LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Daniël Vis – Aan wie, deze offers

25 aug, 2025

Een man met een kinderwens

door Jac Janssen




In de introductie op zijn bundel beschrijft de auteur een vijfduizend jaar oude rotstekening als een van de ontroerendste dingen die hij ooit heeft gezien: ‘een figuur met open heupen waaruit een hoofdje komt.’ Hij krijgt het gevoel de vingers van dat kind te voelen, dwars door al die tijd heen. Hij besluit die inleiding met: ‘Ik fluister soms een naam die op zoek is naar een vader’. De toon is gezet en wordt bevestigd in het eerste titelloze vers: ‘voor even is de twijfel weg / aangaande onze vruchtbaarheid’. Dit gedicht besluit met: ‘Ik beweeg me naar je / toe; // we zijn gezond nu, // kom.’

Een man met een kinderwens. Is daar veel literatuur over? Niet dat ik weet. Het ontroert me en neemt me in voor deze dichter en voor wat er komen gaat op de pagina’s die volgen. In het tweede gedicht, eveneens zonder titel, wordt een wieg gevlochten. Draagt deze bundel duidelijk één thema? Dat dacht ik wel even, maar het derde gedicht getiteld ‘Gevonden worden’, roept beelden op van oude riten: ‘We openen onze handen naar de zon.’ Lijnen in de huid van handen leiden tot kloven in een landschap, en dan: ‘Alles wat we zien / is drachtig van een toekomst.’

De ‘ik’ wil de handen lezen van zijn geliefde. Wil hij zo de toekomst leren kennen? Het gedicht eindigt zo:

(…)
en ik mag de taal dan niet machtig zijn,
ik begrijp dat ik ergens op gewezen word:

een diepte,
als de met zaden bedekte
binnenzijde van een vrucht.

Wat een prachtig beeld: zinnelijk en fysiek, zonder het mysterie prijs te geven. Daniël Vis heeft mij na drie verzen al stevig bij de lurven.

Vervolgens blijkt er toch geen sprake van een eenduidig thema. Het vierde vers (‘Liedje’) is opgedragen aan mede-dichter Erik Jan Harmens, het vijfde is een nieuwe verkenning van het aloude Narcissus-thema. Ook deze beide, sterk verschillende gedichten weten me diep te ontroeren. Hoe doet de dichter dat toch? Ik kom niet eens in de buurt van een verklaring. Een factor die aan mijn leesgenot bijdraagt is, denk ik, dat de woorden zoveel ruimte krijgen. Vis is zuinig met woorden en gul met witregels. De woorden zijn zeer zorgvuldig gekozen en ademen vrij door alle lucht die ze krijgen. Zuigen ze zich daardoor zo vol met betekenis? Genoemd ‘Liedje’ is zo’n ogenschijnlijk simpel vers. In 37 eenvoudige, alledaagse woorden, wordt het beeld opgeroepen van een man die alleen op zijn bed ligt. Slotregels: ‘en vanbuiten lijkt hij zo rustig, / vanbuiten lijkt hij zo stil.’ Door de alledaagsheid van het geheel lees je er zomaar overheen, maar die ietwat omineuze slotregels roepen bij mij de vraag op: wat broeit daar in die man? Daarbij ervaar ik een gevoel van diepe eenzaamheid en mededogen voor die eenzame mens.

Het volgende, het derde gedicht van een vierdelige naamloze reeks in het hart van de bundel, neem ik in zijn geheel op:

3.
Dit beeld, dit dier, van
slijm en bloed en haren.

Mooier

dan het is, ik
maak het
erger dan het is, ik maak
het kleiner dan het is,

ik maak het groter.

Voor mij is deze kleine reeks niet per se het sterkste wat de bundel te bieden heeft, maar dit illustreert wel mooi hoe de dichter te werk gaat. Schuivend met een minimum aan woorden ontstaan er lagen betekenis. En door het geheel waarin ze opgenomen zijn vraag je je af wat ze te betekenen kunnen hebben. Ik vind daar geen eenduidig antwoord op – en dat draagt bij aan mijn leesgenot. Alsof er een nieuwe mythe wordt gesmeed waar ik bij sta.

Zo kan ik wel blijven citeren uit deze bundel. Even terug naar het op ‘Liedje’ volgende vers (dus aanwezig op dezelfde spread) dat zoals gezegd een nieuwe versie van de mythe van Narcissus in het leven roept, bevat de volgende regels: ‘Ik zoek een oppervlakte / die niet spiegelt, maar een doorgang biedt –‘. Zoekt deze Narcissus wel zijn eigen evenbeeld, of iets dat daarachter ligt? Je gaat vermoeden dat dit toch aansluit op het eerdergenoemde hoofdthema.

Dan keren we duidelijk terug naar het onderwerp waar de bundel mee opent. Het lijkt dit paar maar niet te lukken om samen een kind te verwekken, hoe graag ze het ook willen. En zo krijgt deze dichtbundel een rode draad, je zou bijna spreken van een ‘plot’, waarvan ik dacht dat die voorbehouden is aan prozawerken of aan spannende tv-series. Je vraagt je af: gaat het ze nog lukken? Zo ga je meeleven met dit koppel. Terwijl de ‘ik’ aan zichzelf begint te twijfelen, treedt zijn vrouwelijke wederhelft beetje bij beetje naar voren, al blijft ze omsluierd door onbekende mythen en legenden. De twee komen uit twee verschillende werelden en brengen een bezoek aan het continent waar zij geboren is. De ‘offers’ uit de titel van de bundel worden geplengd volgens vreemde gebruiken die op een of andere manier toch vertrouwd, want aards aanvoelen. En als ze weer terug zijn in ‘onze’, westerse wereld, lijkt zij zich hier niet helemaal thuis te voelen. Op pagina 48 staan deze regels:
‘’Hier zijn de golven zoveel lager,’ zeg je, / ‘net zoals het land.’ // Afstanden / vervormen ons, / stapelen zich op in generaties.’

Zo onttrekt deze sierlijke, intrigerende en zeer persoonlijke bundel zich aan het al te particuliere en knoopt moeiteloos aan op diepere lagen die in elk van ons schuilen, geërfd van de generaties die ons voorgingen. Verlangens die het individu te boven gaan, existentiële twijfel en wanhoop die van alle tijden zijn. Terwijl de intimiteit in sommige regels weer zó dichtbij is dat je er bijna niet naar durft te kijken: ‘Je borsten verlangen meer dan mijn mond’ (p. 34). Je weet meteen wat ermee bedoeld wordt, en tegelijk betekenen de woorden meer dan dat eerste begrip. Vergeef mij mijn grote woorden, want de dichter zelf heeft die helemaal niet nodig in deze gedichten.

Hoe hij het klaarspeelt zoveel zeggingskracht aan deze schijnbaar eenvoudige verzen mee te geven? Wie weet wil er ooit een neerlandicus zijn of haar tanden op stuk bijten. Niet dat dit nodig is om ervan te kunnen genieten. Want wat een rijkdom, wat een geschenk. Aan wie, deze offers? Ik denk niet dat deze vraag (zonder vraagteken) per se een antwoord vereist. Wel vind ik dat Daniël Vis een bundel schreef om te koesteren en keer op keer te herlezen.

____

Daniël Vis (2025). Aan wie, deze offers. Hollands Diep, 64 blz. €19,90. ISBN 9789048872176

     Andere berichten

Anouk Smies – De Blob

Anouk Smies – De Blob

Als scripts voor onthutsende tekenfilms door Anneruth Wibaut - - Het eerste gedicht van deze bundel trekt de lezer meteen naar binnen,...