LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Halfstok

11 mei, 2025
door Rogier de Jong

 

Dit jaar is het tachtig jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog ten einde kwam, een gruwelijke wereldbrand met naar schatting 55 miljoen doden als gevolg. Had die oorlog voorkomen kunnen worden als het dictaat van Versailles er niet was geweest? En naar de toekomst kijkend: had de oorlog in Gaza voorkomen kunnen worden als de Tweede Wereldoorlog niet had plaatsgevonden en de Europese Joden niet massaal waren vermoord?

Het zijn theoretische vragen, waarop een deterministisch antwoord altijd te laat komt.

Feit is dat op dit moment in Gaza een verwoestende oorlog woedt, met de Gazanen als ratten in de val.

De Dodenherdenking op 4 mei jl. zal bij velen daarom gemengde gevoelens hebben opgeroepen. Enerzijds herdachten zij ongetwijfeld de tussen 1940 en 1945 massaal omgebrachte Joden, en anderzijds ook de Gazanen, in veler ogen slachtoffers van de staat Israël. Veel overlevende Joden zijn na de oorlog naar Palestina geëmigreerd, het mandaatgebied dat een paar jaar later door de Engelsen in tweeën werd gesplitst in een Palestijns en een Israëlisch gedeelte. Buurstaten die zich vrijwel meteen na de deling tegen elkaar keerden. Met de bekende bloedige en desastreuze gevolgen.

De Europese generaties die na 1945 zijn geboren, hebben tachtig jaar onder het Atlantische schild in vrede en veiligheid geleefd. Zij – wij – zijn de kinderen van de wederopbouw en van de welvaart. Veiligheid is hun – onze – natuurlijke habitat en pacifisme de vanzelfsprekende uiting daarvan. ‘Niet in onze naam! Geen kruisraketten! Ban de bom!’

In Israël heeft men nooit de luxe gehad van zo’n moreel kompas. Het land heeft sinds zijn ontstaan vrijwel onafgebroken op voet van oorlog geleefd met zijn buren, die de Britse tweedeling van het vooroorlogse Palestina in 1948 de facto nooit hebben erkend. Tachtig jaar vrijheid betekent daardoor zowel voor die buren als voor Israëli’s iets geheel anders dan voor ons.

Hoewel Meander officieel een literair magazine is voor Nederlandstalige poëzie, wil ik hier toch drie Joodse en Israëlische dichters belichten die de thema’s hoop en vrijheid elk op hun eigen manier in hun poëzie hebben verwerkt, zij het niet noodzakelijk in een tachtigjarig retrospectief.

 

Ik begin met de Joods-Duitse dichteres en Nobelprijswinnares Nelly Sachs (1891-1970). Zij wist met haar moeder op het nippertje in 1940 naar Zweden te ontsnappen, naar verluidt dankzij de bemiddeling van de schrijfster Selma Lagerlöff, die goede connecties had met het Zweedse hof. Hoewel de Holocaust dus aan Sachs voorbijging – de rest van haar familie werd wel vermoord in de vernietigingskampen – zou de Shoah het leidende thema in haar oeuvre worden. En dat immense drama dan vooral gekoppeld aan de wederopstanding van het Joodse volk, van Israël, dat als een feniks uit de schoorstenen van Auschwitz oprijst. Wereldberoemd is haar gedicht ‘O, de schoorstenen’, dat ik hier wil citeren:

O de schoorstenen

‘En wanneer mijn huid gekneusd zal worden, zal ik God zien zonder mijn vlees’

O de schoorstenen
op de vernuftig bedachte woningen van de dood,
toen Israëls lijf in rook opgegaan
door de lucht trok –
als schoorsteenveger onthaalde een ster hem
die zwart werd
of was het een zonnestraal?

O de schoorstenen!
Vrijheidswegen voor Jeremia’s en Jobs stof –
Wie bedacht jullie en legde steen voor steen
De weg voor vluchtelingen van rook?

O woningen van de dood
zo verleidelijk neergezet
voor de gastheer die vroeger gast placht te zijn
o gij vingers

die de stenen drempel gelegd hebben
als een mes tussen leven en dood
o gij schoorstenen
o gij vingers
en het lichaam van Israël trekt als een rookpluim door de lucht!

 

Nelly Sachs ontving in 1966 de Nobelprijs voor literatuur. In ons land is zij echter nauwelijks bekend. In zijn naschrift bij een van haar bundels schrijft Hans Magnus Enzensberger: ‘Nelly Sachs is de laatste dichteres van het Joodse volk in de Duitse taal en zonder deze koninklijke herkomst is haar werk niet te begrijpen. In haar Stockholmse toevluchtsoord heeft zij de volkerenmoord heviger ervaren dan wij, die in de nabijheid van de kampen woonden, en haar werk is het enige poëtische getuigenis gebleven dat zich naast de sprakeloze ontzetting van de documentaire berichten staande kon houden.’

 

Een dichter die niet aan de concentratiekampen ontkwam, was Primo Levi. Levi was een Joods-Italiaanse scheikundige die Auschwitz overleefde. Zijn gedicht ‘Shema’ is vernoemd naar het eerste Hebreeuwse woord van het gebed ‘Hoor, O Israël, de Heer is onze God, de Heer is één’.

Shema

Gij die veilig leeft
In uw warme huizen
Die ’s avonds terugkeert en
Warm eten en vriendelijke gezichten vindt:

Overweeg of u een man is,
Die zwoegt in de modder
Die geen vrede kent
Die vecht voor een korst brood
Die sterft met een ja of een nee.
Overweeg of dit een vrouw is,
Zonder haar of naam
Met geen kracht meer om te herinneren
Lege ogen en een koude baarmoeder
Als een kikker in de winter.

Bedenk dat dit is geweest:
Ik beveel deze woorden bij u aan.
Graveer ze in uw harten
Wanneer u in uw huis bent, wanneer u op weg gaat,
Wanneer u naar bed gaat, wanneer u opstaat.
Herhaal ze aan uw kinderen.
Of moge uw huis instorten,
Moge ziekte u machteloos maken,
en uw nakomelingen hun gezichten van u afkeren.

De hel van het concentratiekamp als ijkpunt voor de waarde van het vreedzame dagelijks leven. Goed om daar eens bij stil te staan als je op een regenachtige maandagmiddag geeuwend uit je (kantoor)raam kijkt.

 

In De Gids nr. 3 uit 2009 vond ik een boeiend exposé van Theodor Dunkelgrün over de Israëlische auteur Yehuda Amichai (Hebreeuws voor ‘Mijn volk leeft’). Geboren in 1924 in Beieren ontvluchtte hij met zijn familie in 1935 de felle Jodenhaat in Duitsland en emigreerde naar Palestina. Zoals Dunkelgrün schrijft, was het in dat toenmalige Britse mandaatgebied echter ook allerminst veilig. Rommel rukte op in Noord-Afrika en het Palestijnse leiderschap koos geestdriftig de zijde van Hitler. Opmerkelijk is dat Amichai zich als vrijwilliger meldde bij het Britse leger en meevocht tegen Rommel. Op het Egyptische slagveld ontdekte hij dankzij de Britten, die een mobiele bibliotheek in de legertros meevoerden, zijn dichterschap. Later zou hij met zijn oeuvre bijdragen aan een waterscheiding in de Hebreeuwse letteren, die tot dan toe sterk collectivistisch en ideologisch gekleurd waren. Dunkelgrün: ‘De dagelijkse spreektaal, het alledaagse leven, drong de [Hebreeuwse] poëzie binnen, en daarmee ook de stem van het individu in de maalstroom van de geschiedenis.’ Amichai was absoluut geen pacifist, hij was militair, maar hij schreef anti-oorlogsgedichten die er niet om logen. Poëzie waarin angst, schaamte en droefheid doorklinken. Oorlog mag dan volgens sommigen onvermijdelijk zijn, een existentiële noodzaak, het is behalve dat ook een collectieve ramp én een persoonlijke tragedie vol walging, vrees en verdriet:

 

Ik wil sterven in Mijn eigen bed

De hele nacht kwam het leger van Gilgal
Om naar het slagveld te gaan, en dat is alles.
In de grond, oorlog en inslag, lagen de doden.
Ik wil sterven in Mijn eigen bed.
Als spleten in een tank, waren hun ogen griezelig,
Ik ben altijd de weinigen en zij zijn de velen.
Ik moet antwoorden. Ze kunnen Mijn hoofd ondervragen.
Maar Ik wil sterven in Mijn eigen bed.

De zon stond stil in Gibeon. Voor altijd zo, is het bereid
om degenen te verlichten die strijd voeren en doden.
Ik zie Mijn vrouw misschien niet als haar bloed vergoten is,
Maar Ik wil sterven in Mijn eigen bed.

Simson, zijn kracht in zijn lange zwarte haar,
Mijn haar hebben ze geschoren toen ze van mij een held maakten
Noodgedwongen, en leerden me vooruit te stormen.
Ik wil sterven in Mijn eigen bed.

Ik zag dat je kon leven en met gratie kon inrichten
Zelfs een leeuwenkuil, als je geen andere plek hebt.
Het kan me zelfs niet schelen om alleen te sterven, dood te zijn,
Maar Ik wil sterven in Mijn eigen bed.

 

Ook hier, net als bij Levi, een lamento over de horreur, de verschrikkingen van de oorlog tegenover het serene verlangen naar huiselijke vrede. Dat ‘thuis’ is persoonlijk, maar kan ook opgevat worden als het nationale thuis, Israël. Het gedicht weerspiegelt de desillusie en vermoeidheid van een door complexe conflicten getekende samenleving. Het is precies deze tweespalt die na de bevrijding van Auschwitz, Sobibor en de militaire strijd tegen Arabische buren doorklinkt in de poëzie van Primo Levi en Yehuda Amichai. De existentiële strijd om huisvrede en veilige grenzen tegenover het bloed, de verschrikkingen waaronder de wreedheden aan Joden en Israëli’s aangedaan en door hen weer aan anderen, tijdens alle Israëlische oorlogen, en nu dus in Gaza. En daar bovenuit de hoopvolle poëzie van Nelly Sachs met haar verrijzenisboodschap. Een puzzel die moet hebben geleid tot verwarring en gemengde gevoelens bij de genoemde dichters én bij de velen die op 4 mei 2025 de doden herdachten.

 

Bronvermeldingen:

  • Nini Brunt – Over Nelly Sachs – 1980 – De Tweede Ronde (jaargang 1)
  • Maurits Mok in – Stralende raadsels – 2016 – Kievenaar & Vijn
  • Nelly Sachs – In den Wohnungen des Todes – 1946 – Edition Suhrkamp
  • Nobelprijs.org
  • The Poetry Foundation
  • Jewish Women’s Archive
  • bestamericanpoetry.com
  • De Gids 3/2009

 

 

 

 

     Andere berichten

Readymades

door Ko van Geemert   1. Als ik dit schrijf, bevind ik mij op Curaçao, zoals vrijwel elke winter. We wonen in Amsterdam. Op een...

Meander Live 10

door Hans Puper   Eva Gerlach is de tiende dichter die te gast is op Meander Live in het Luxor Theater in Zutphen. Op zondagmiddag 11...