door Rogier de Jong
Het kon natuurlijk niet uitblijven: dat de titel ‘Dichter des vaderlands’ als achterhaald zou worden gezien. Want: te patriarchaal, te wit en te gedateerd. Ik citeer NOS Nieuws:
‘Babs Gons, die in 2023 Dichter des Vaderlands werd, zegt dat ze heeft gemerkt dat “bij een deel van de samenleving de gevoelswaarde van de term is veranderd”. De “van oudsher ironische boodschap kwam vaak niet over” en “de lading van woorden verschuift door de tijd”.’
En zo mogen sinds 25 februari 2025 alle dichters, denkers en componisten ‘des vaderlands’ zichzelf dichters, denkers en componisten ‘der Nederlanden’ noemen.
Om Babs Gons in datzelfde NOS-bericht nog eens aan te halen: ‘Als Dichter der Nederlanden sta ik graag voor alle Nederlanden waaruit wij bestaan. We hebben een vaderland en een moederland, adoptielanden, tweede en derde landen. We zijn zoveel Nederlanden: Europese Nederlanden, Caraïbische Nederlanden, zeelanden, randstadlanden, plattelanden, enzovoorts. De titel refereert op een poëtische manier aan de landen in ons.’
Voor zover dat ertoe doet, kan ik, ondanks die zeelanden, als columnist toch niet echt met de naamsverandering leven. Ik snap het wel: de wereld verandert, oude waarden verschuiven en schieten los uit een verleden waarin jongeren nooit hebben gedoold. Uiteraard zullen er mensen zijn, ook onder de jeugdigen, die de nieuwe benaming woke en belachelijk vinden. Ik behoor niet tot hen. Het gaat mij om iets heel anders.
Iemand van de oude garde die in HP/De Tijd vrijwel onmiddellijk op de naamsverandering reageerde, was Ilja Leonard Pfeijffer. Pfeijffer schrijft in HP/De Tijd (ik quote letterlijk uit Tzum): ‘De reden waarom ons land vandaag de dag officieel het Koninkrijk der Nederlanden heet (nadat wij in de VOC-tijd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden heetten), is dat wij uit vier landen bestaan: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Het feit dat deze overzeese gebiedsdelen onder het meervoud Nederlanden vallen, is een direct gevolg van onze koloniale erfenis. Ik kan mij vinden in het streven van de Dichter des Vaderlands om alle Nederlandstalige dichters van de wereld te willen vertegenwoordigen, maar om dat te doen onder het banier van een titel die expliciet naar koloniale overheersing verwijst, lijkt mij contraproductief.’
Ik ben het eens met Pfeijffer dat de nieuwe benaming alle Nederlandstalige dichters van de wereld zou moeten vertegenwoordigen. Maar de verwijzing naar de koloniale overheersing waaraan hij de nieuwe titel koppelt, vind ik goedkoop. Immers: ‘De Nederlanden’ staan niet alleen voor onze republikeinse VOC-periode waarin we slaven en specerijen verhandelden. ‘De Nederlanden’ zijn volgens de Grote Van Dale – ik woon niet voor niks in de gemeente Sluis – de landen die óf tot het Koninkrijk behoren, óf tot de Zeventien Nederlanden onder de Bourgondische en Habsburgse heerschappij, óf tot de Spaanse en later de Oostenrijke zuidelijke Nederlanden, óf tot de Verenigde Nederlanden van 1588 tot 1815. Heel veel verschillende Nederlanden kortom, en om daar één uit te pikken en als bewijslast voor een op geschiedenis of geografie gebaseerd bezwaar op te voeren, lijkt mij willekeurig en ook onjuist.
Even onjuist is het dat Babs Gons en de haren de nieuwe benaming niet met de Nederlandse taal hebben verbonden, maar met verschillende Nederlandstalige gebieden. Veel van die gebieden zijn meertalig. Het drietalige België bijvoorbeeld heeft om die reden zijn eigen Dichter des Vaderlands. Momenteel is dat de Franstalige slamdichter Lisette Lombé. Zij volgt de Vlaming Mustafa Kör op. Wellicht komt er ook ooit een Duitstalige Dichter des Vaderlands. Wie zal het zeggen.
Met andere woorden: is het gewestelijke perspectief wel het juiste? Een dichter is iemand die zich van taal bedient, in dit geval de taal die in alle ‘Nederlanden’ ter wereld wordt gesproken: van de Waddeneilanden tot de Belgische taalgrens en van de Caraïben en Suriname tot de grensregio met Duitsland. En vooruit: in Zuid-Afrika ook. Eigenlijk in alle landen die in de Nederlandstalige poëziecanon zijn vertegenwoordigd.
Daarom vind ik ‘Dichter der Nederlanden’ geen goede benaming, omdat ze niet duidelijk maakt of ze taalkundig, historisch of geografisch bedoeld is.
Om alle verwarring te omzeilen, stel ik daarom voor om voortaan van ‘Dichter der Nederlandstaligen’ te spreken. Als je de taalkundige invalshoek neemt, zou een Surinamer, een Zuid-Afrikaan of een Vlaming óók heel goed Dichter der Nederlandstaligen kunnen worden naast zijn of haar dichterschap ‘des eigen vaderlands’. Zo eren we onze mooie taal, die wereldwijd door zo’n 24 miljoen mensen wordt gesproken, en niet de landen of regio’s waar Nederlandstaligen wonen.
‘Dichter der Nederlandstaligen’ bekt ook meteen beter. Pfeijffer beklaagt zich in HP/De Tijd over het manke metrum van ‘Dichter des Nederlanden’, dat hij met ‘diarree’ vergelijkt. ‘Dichter de Nederlandstaligen’ is metrisch gezien – met dank aan Peter Knipmeijer – een driedubbele dactylus. Op muziek gezet zelfs een driekwartsmaat, een walsje. Twee vliegen in één klap. Are we poets or are we dancers? Misschien wel allebei!
Bronnen:
• HP/De Tijd
• Tzum
Fotocredits:
© deschoolschrijver.nl
–