LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Henk Gilhuis

15 mei, 2025

‘In poëzie voelde ik me uiteindelijk het meest thuis door de vrijheid van vormen.’

door Alja Spaan

 

 

Henk Gilhuis (1949) werkte als klinisch psycholoog in de geestelijke gezondheidszorg. Daarna kreeg hij meer tijd om zijn liefde voor het ‘spelen met taal’ vorm te geven. Als schrijver van gedichten en korte verhalen, als verhalenverteller en als taalcoach voor immigranten. Vorig jaar kwam bij Boekscout zijn dichtbundel Voorbijwoorden uit. Een ode aan de verwondering, voorbij de grens van het alledaagse. Eerder schreef hij zijn debuutbundel Tijgerend door de tijd met lichte gedichten over de levensloop van de wieg tot het graf. Hij was redacteur van het tijdschrift Schreef voor proza en poëzieliefhebbers.

 

foto © Leen van Put Fotografie

 

Van klinisch psycholoog naar dichter, hoe groot is die stap?
Voor mij niet zo’n grote stap, ook al is de psychologiepraktijk voor een deel gebaseerd op wetenschap en het dichterschap niet. Voor beide activiteiten combineer je creativiteit met ambachtelijke vaardigheden. Ik oefende om mijn cliënten te ontmoeten met een open mind, een houding van ‘not knowing’. En als dichter wil ik vanuit die houding waarnemen en mij verwonderen. Wat in de praktijk lang niet altijd lukt. Zoals de dichter Louise Glück (VS) zegt: ‘We look at the world once, in childhood. The rest is memory.’

Deed je in je vakgebied ook iets met taal?
Als psycholoog ben je voortdurend bezig met taal en communicatie, verbaal en non-verbaal. Ik vond het een uitdaging om leesbare rapporten te schrijven waarin ik mijn cliënten en hun omgeving recht wilde doen. Door de toenemende bureaucratie en tijdsdruk in de gezondheidszorg werd dat steeds lastiger. Met plezier heb ik een serie artikelen en lesmateriaal geschreven en samen met collega’s het boek Psychodrama in de praktijk.

Groeide je op met poëzie?
Thuis was er vooral Sinterklaaspoëzie. Op de middelbare school ben ik enthousiast gemaakt voor literatuur door mijn leraar Nederlands, die prachtig Marsman en Slauerhoff kon voordragen. Geïnspireerd ging ik romans lezen en schreef korte verhalen voor de schoolkrant. Maar ik was nog niet rijp voor poëzie en had daar een beperkt beeld van. Bijvoorbeeld dat je als dichter heel muzikaal moest zijn.

Is het schrijven van gedichten een vorm van verwerken? Van alle ervaringen die je had?
In mijn twee dichtbundels staan een aantal gedichten, die mij geholpen hebben na de dood van dierbare overledenen. Een ander voorbeeld: in het begin van de coronatijd – toen we nog geen idee hadden waar het heen ging – moest ik erover dichten om er mee te dealen. Naar aanleiding van uitsluiting en discriminatie ontstond het gedicht Zeg dat niet. In die gevallen voel ik een drang om te dichten: uit verdriet, angst of verontwaardiging.
Maar ‘verwerken’ is een zwaar en omstreden woord. Veel van mijn gedichten ontstaan uit lichtheid. Uit verwondering en ontroering over ‘het schone’, vaak in alledaagse ervaringen.
Ook het dichten zelf is meestal een speels en lichtvoetig proces, onderbroken door impasses.

 

zeg dat niet

als je nooit in het voorbijgaan
iets te lang wordt aangestaard
of nog erger – ze kijken juist weg
ze lachen drinken en gaan
in elkaar op – jij bestaat niet

als je nooit een ja krijgt
op je met zweet getypte mail
het antwoord in wol wordt geweven
iemand anders net iets meer heeft
iets beter in het profiel past

als je geen randen en tanden kent
veilig omarmd in het midden loopt
als je geschiedenis in de boeken staat
voor jouw soort geen k-woord bestaat
als je nooit iets te hard geknuffeld wordt

zeg dan niet
dat je het weet
dat het wel meevalt
dat je ervan hebt geleerd
dat je hebt gedemonstreerd
dat het alleen nog
hier en daar bestaat
maar niet in jouw straat

zeg dat niet

uit Voorbijwoorden, Boekscout, 2024

Een gedicht hoeft voor mij niet altijd te schuren, een conflict te bevatten. Soms komen het lichte en duistere in één gedicht samen, dan valt voor mij alles op zijn plek. Zoals in Winteravond aan het meer.

 

Winteravond aan het meer

Het duistert tussen de bomen,
wijdgespreide vingers betasten de lucht
op zoek naar drachtige wolken.
Steeds verder vertakkende armen
verlangen om sneeuw te dragen
of een rustende uil. Oude voeten
zijn verankerd in zwijgende grond

aan de overkant van het meer.
Onder een maanloze spiegel
fluistert het water onbewogen
over wat in de diepte wegschiet,
glinstert, schuifelt en slurpt.
Waar wordt gepaard en geboren,
gegeten, gespeeld en gemoord.

Hier staan wij, steeds minder,
vervloeid met het water,
vervaagd in de wolken
tot we naamloos zijn.

uit Voorbijwoorden, Boekscout, 2024

Denk je aan de lezer bij het schrijven?
In het begin schreef ik van me af. Nu, vooral bij herschrijven en schrappen, naar de lezer toe. Dat verschil ontstond toen ik mijn gedichten ging voordragen en publiceren. Het is fascinerend te merken dat lezers of toehoorders iets anders uit je gedicht halen dan jij erin gelegd hebt; hoe je gedicht zich loszingt van de maker.

Waarom koos je voor de dichtvorm?
Ooit wilde ik een roman schrijven, maar dat lukte niet. Daarvoor zijn nog andere vaardigheden nodig dan voor korte verhalen en gedichten. In poëzie voelde ik me uiteindelijk het meest thuis door de vrijheid van vormen. Een gedicht hoeft niet per se een plot te hebben, personages, een spanningsopbouw. Dichten is voor mij schilderen met beelden, klank, ritme, af en toe rijm. Een enkel beeld kan genoeg zijn. Daarnaast schrijf of vertel ik verhalen. Al dichtend kan ook een klein verhaal ontstaan met een begin, climax en afloop, bijna een prozagedicht.

In de recensie op Meander van Anneruth Wibaut zegt ze: ‘Door het spelen met dubbele betekenissen en het scheppen van nieuwe taal is de algehele sfeer van de bundel sprankelend en herkenbaar’.
Hoe lang duurde het alvorens je zelf tevreden was?
Lang. In de bundel Voorbijwoorden heb ik naast nieuw werk ook eerder geschreven gedichten opgenomen. Ik heb daar eindeloos aan gesleuteld, bijvoorbeeld omdat een bepaald woord of enjambement me niet meer beviel.

Anneruth Wibaut roemt ‘het soepele en consequente toepassen van ritme’. Ben je muzikaal?
Nee dus! Ik zing als een kraai en ben instrumentaal nooit verder gekomen dan een paar gitaarakkoorden in een vroeg gestorven bandje. Wat helpt is het hardop voorlezen van je eigen gedicht om te horen hoe het klinkt. Dan hoor je snel genoeg waar het ritme of metrum haperen. Een gedicht moet voor mij ademen, waar nodig versnellen, vertragen of verstillen.

Heb je een eerste lezer?
Ik ben lid van een poëziegroep: De Woordwevers. De groep komt zeswekelijks bijeen om elkaars gedichten te bespreken. We bevragen elkaar en geven feedback. Ik kan iedere solerende dichter of schrijver zoiets aanraden. Als de deelnemers tenminste eerlijk tegen elkaar durven te zijn.

Op de site van Boekscout staat Voorbijwoorden gaat over momenten van verwondering. Op reis voorbij de horizon, waar de aarde haar armen strekt.’ Gaat dat toch over ‘dat onder de oppervlakte nog een onuitgesproken wereld schuilt’ zoals Anneruth Wibaut in het begin van haar recensie stelt?
Ja. De titel Voorbijwoorden heeft twee betekenissen: behalve voorbij in de zin van ‘niet meer bestaand’ bedoel ik ook ‘voorbij wat in woorden te beschrijven is’. Ik geloof niet in een God, maar ben gefascineerd door wat wij vanuit onze beperkte waarneming niet kunnen bevatten, waar onze door tellen en meten gekenmerkte wetenschap tekortschiet. Klassiek gezegd: het ‘heilige en het huiveringwekkende’. Behalve muziek, dans en beeldende kunst is poëzie in staat iets van die onuitgesproken wereld weer te geven.

In hoeverre hielp de schilderkunst je? Heb je meer voorbeelden dan het werk van Olivia O’Keeffe?
Ik heb de schilderkunst en fotografie niet opgezocht om een gedicht te kunnen maken. Ik vind dat een gedicht uit zichzelf beelden moet kunnen oproepen in het hoofd van de lezer. Ze zijn op mijn pad gekomen door samenwerkingsprojecten tussen beeldend kunstenaars en dichters in mijn woonplaats. Zo ook met fotografen. Ik zie deze samenwerking als een verrijking, als beeld en gedicht elkaar versterken.

Anneruth Wibaut noemt ‘het kostbare geschenk van de ontmoeting van mens tot mens’. Is dat bij het ouder worden nog kostbaarder geworden?
Ik vind van wel. Een echte ontmoeting waarbij je je voor elkaar openstelt, ontstaat minder snel zodra je genesteld bent in een vertrouwd netwerk. Door de snelheid en vluchtigheid van nu ontmoeten mensen elkaar ook nauwelijks meer in de publieke ruimte buiten de sociale media. Als het toch gebeurt, voelt dat inderdaad als een geschenk.

In je woonplaats is er aandacht geweest voor het verschijnen van je bundel. Hoe was dat elders? Wil je nog meer bereiken?
Wat betreft interviews, radio en presentaties heb ik me gericht op mijn omgeving in Houten, Utrecht en Zeist. Het is leuk om met anderen contact over poëzie te hebben, dat staat voorop. Graag wil ik weer eens een poëziecursus volgen om mij scherp te houden, gedichten insturen naar tijdschriften en mee blijven doen aan poëzieprojecten.

Draag je ook voor?
Ja. Op een podium staan is mij vertrouwd. Ik heb een geschiedenis als amateurtoneelspeler en verhalenverteller. Ook heb ik bij evenementen pop-up gedichten gemaakt en aan een poetryslam deelgenomen.

Zijn er dichters die je volgt?
Een aantal voor mij geliefde dichters zijn niet meer te volgen zoals Szymborska, Tranströmer, Vasalis en Kopland, maar hebben genoeg nagelaten. Graag volg ik Ingmar Heytze, van wie ik ook les gehad heb. Op dit moment ben ik geïnspireerd door Sholeh Rezazadeh, hoe zij over de natuur schrijft als een personage.

Ben je ook bezig met andere thema’s? Het klimaat, de teloorgang van de democratie?
Het laatste half jaar heb ik een aantal natuurgedichten gemaakt, gelinkt aan klimaatverandering. Zoals Beukbericht.

 

Beukbericht

Lezer, je ogen bedriegen je niet,
het staat er echt. Als jij niet stopt
is mijn uur geslagen.

Liever zie ik dat je voor mij buigt,
tussen mijn tenen de aarde omwoelt
op zoek naar het kleine dat ik je nalaat.

Liever zie ik dat je schuilt voor het licht,
schaamrood onder mijn groene haardos.
Of nog één keer mijn gladde huid streelt.

Desnoods mag je je mes in mij steken.
Snij maar. Een laatste smiley. Bloedend hart
met afgezaagde pijl. Het deert me niet.

Als je maar ophoudt
mijn huid te verdrogen
mijn voeten te verrotten.

Als je maar ophoudt
met stoken en poken
in mijn binnenste kringen.

Je houdt niet op, homo sapiens.
Zodra ik de aarde verlaat
huil jij krokodillentranen.

Verder heb ik meegedaan aan een dementieproject met gedichten bij een theaterproductie gebaseerd op de roman Hersenschimmen van Bernlef.
Voor de bedreiging van de democratie heb ik nog geen eigen woorden. Ik voel me erdoor overweldigd, ook door alles wat er al over geschreven wordt.

Wat wordt je volgende project?
Op dit moment schrijf ik een autobiografisch verhaal voor mijn kinderen. Dus minder ruimte voor een groter poëzieproject. Maar er zit vast nog wel een dichtbundel in het vat, als mij de tijd gegeven wordt.

 

 

     Andere berichten

Interview Yke Schotanus

'poëzie moet helemaal niets volgens mij, maar het is wel een invalshoek waar ik mee verder kon.'   door Alja Spaan   Yke...

Interview Michiel J. Ris

'zelfs wie schrijft blijft niet altijd.' door Alja Spaan -   Michiel J. Ris (1998) is dichter, amateuracteur en oerdebutant van...

Lieve Desmet

'Poëzie gaf me de taal die ik nodig had' door Alja Spaan   Lieve Desmet (1959) groeide op in Menen, woont in Leuven. Ze debuteerde...