LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Jan Holman

27 mrt, 2025

‘Begin je leven, gebruik de taal, want jij kunt niet zonder. De taal kan wel zonder jou.’

door Alja Spaan

Jan Holman (1959) is in de jaren tachtig begonnen met het schrijven van verhalen en romans. De ambities liggen echter bij de poëzie. Hij heeft gepubliceerd in Tzum (nr. 24, 2004), Krakatau (nr. 35, 2005) en op enkele online platforms. In 2007 verscheen Dat ik je dan vastleg, een poëtische ontmoeting met medeauteur Chris van Lenteren, uitgeverij Opwenteling. Jaag de veulens weg is zijn tweede bundel en verscheen in mei 2024 bij uitgeverij Gopher.

 

Heel bescheiden zei je, toen ik je om een interview vroeg, ‘een hele eer want het is pas mijn tweede bundel’. Voel je je nog wat ontwenning in de literaire wereld?
In zekere zin onwennig ja, ik zou me zelf niet snel voorstellen als dichter namelijk. Ook niet direct behoefte aan.

Wat vind je van die wereld?
Die wereld is zo gevarieerd, lastig om daar in z’n algemeenheid iets over te zeggen. Kunst, in dit geval poëzie, kan een nieuw of een ander perspectief geven op gebeurtenissen of ervaringen. Kunst kan ook de meerduidigheid of de complexiteit vatten.

Die tweede bundel werd door recensent Paul Roelofsen op Meander besproken. Als terugkerend thema in je werk noemt hij ‘de taal zelf’. Is dat inderdaad het thema?
Taal biedt de mogelijkheid om grip te krijgen, een goede strofe omkadert als het ware een situatie, legt iets vast, en dat kan een zekere rust geven. Tegelijkertijd schiet taal ook tekort, loopt vaak ‘achter de feiten’ aan, is een poging.

Hij illustreert je aanpak met het vers Waar sta je. Heeft de dichter inderdaad keuzestress? (‘hij kan niet kan kiezen / tussen stem en instrument / tussen afkomst en bestemming’)
Het gaat niet om keuzestress. Het is eigenlijk meer een constatering dat je niet kunt kiezen, ook al zou je willen. Jeugdjaren lopen altijd met je mee de toekomst in, en soms is dat hinderlijk.

Als ‘taal kan zonder mij’ waar is, kan jij dan ook zonder taal?
In het gedicht waar deze slotwoorden staan, staat op de regel daarboven het woord luister. ‘luister…taal kan zonder mij’. Dit is als een soort waarschuwing bedoeld. Begin je leven, gebruik de taal, want jij kunt niet zonder. De taal kan wel zonder jou.

‘Of schrijf ik weer over mezelf’. Zou je liever aan jezelf voorbij willen gaan?
Lastige vraag, Maurice Gilliams schreef ooit dat hij doorheen en in alles zelf het onderwerp van al zijn werk was. Andere uiterste is dat een gedicht een autonoom bouwwerk van taal is waar de werkelijkheid niet meer in terug te vinden is. Een bouwwerk waar de dichter eigenlijk liever ook niet in verblijft. Onvermijdelijk schrijf ik over mezelf, maar niet om mijzelf te tonen. De lezer krijgt toegang, maar moet er vooral zelf verder mee kunnen.

Waarom koos je voor poëzie? Had je voorbeelden? Of gewoon een uitstekende leraar Nederlands vroeger?
Op de Havo konden we ons, mogelijk met een gereduceerd tarief, abonneren op Bzzlletin, een literair tijdschrift. Dat heeft mijn interesse in literatuur vergroot. Later, zo rond 1985, nam ik een abonnement op het Nieuw Wereld Tijdschrift. In een van de tijdschriften stonden enkele gedichten van Yehuda Amichai. Door zijn gedichten kreeg ik het besef dat alles bruikbaar is voor een gedicht. In het gedicht Weer een liefde ten einde heeft hij het bijvoorbeeld over het geluid van één enkele tractor aan het werk. Door onder andere dit gedicht was het voor mij mogelijk om mijn achtergrond ‘gewoon mee te nemen’ in het gedicht.

De recensent vindt je opbouw ‘ingenieus en mooi’. Hoe lang heb je daarover na moeten denken?
Vrij lang. Ik had losse gedichten, er ontbrak samenhang. Met het titelgedicht Jaag de veulens weg had ik het ‘verbindende gedicht’ te pakken. En na een gesprek met de uitgever had ik op weg naar huis de structuur te pakken. Met de delen Gids, Metgezel, Intermezzo en Begin kon ik alle gedichten een goede plek geven.

Jaag de veulens weg

Dossiers liggen hoogopgestapeld op tafel
verwachtingen worden geschetst
we spreken de rollen af

bleek zonlicht valt over
de dressuur van definities en bepalingen

we bespreken wat denkbaar is, zoeken
oplossingen voor het vraagstuk dat zich
niet begrenzen laat, er is meer voorbereiding nodig

terwijl deze dag ook zo eenvoudig had kunnen zijn

als het hooi dat in mijn hoofd gekeerd
en gekeerd wordt, als jeugdjaren die ongemoeid
languit liggen, als paarden die stoïcijns staldeuren
in het vizier houden

maar zo’n wereld valt niet te overwegen –

blinddoek het oude paard, laat de taal
onbestemd, jaag de veulens weg.

Hoe ontstaan je gedichten?
Dat kan beginnen met een beeld, een gedachte of een ervaring. Het beeld van een danser die zijn evenwicht verliest en daarna de gehele dans improviseert bijvoorbeeld. Of de ervaring in de jaren tachtig dat kritiek op het systeem belangrijker is dan studeren.

 

Jaren tachtig

Introductie van een nieuw studiejaar
studenten in denim
en vaalbruine gedragen legerblouses
de kleine docent in een verdacht blauw colbert

je zoekt je plek aan de rand, het is rumoerig
de docent start zijn college
in kleine pasjes loopt hij van de ene
kant van de zaal
naar de andere, als een bewijs van zijn theorie
over perspectieven

met nog geen besef van de eigen toekomst
wordt een eerste vraag gesteld – hoe hij zelf
over macht denkt

hij staat stil, zijn blik onrustig
twijfelt over zijn woorden

benoemt de feiten: bedrijven sluiten
jongeren wonen werkloos
in verwaarloosde buitenwijken
zoeken liefde in kleine benauwde kamers

hij zegt elke plek is een mogelijkheid
maar ga eerst kennis halen, ga archiveren
en zet dan je reis uit

gestommel, de zaal loopt leeg
geen medicijn voor het donker nihilisme

de docent pakt zijn aantekeningen
verlaat de zaal, nog geen weet van zijn hart
dat spoedig gaat falen.

De recensent vindt ook dat je ‘het goed begrepen hebt’, (het slot van) een gedicht zou iets verrassends moeten uitstralen. Wat maakt voor jou een gedicht goed?
Voor mij is het belangrijk dat er een wending in het gedicht zit, misschien zelfs wel een confrontatie. Al schrijvend kan een gedachte of emotie gaan kantelen. De behoefte aan vertrouwdheid verandert in de wens om niet begrepen te hoeven worden.

 

Naar Chagall

Het pad waarvoor je staat
is uitgedroogd, struiken zijn weggehaald
sloten gedempt

met de taal als metgezel
wandel je terug

naar de plek waar de paarden
schuilen onder het blad van een eik
en zwijgend de verveloze deuren
in het zicht houden

van een afstand
grazende koeien op het rieten dak
boeren languit liggend op de nok
grote kannen koffie
dorpen en wegen die zweven

maar het woord is geen penseel

stel me gerust, zeg dat woorden
altijd vreemden blijven, ook als ze vertrouwd
naast elkaar staan

zeg dat ik niet
begrepen hoef te worden.


Waarom heeft het zo lang geduurd?

Ik vind het belangrijk dat de gedichten niet alleen op zichzelf staan, maar in de bundel ook een samenhangend geheel vormen, zoals bij Waar is het lam, van Mustafa Stitou. Juist dat laatste kost tijd. Daarnaast heb ik niet direct de behoefte om veel te schrijven, ik sleutel redelijk lang aan gedichten, tot het moment dat de twijfel verdwijnt.

     Andere berichten

Interview J. Heymans

‘In mijn gedichten ben ik op zoek naar afstandelijke intimiteit’   door Alja Spaan   In het voorjaar van 2024 publiceerde J....

Interview Joke Prinsen

'ik meen verbondenheid te voelen wanneer ik schrijf.'   door Alja Spaan   Joke Prinsen (1982) studeerde Germaanse Taal- en...