LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Han Ruijgrok

14 aug, 2025

‘je moet op zoek gaan naar je eigen stem in wat je schrijft’

door Martin M. Aart de Jong

 

 

foto © Eelkje Colmjon

 

Han Ruijgrok zag het levenslicht te Leiden in 1948. Hij debuteerde als dichter in 2000 met de bundel Uit het Groene Hart gegrepen. Hij volgde workshops poëzie bij Elly de Waard en Ilja Leonard Pfeijffer, was voorzitter van het Leids Dichtersgilde, presenteerde Cultuur071 op radio Sleutelstad en was daarnaast ook organisatorisch actief.  In 2015 kwam Zinnen op een Schoonheid uit en recent verscheen Landschriften. De gedichten bij dit interview komen uit deze bundel.

 

aanvaard de open invitatie van dit pad
betreed het zonder ommezien

schrijf met de voeten een stukje
over hoe en waarom je vastliep

de blokkades die je tegenkwam
verwenste, maar wist te slechten

laat je gedachten hier verwaaien
zwaai ze uit, vind je draai weer

keer terug voor het donker
het licht overwint

 

We hebben al een heel gesprek achter de rug in de Leidse Galerie Zȏne. Op basis daarvan een aantal vragen. Wat was jouw eerste kennismaking met poëzie en wat betekende die kennismaking voor jou?
Mijn eerste bewuste kennismaking met poëzie vond plaats in de zesde klas van de lagere school (1960). Gedurende een paar maanden luisterden we één keer per week via de schoolradio een halfuurtje naar voorgedragen gedichten en liedteksten, zoals Dikkertje Dap van Annie M.G. Schmidt en andere poëzie.

De meeste indruk maakte een gedichtje van Pierre Kemp, getiteld Gang. Op weg daarna naar huis herkende ik exact het gevoel dat in de tweede strofe staat: ‘Ik ruik geen bloemen, ik zie/geen bomen, geen vogels, geen heg./Ik voel maar een gaanden man in den zon/op een weg.’ Ik dacht toen: Dit wil ik ook, zulke gedichten schrijven. Het zou nog een tijd duren, voordat ik dat gestalte kon geven, maar die gedachte, die liet mij niet meer los.

Wanneer begon je zelf met gedichten schrijven en wat heb je voor Landschriften gepubliceerd?
Af en toe probeerde ik wel eens wat. Zo ongeveer na mijn 35e jaar wat vaker. Eindelijk was ik toen klaar met diverse opleidingen die ik in de avonduren volgde. Meestal een gelegenheidsgedicht, bijvoorbeeld als iemand afscheid nam. Dat werd op prijs gesteld. Ik probeerde af en toe een sonnet te fabriceren. Dat lukte enigszins.
Sneller dan ik kon bedenken debuteerde ik in 2000 in Literair Theater Branoul in Den Haag. Ter gelegenheid daarvan stelde ik een kleine bundel samen met als titel Uit het groene hart gegrepen. De 80 exemplaren waren mede door de lage prijs snel verkocht. Het was wel even wennen om mijn naam met de toevoeging ‘dichter’ op een poster te zien staan.
O.a. Driek van Wissen, de latere dichter des Vaderlands en Neeltje Maria Min (Voor wie ik liefheb wil ik heten) traden eveneens op.
Een enkele keer nam ik deel aan een gedichtenwedstrijd en won ik warempel een prijs. Meerdere malen nam ik deel aan een voordrachtwedstrijd met ongeveer dezelfde gedichten. Het heeft mij verbaasd hoe verschillend mijn werk werd beoordeeld door de diverse jury’s en ik kwam erachter dat er soms wel erg slecht werd geluisterd.

In 2014 benaderde Uitgeverij De Muze mij om een bundel uit te brengen. Aanvankelijk was ik daar niet zo happig op. Het zou betekenen dat ik weer vaker zou moeten optreden en door het land reizen en dat wilde ik liever niet meer. Toch kwam er een bundel in 2015, Zinnen op een schoonheid in samenwerking met Barbara van Druten die het beeldmateriaal verzorgde.
In 2019 kwam het zelfs tot een tweede druk en een CD met alle door mij ingesproken gedichten, afgewisseld met muziek, uitgevoerd door Blistered.

De Muze hield vorig jaar op te bestaan. Landschriften hebben we daardoor zelf uitgebracht. Extra reden was dat Galerie Rien van der Nat in Leiden na 25 jaar de deuren sloot en we snel wilden handelen. In de bundel zijn 27 etsen van hem in kleur opgenomen. Het was een vriendenproject. Rien bedacht ‘Landschrift’. Ik maakte er ‘Landschriften’ van. Het zijn immers ‘schriften’ van ons beiden.
De bundel bevat 14 gedichten, waarvan ik de meeste recent had geschreven. Hierbij zocht Rien uit zijn eigen werk geschikte etsen.
Bij 13 etsen schreef ik nieuw werk, waarbij ik mij in eerste instantie liet leiden door wat ik zag en interpreteerde. Soms nam ik een foto met mijn mobiel en vergrootte het beeld, waardoor ik beter details waarnam die ik goed kon gebruiken en een rol kon laten spelen in het gedicht.
Uit de 27 gedichten voegde Rien hem opvallende regels toe, waardoor de bundel zich als volgt laat lezen:
Op de rechter pagina het volledige gedicht, op de volgende linker pagina de betreffende regel, en ernaast op de rechter pagina de ets.

 

Na de storm

Nu de storm geen schim meer is
van wat hij was er bij ligt

als een uitgetelde bokser
uitgevallen blad nog natrilt

roerloos berustend in de hoop
bungelt een vogelnest verweesd

sloft een reiziger (de bladeren stuiven omhoog)
waar zijn hond hem heen trekt

legt hij zijn boodschap neer
die in een zakje verdwijnt

in de hand van het baasje
raakt de laatste bus uit zicht

geeft een dolende kruisspin het op
iets van zijn web te herstellen

houdt zich zo als ten dode opgeschreven
schrikt de wind van zijn stilte

Je volgde ook cursussen. Wat is de waarde van een cursus, zou je dit andere dichters in wording aanraden en waarom? Welke dichters hebben jou naast je schrijfdocenten beïnvloed?
Vanaf 1999 volgde ik poëzieworkshops. Driemaal bij Elly de Waard die mij ernstig aanbeval mij toe te leggen op het schrijven van vrije verzen, hetgeen – zo is mij gebleken – ingewikkelder is om dat goed te doen. Ook bij Ilja Leonard Pfeijffer ben ik tweemaal in de leer gegaan.
Daarna nog incidenteel en kort bij een paar verschillende dichters.

Voor het advies van Elly ben ik nog dankbaar. Het maakte mij losser van geschreven en ongeschreven regels en opvattingen over poëzie die ik op school had geleerd, waarmee – voor mij althans – dit de waarde van zo’n cursus al aangeeft. Behalve dat kreeg ik beter in de gaten hoe je het beste regels kunt afbreken, zag meer het belang van witregels, het wel of juist niet interpunctie gebruiken om maar wat te noemen.
In het verlengde hiervan moet je op zoek naar je eigen stem in wat je schrijft. Bij mij is dat meestal het zoveel mogelijk zeggen met zo weinig mogelijk woorden. Het zal duidelijk zijn dat Pierre Kemp en Elly de Waard mij beïnvloed hebben.

 

Onze herfst

De kalmte van haast stilstaand water
rust op het land, en verder uitgestrekt

ligt het geasfalteerde wandelpad aan onze voeten
in deze weide wereld als een vreemde

eend in de bijt tussen vee vogels en vissers
starend naar het onbeweeglijk dobberen

terwijl wij uitgelaten zijn in een herfst, warm
als een late lente en déjà vu’s oplaaien

die een uitweg willen om weer eens te vertellen
zoals wij hier ooit begonnen, bijvoorbeeld

hoe onze monden elkaar eerst nog ontweken
de pinken elkaar echter raakten

voordat we hand in hand gingen, geloei
ons gefluister overstemde en we nu los

aanvankelijk morrend, omdat we tijdens wilde jaren
tijd vermorsten, maar de wind mee

met de kinderen, de schaapjes op het droge
staan we hier ineens lang stil bij het groeiende

aantal verloren dierbaren dat het lijkt
alsof we onderdeel zijn van een levend paneel

onlosmakelijk samen, verstrengeld
bij tijd en wijle

Wat ik overigens beginnende dichters aanraad is het lezen van poëzie, bijvoorbeeld Komrij’s Nederlandse Poëzie van de 19e t/m de 21e eeuw in 2000 en enige gedichten. Blader en blijf haken bij wat je aanspreekt.
Zelf lees ik graag Gerrit Kouwenaar en Frank Koenegracht, Leids dichter, en naar mijn idee behorend tot een der besten van Nederland. Mark Boog, daar ben ik ook liefhebber van.
Op dit moment zit ik nog in het begin van Fantoom merrie van Marieke Lucas Rijneveld. Mij overrompelende poëzie door de aaneenschakeling van beelden, vergelijkingen, herinneringen enz. Een bundel die uitnodigt om meerdere keren te lezen.

Op een gegeven moment werd je ook actief als organisator. Hoe begon dat? Wat heeft dat jou als dichter opgeleverd?
In 1999 kreeg ik gelegenheid in het LAK (Leids Academisch Kunstcentrum) een poëziemiddag te organiseren als afronding van een van de workshops van Elly de waard.
Vele (poëzie)podia zouden volgen. Gedurende een aantal jaren bediende ik er vijf tegelijkertijd, waaronder bijvoorbeeld de Leidse Poetry Slam en Café Favoriet (LAKtheater) en laatstelijk Poëzie op de Burcht in Leiden. Het organiseren leverde vele contacten op en ik heb het ongeveer 25 jaar met liefde en plezier gedaan, gewoon omdat ik het leuk vond.

Je bent karig met interpunctie in de bundel. Een sporadische komma en ook het gebruik van hoofdletters vervalt nogal eens. Wat zijn de redenen hiervoor?
Inderdaad ben ik doorgaans sober met het gebruik van interpunctie. Voor het beeld van het gedicht geeft het meer rust. Aan het eind van een regel hoeft niet per se een punt, en vrijwel zeker niet als daarna een witregel komt, tenzij duidelijk een nieuw element wordt ingebracht. Ergens in een regel plaats ik wel eens een komma, als dat echt nodig is, bijvoorbeeld om ‘een pauze’ aan te geven.

blaadjes tuimelen
nazomer vervalt in herfst
bomen tellen af

Je bundel bevat een aantal haiku’s. Waarom koos je voor deze versvorm? Je gebruikt verder vooral een vrije versvorm voor je gedichten.
In Landschriften staan vier haiku’s die goed bij het werk van Rien van der Nat passen. Dat ik een enkele keer een haiku schrijf heeft wellicht te maken met mijn hang naar vastigheid, naar structuur.
Wanneer ik een tijdlang schrijfloos ben, zoals bijvoorbeeld in de jaren dat ik een radioprogramma presenteerde, probeerde ik weleens een haiku te formuleren om er weer in te komen en mijzelf op gang te brengen.
De laatste tijd lig ik ’s nachts nog wel eens wakker, en nee, ik lig niet te piekeren. Ik gebruik mijn tijd beter door na te denken, en als ik geluk heb vallen me regels in voor een nieuw gedicht. Ik ervaar dat toch als een prettige werkwijze. Het vervolmaken vindt dan gewoon overdag plaats in de weken, soms maanden, erna.

Carpe Diem

Je merkte het al bij het wakker worden
dat je die dag kon plukken

Je ontving een zonnegroet door een kier
tussen twee gordijnen, je schoof ze opzij

zette het raam wijder open om dit bericht
beter te lezen en te begrijpen, voelde

een zachte zwoele zuid-oostelijke lentewind
die door je haren streek en even

leek te willen rusten op je schouders
je fladderde, vloog als het ware

met een witte vlinder over het verharde pad
tot het houten hek dat jullie scheidde

Je trof een kosteloze dokter in de wei
ze staarde je doordringend aan, greep

een deeltje uit je belastende stapel, keek daarbij
alsof ze jouw toekomst wilde voorspellen

of wilde zeggen: het komt ooit wel goed
toen hief ze haar staart, gaf haar ontlasting

de vrije loop, intussen herkauwend en
suggererend dat je daar wel iets mee kon, later

Een achtergebleven collega in de stal
loeide ten teken dat deze sessie voorbij was

Verlicht keerde je naar huis

 

 

 

 

     Andere berichten

Interview Dietske Geerlings

‘in de onvolmaaktheid blijft het streven’   door Petra Talsma       Zo tuimel ik de stilte in grijp mij vast aan...

Interview Atze van Wieren

'Er is alleen maar een overvloedig zijn' door Sander de Vaan   foto © Ineke van Wieren Atze van Wieren is een groot liefhebber van...

Interview Robin Veen

‘Ik probeer nieuwe wegen te vinden.’ door Alja Spaan - Robin Veen (Den Haag, 1953) schreef in 2006 zijn eerste gedicht. Jarenlang bewoog...