LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Bundels die een grote indruk hebben achtergelaten

7 jun, 2025

Speels, ontwapenend en spontaan

door Hettie Marzak


Tjitske Jansen, Het moest maar eens gaan sneeuwen (2003)

In 2003 kocht ik de debuutbundel van Tjitske Jansen, Het moest maar eens gaan sneeuwen, omdat de foto van het aandoenlijke kind op de omslag me zo aan mijn oudste dochter deed denken. Die kon ook zo kijken, met net zo’n brilletje op. En gelukkig bleek de inhoud van de bundel wonderwel te passen bij die foto: de gedichten zijn speels, ontwapenend en spontaan. Zo lijkt het althans, want Jansen zal er genoeg aan gestreept en geknutseld hebben voordat ze tot zo’n mooi resultaat kwam.

Maar toen ik een keer een bericht plaatste op LinkedIn dat ik de foto zo op mijn dochter vond lijken, kreeg ik een antwoord van haar waarin ze schreef dat het ondanks de vermeldingen in de media geen eigen foto was, geen portret van haarzelf, maar dat gewoon een foto van zomaar een jongetje was ‘dat onhandig door een wazig omgekeerd brilletje kijkt en toch scherp ‘ziet’.

De bundel bestaat uit prozagedichten; ik was niet eerder een bundel tegengekomen die vol stond met dergelijke gedichten, ik was nog van de oude school die ervan overtuigd was dat een goed gedicht een strak metrum, strofes en eindrijm diende te hebben. Het was wennen, maar door de zeggingskracht van Jansen kostte me dat niet veel moeite. Het was duidelijk dat zij ervaring had met theater, met teksten voordragen: ook haar gedichten laten zich heel goed hardop lezen. En wat ik miste aan traditionele vormen, maakte zij goed met verrassende beeldspraak in alledaagse spreektaal.

Het lyrisch ik van haar gedichten is vaak een kind, dat spreekt in de ik-vorm, maar wat het te vertellen heeft is zelden kinderachtig, ook al wordt dat verpakt in gedichten die beginnen met: ‘er was eens’. Sprookjesfiguren zoals prinsen, boze stiefmoeders en draken bevolken haar poëzie, maar Jansen geeft een eigen versie van de traditionele sprookjes. Bovendien zet ze net als in een sprookje de werkelijkheid op zijn kop. Ze hanteert een eigen logica, die soms wat naïef en kinderlijk overkomt, maar vaak schuilt er een wolf onder de schaapskleren. De jeugd gaat voorbij, het kind groeit op en moet haar eerste liefdesverdriet doorstaan, de gedichten worden pijnlijk eerlijk.

Ik hou van de laatste strofe uit het lange gedicht ‘Hester’:

Ik heb het opgegeven
te zijn zoals ik ben.
Ik groei maar mee
met wie ik worden zal.
Af en toe hoor ik
dat iemand zegt
hoe mooi ik ben.
In mijn schaduw
gebeuren dingen
die de moeite waard zijn.

————————–

Een kleurrijk herfstboeket

door Hans Franse

Eric van Loo, Iets kleins volstaat (2021)

Tussen de eerste bundel die ik in 2015 recenseerde, Waarom van Armando, en de laatste die ik beoordeelde in 2025, Neerwaarts verzet van Kris Lauwereijs, ligt een avontuur van tien jaar dat mij door veel bundels voerde. Waarin ik kennis maakte met een aantal fijne mensen, waaronder mijn eerste ‘mentor’ Hans Puper, die zeer streng was en mijn recensies bijna woord voor woord bekritiseerde. Wat mij dwong om mijn, soms te snel geschreven, zinnen nog eens te herlezen en te herformuleren. Later nam ook Eric van Loo de functie van redacteur waar. Eric las ook mijn poëzie mee, ik gaf kritiek op zijn bundel. Ik ontmoette hem één keer, hij was toen al ziek en zat in een invalidenwagen, die, tijdens de presentatie van de verzamelbundel Is honderd (waarin een groep dichters, waaronder ook mijn sympathieke en onlangs overleden collega Inge Boulonois, zich presenteerde) met veel moeite, de inderdaad vreselijke trap van de Haagse Kunstkring werd opgedragen.

Hij las een gedicht voor over zijn vader. Toen ik hem op zijn schouder tikte, om hem even te spreken, kromp hij in elkaar van de pijn. Eric werd zwakker en zwakker en werd in een rusthuis in De Bilt opgenomen, waarin hij elke week een gedichtje op facebook zette. Hij zette dat voort toen hij weer thuis was tot de dag van zijn dood op 12 mei op 2021. De zomer van Eric werd zijn herfst: de melancholie van een bloeiend bos dat zijn vitaliteit verliest. De schoonheid zit in de afgevallen bladeren met elk een eigen kleur en vorm. Samen vormen ze een herfstboeket, dat alles aan gevoel kan weergeven dat je het wilt meegeven: melancholie, verdriet, misschien zelfs angst, indrukken en gevoelens van eenzaamheid. In deze zin beschouwde ik de bundel van Eric van Loo, die na zijn dood verscheen, als een kleurrijk herfstboeket, waarin elk blaadje van melancholie en eindigheid getuigend, een gevoel van tederheid, bewondering en een eigen schoonheid oproept.

Daarvoor ‘volstaat iets kleins’. Misschien ervaart hij nu hoe groen het gras is aan de andere kant van de heuvel, zoals een vriend, Chris Bos, hem kort voor zijn overlijden schreef. Ik mocht de bundel Iets kleins volstaat, een chronologische weergave van deze kleine tedere gedichtjes, bespreken. Ik was trots en verdrietig. Een kleine observatie vanuit zijn ziekbed:

VEDERLICHT II

Een musje landt op een mirabellenboom
het twijgje veert vervaarlijk door.
Onverstoorbaar schommelt zij
en doet zich stilgevallen tegoed
aan wat daar kruipt en vliegt en groeit.
Een mens kijkt wel uit, bekwaamd
in berekenen, de kat uit de boom.
Het is slechts weinigen gegeven
zo licht te leven, te balanceren,
van eigen veerkracht uit te gaan.

     Andere berichten

Hanneke van Eijken – Hazenklop

Hanneke van Eijken – Hazenklop

Op zoek naar de lichtheid van het bestaan door Johan Reijmerink - - Wat me bij eerste lezing van de nieuwe bundel Hazenklop (2025) van...