‘Ik probeer de onnozele schoonheid van dat tragikomische te beschrijven.’
door Alja Spaan
Steve Marreyt (1983) is dichter, muzikant en taalleerkracht. Onder het pseudoniem Edgar Wappenhalter bracht hij bij het Gentse Morctapes vorig jaar de elpee ijsschots veenlaag mist uit, een muzikale ode aan de Nederlandse dichter Sonja Prins. Zijn eigen gedichten verschenen eerder voornamelijk als chapbooks, onder andere bij Marktcorruptie en zijn eigen micro-uitgeverij Edities Marreyt. Onwelvaart is zijn officiële debuut.
foto © Yumi Verplancke
Gefeliciteerd met je debuutbundel. Op de site van je uitgever, het Poëziecentrum staat een iets andere omschrijving dan op je site Edities Marreyt (5). Op die laatste wordt gesproken over een ‘uitdagende en humoristische verkenning van de moderne wereld’, op de eerste wordt melding gemaakt van ‘nieuwe utopische inzichten die niet gespeend zullen zijn van de nodige wanhoopskreten’. Hoe zit dat?
Daar spreken de realistische en de romantische dichter. Iets wat de poëzie en Links gemeen hebben is het gebrek aan humor, en dan met name de zelfspot. Dichters zijn over het algemeen losers. Ik hou van dichters die dat erkennen. Ook al zijn de stemmen in de bundel oprecht op zoek naar een manier om de impasse te doorbreken, ze gaan voortdurend op hun bek. Ik probeer de onnozele schoonheid van dat tragikomische te beschrijven.
Los hiervan: is er een uitweg of moeten we ‘toegeven aan een lonkend defaitisme’?
Dat is de spanning in de tekst. Het is allemaal zo ontzettend vermoeiend dat we makkelijk ten prooi vallen aan defaitisme, maar dat mogen we natuurlijk niet laten gebeuren. Ondanks de zwaarte kunnen we wel hoop putten uit kleine signalen. Op het einde van de bundel duwt het volk het kapitaal in de put die hij voor zichzelf heeft gegraven. Uit die daad moeten de nieuwe utopieën vloeien die we zo hard nodig hebben.
Je hebt me tot diep in de ziel
emotieloos en zonder mededogen
gepenetreerd.
–
Om die reden ben je als het ware
de taal volledig ontgroeid
en ik ben onbekwaam om
je er zomaar in toe te laten.
–
Aardig is het helpdesksysteem,
als het toekomstige valuta’s berekent,
liefdevolle bots volgen me tot
ik in mijn allerlaatste naaktheid
–
mijn laatste cijfers zie slinken.
Ik blijf je niet kunnen noemen
ik blijf bij je tot het laatste
ogenblik.
–
uit: Onwelvaart, Poëziecentrum, 2025
Je kritiek omvat niet alleen de economie maar onze ‘waarden en betekenissen’. Hoe ontstond je kritiek en wanneer ging je die in poëzie vatten?
Op mijn vijftiende speelde ik in een bandje met een drie jaar oudere gitarist die lid was van een of andere met Che Guevara dwepende jongerenbeweging. Hij duwde me boeken over de Cubaanse revolutie en Het Communistisch Manifest in handen. Het is nooit meer goed gekomen met me. Het is echter pas toen ik me een paar jaar geleden in het werk van Mark Fisher begon te verdiepen en online in de loophole van Žižek -video’s terechtkwam, dat dit ook invloed begon te krijgen op mijn schrijfpraktijk. Ik ben daarin niet de enige. Fisher is de held geworden van heel wat droefgeestige millennials. Toch is er ook daar een uitweg. Persis Bekkering schreef een fantastisch stuk in het jongste nummer van nY over een mogelijke culturele vernieuwing en hakte zo voorzichtig een gat in Fishers klaagmuur. Heerlijk vond ik dat.
‘Elke beweging, elke keuze, elke menselijke interactie heeft een prijs’. Hoe zwaar is die verantwoordelijkheid? Waarom koppel je het aan geweld en lichamelijkheid?
Heel simpel omdat geld ons vrij eenduidig geweld aandoet. We leven hier in een van de beste delen van de wereld, en toch zit iedereen rond mij aan de angstremmers, antidepressiva en antipsychotica, we yoga’en ons te pletter om ons luxeleven aan te kunnen, de wachtlijsten voor psychische bijstand zijn enorm. We gaan allemaal kapot, met een glaasje cava in de hand en de glimlach om onze lippen. Verzet – iets wat ik helemaal niet predik in de bundel, maar wat tussen de regels wel borrelt – begint vanuit dat lichaam, het liefst een collectief lichaam. Daarom moet dat lichaam eerst bezongen.
–
— zelfs de krampus had te kampen met
de lethargie van de eeuwwisseling.
— nu met gratis irisscanbeveiliging.
— in het koortsig desastrum
wordt de nieuwe hemel
gedownload om de temperatuur
stelselmatig te doen dalen.
— mijn gender, zijn gender
— de bourgeoisie harkt de
gekantelde aarde.
— cloudcrashXIXf was het begin
van het derde tijdperk waarin
het verderf zich in het lichaam vrat.
— ondergang van de
superfoodsindustrie.
— hologrammen van belangrijke
verloren natuurfenomenen.
— in de wereld van verandering zat
ook de tijd van de banken erop.
— ik probeerde hem/haar uit te kleden.
— hij/zij streelde mijn buik.
— zij/hij werd hard.
— de tanden (m/v/x) scheerden
wellustig langs mijn tepel.
— Ottolenghi’s New Orleans gumbo
and banana and cardemom tart.
— ik ruik het (m/v/x) zweet dat
als een erotisch cliché langs de
rechterkant van zijn/haar hals parelt.
— ik twijfel of ik wil penetreren of
gepenetreerd worden — vingeren
doe ik ook met plezier.
— ik (m/v) glijd zacht mijn middelvinger
bij hem/haar binnen.
— een moment van spontane
gevoelloosheid, daarna de stille
nadering van het orgasme (m)
— vage herinnering van een kinderlijk
fantasme over Dirkje (m/v). (In de
Vlaamsche pot — 1990—1994).
— ik lik, ik lik, ik lik, ik lik, ik, lik, klik
— gespiegeld in de spijlen
van een roestig bed.
— sociaal, trouw, zin voor
avontuur, indien niet serieus
gelieve zich te onthouden.
— citytripje naar Boedapest.
— onverdoofd geslacht (m/v/x)
— de oogst van wat zich tussen de
grond en de leegte bevindt.
— toen het klaar was (x/v/m) aten
ze tonijnsteak met béarnaise,
ze dronken een fles rode wijn
van €16,90, uit biologische
landbouw en zonder sulfiet.
— hij klemde haar eikel in de palm van
zijn hand en likte haar voorhuid.
— zo hadden ze het in de
speciaalzaak voorgedaan.
— haar schoenen waren al
lang uit de mode.
— zij gaf zich over.
— hij ging overgeven.
— het was van een onmetelijke
liefde, zo zero.
— zo eindigend.
–
uit: CISWHITEMALE, Edities Marreyt, 2018
De recensent van Cutting Edge zegt dat je verzen zich ‘op een onstabiel semantisch terrein’ bewegen zoals ‘geld niet vastligt in een absolute betekenis maar afhangt van context, markt en perceptie’. Maar het werkt, als lezer ben je meteen betrokken. Heeft de bundel voor jou bereikt wat je wilde?
Als de lezers zich betrokken voelen, dan heb ik wellicht bereikt wat ik wilde. Wat ze er verder mee doen, dat is hun zaak. Ik ben vanuit een heel banaal gegeven vetrokken: de onmacht en het onbegrip van de gewone burger in een wereld die gestoeld is op financiële transacties. Ik wou daar geen grote economische of politieke theorieën aan koppelen, maar eerder een observerende houding aannemen. De bundel zit doorvlochten met taal die ik heb teruggestolen van banken en bedrijven.
De inhoud is fundamenteel, draagt bij tot een brede maatschappelijke discussie of zou dat moeten doen, de confrontatie is hard. Heeft poëzie die functie voor je?
Het is een van de functies die poëzie kan hebben, en we leven in een tijd waarin ze dat ook vaker heeft omdat de staat van de wereld erom schreeuwt. Toch schrijf ik niet per se met de intentie een politiek statement te maken. In Onwelvaart heb ik enkel uiting willen geven aan het gevoel van onbehagen in een ontsporende wereld, en dan wordt dat natuurlijk automatisch politiek. Schrijven lijkt me altijd ingebed in een brede maatschappelijke discussie, of je het nu over geld of over de liefde hebt. Ik zou niet goed weten waarom je anders zou schrijven.
In de recensie op Meander wordt gesproken over het ‘vereffenen van een rekening’. Je schrijfwijze, zegt Marc Bruynseraede, is er een met ‘ingehouden, onderliggende revolte’. De vormgeving helpt daarbij en geeft hem ‘zoveel mogelijk gevoelens van onwel zijn en weerzin’. Hoe lang is daarover nagedacht?
De vormgeving is voor mij heel erg belangrijk. Slechte vormgeving helpt de tekst om zeep. Gelukkig kon ik aan de slag met Jeroen Wille, een van de beste vormgevers van Europa. Hij snapte wat ik wilde, dus dat was meteen in kannen en kruiken. Ik ben heel erg blij met hoe de bundel eruitziet. Veel schrijvers en vooral uitgevers lijken daar toch wat ongevoelig voor. In ons taalgebied zijn het balanseer, Uitgeverij Vleugels en Das Mag zowat de enige uitgeverijen die op een consistente manier hun vormgeving verzorgen. In de beleving van een boek maakt dat een wereld van verschil. Ik hou ook wel van de Franse stijl van bijvoorbeeld Les Editions de Minuit: sober, alles hetzelfde, goede bladspiegel, geen bullshit en de tekst centraal. Dat bestaat hier volgens mij niet echt.
Je gedichten verschenen eerder in Chapbooks. Deelde je die gewoon uit? Deed je daarin ook de vormgeving zelf?
CISWHITEMALE, mijn eerste chapbook bij Edities Marreyt, is vormgegeven door Fru Pintér, de rest heb ik zelf gedaan. Ik heb ooit eens een semester Photoshop en InDesign geleerd toen ik Journalistiek studeerde, maar ik ben eigenlijk een amateur. Daarom probeer ik het ook simpel te houden.
Mijn opzet is om alles break-even te draaien, maar omdat ik commercieel een ramp ben, deel ik er altijd veel meer uit dan dat ik er verkoop. Ik scheur er dus altijd mijn broek aan. Je zou ook maar een flauwe dichter zijn als dat niet het geval was.
Wat vind je van de literaire wereld?
Ik kom net om de hoek kijken. Voorlopig heeft iedereen zich voorbeeldig gedragen. Er heeft nog niemand ruzie gezocht met me. Ik merk wel dat er weinig wordt gedronken in die literaire wereld, dat valt me wat tegen. De gezondheidscultus heeft blijkbaar ook het literaire veld in zijn ban.
‘Het leven’, zegt Bruynseraede, ‘wordt gereduceerd tot code intoetsen en na weigering opnieuw.’ Dat wat je poëzie nog meer ‘reliëf’ zou bieden, meent hij, is ‘iets dieper in de menselijke ziel (en buidel) te tasten’. Misschien is hij gewoon nieuwsgierig naar je volgende bundel?
Of misschien heeft hij gewoon een luie recensie geschreven?
–
Ik heb geen tips
voor de post-apocalyps.
Er ligt voldoende moois
in de schoot waaraan je ontspruit.
Er is genoeg geluid
waarin je onverhoopt de plooien
zal kunnen aaien in jouw huis
–
Als de wereld zich keert en crasht
/ of slechts hapert in je grid
kun je kruipen in hun huiden
en vechten tot je open vuisten
–
die ze voor jou
als kunst
hebben gekruist.
–
uit: Herkomst, Marktcorruptie, 2019
Hij vergelijkt je geestesgesteldheid met die die we in de plastische kunst van kunstenaars als Luc Tuymans, Berlinde de Bruyckere, Rinus Van de Velde en Michael Borremans kunnen vinden. Ken je dat werk?
Dat zijn allemaal gevestigde kunstenaars, dus ik ken hun werk. Ik apprecieer dat werk ook, maar ik kan niet zeggen dat ik per se verwantschap met hen voel. Dat heb ik wel met kunstenaars zoals Gerard Herman, Dieter Durinck, Lisa Vlaemminck of Matthieu Ronsse, om maar vier andere te noemen.
Maar je bent dichter en muzikant (en leerkracht). Je bracht een muzikale ode aan dichter Sonja Prins. Haar literatuur was een middel tot emancipatie. Haar vele honderden gedichten werden pas na haar dood uitgegeven. Hoe leerde je haar kennen?
Ik denk dat ik ooit op social media een avond in Perdu voorbij zag komen rond het werk van Prins. Frank Keizer, marwin vos en Asha Karami, drie van mijn favoriete dichters, kwamen daar voordragen, dus moest ik wel opzoeken wie Sonja Prins was. Ik bestelde op Boekwinkeltjes twee willekeurige bundels van haar en de biografie van Lidy Nicolasen en was meteen verkocht.
Zet je je teksten ook op muziek? Draag je je poëzie voor?
Mijn eigen teksten zet ik zelden op muziek. Dat is misschien een keer gebeurd, met Dierenriem, een gedicht uit Nadapter dat op de elpee On The Beach uit 2010 in liedvorm is te horen. Ik draag mijn poëzie wel voor, dat hoort er tegenwoordig nu eenmaal bij, maar ik schrijf nooit met het podium in het achterhoofd.
Hoeveel poëzie zit er in het taalonderwijs dat je geeft?
Ik geef onder andere les in het vijfde middelbaar en dat is nog steeds een erfgenaam van de poësis, dus van Jan Moritoen tot aan Henri Chopin, zoveel.
Ga je met Edities Marreyt ook derden uitgeven?
Dat heb ik al gedaan voor moss hopkins, een Australisch dichter-muzikant, die met ‘A . r’ een soort permutatie maakte van zijn scriptie over het opnemen van geluid, en de hoes van de cassette-uitgave van IJ is een tekst van Bert van Raemdonck. Ik hoop na de zomer ook het eerste chapbook van een nieuwe Brugse dichter uit te geven.
–