liefdeslied van Caccini *** (Amarilli, mia bella/non credi, o del cor dolce, desio/ d’esser tu l’amor mio?) Hij heeft die schitterende melodie meerdere malen gebruikt bij zijn lyrische poëzie. En dan de pastorale opera’s waar herders en herderinnen dartelden, Orfeo weende om zijn Euridice te midden van dat kleurrijke feestelijke leven. Zou zijn Granida, zijn met muziek gelardeerde Herdersspel, daar gegroeid zijn? In zijn reisbeschrijving over Rome en Napels die hij veel later schrijft komt hij niet verder dan een droge opsomming van dingen die hij zag (o.a. de ‘fabriek’ van de St. Pieter, de bouwplaats), in Florence ontwaakt opnieuw zijn dichtader: hij schrijft een rijmbrief naar zijn collega’s in Amsterdam.
Hij blijft zeven(!) maanden in Florence en aanvaardt dan vol emoties, zoete vooizen en schitterende teksten, de reis naar Venetië met een hart vol hoop. Isabelle is echter inmiddels met een ander getrouwd. Romantisch onbewijsbaar idee: hebben de ouders de jonge Amsterdammer niet goed genoeg gevonden? Hij schrijft dan Chanson a madame dat, getuige de eerste regel op Isabelle slaat (indruk die wordt gedeeld door van Tricht, biograaf van Hooft) ‘Zo ik heb gemind en min…’, misschien wel het eerste emotionele persoonlijke gedicht in onze literatuur.
Onze literatuur vernieuwde zich in Venetië door een mislukte liefde; dit zeer persoonlijke gedicht was m.i. ondenkbaar zonder alles wat de dichter in Venetië en Florence had ervaren en gevoeld.
We hebben veel gehaald uit Italië; er kwam veel goeds uit die ‘Grand Tour’. Hebben we niets naar dat land gebracht? Ja, veel: olieverf, muzikanten, schilders en architecten. Denk aan van Wittel die Vanvitelli werd. In de Uffizi in Florence, in de zaal waar de Botticelli’s hangen, renaissance schoonheidscanons, hangt een groot schilderij van Hugo van der Goes (1440 – 1483): de aanbidding der herders. Emoties naast de ratio. Ik kan er lang naar kijken terwijl de polyfone muziek uit de Lage landen door mijn hoofd zoemt. Misschien heeft Pieter het ook wel gezien.
* Luister, bewaar mijn zachte woorden
** Caccini, Giulio, componist,1548 Lazio-1618 Florence, Giacopo Peri, componist, die de eerste opera ‘Dafne’ geschreven zou hebben
*** Deze Caccini heeft niets te maken met de rus Vavilov die een Ave Maria schreef, zogenaamd op muziek van Caccini. Ik raad de opname van Cecilia Bartoli aan.
Voor deze column is gebruik gemaakt van de briefwisseling van P. C. Hooft, deel 1 1599-1630.
Daarnaast de biografie van dr. H.W. van Tricht ‘Het leven van P. C. Hooft’ (1951)
afbeeldingen:
© Wikipedia
© Hans Franse
(De schilderijen zijn van Vanvitelli, de veritalianiseerde naam van Caspar van Vittel die schatrijk werd in Italië. Zijn zoon werd één van de grootste arechitecten.)
–