LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Paul Rodenko – de alchemie van het woord

24 aug, 2025
door Pieter Sierdsma

 

 

Paul Rodenko
foto © Lezenswaard

 

Toen ik op de middelbare school het gedicht Februarizon in mijn schoolagenda las, waaide dat als een zachte wind in het gezicht, verrassend, herkenbaar, maar toch anders, nieuw gevonden:

Weer gaat de wereld als een meisjeskamer open
het straatgebeuren zeilt uit witte verten aan
arbeiders bouwen met aluinen handen aan
een raamloos huis van trappen en piano’s.
De populieren werpen met een schoolse nijging
elkaar een bal vol vogelstemmen toe
en héél hoog schildert een onzichtbaar vliegtuig
helblauwe bloemen op helblauwe zijde.

De zon speelt aan mijn voeten als een ernstig kind.
Ik draag het donzen masker van
de eerste lentewind.

Sensibiliteit in de beweging van het woord en de taal. Wie was deze uitvinder?

Paul Rodenko (1920-1976) was een essayist, vertaler en dichter, die bij de introductie van de nieuwe poëzie van na de oorlog de voortrekker was. Met zijn bloemlezing nieuwe griffels schone leien (1954) en met de introductie van de gedichten van Gerrit Achterberg in voorbij de laatste stad bereikte hij veel lezers. Door zijn kennis van de avant-garde poëzie van het begin van de twintigste eeuw, zijn belezenheid in psychologie en antropologie, kon hij een verband leggen tussen droom, mystiek, de taal van primitieve culturen, naar het surrealisme en het existentialisme, zijn persoonlijke voorkeuren. Beginsel voor een nieuwe poëzie was dat de taal een meer autonoom voertuig zou worden, losgemaakt van het conversationeel aspect, en ook van de klassieke orde van de sensitieven, zien, horen, luisteren. Een dooreenmenging van licht, geluid, geur, de synesthesie, was een middel voor het dieper bereik van het woord. Rodenko verbond deze vernieuwing van de Nederlandse poëzie inzichtelijk met dichters van vóór 1900, Guido  Gezelle en Herman Gorter, die het omvattende van de natuur in een nieuwe taal wisten te vatten.

Rodenko nam de zoektocht naar de vrije associatie van het woord over van de Franse dichter Arthur Rimbaud, zoals deze die in zijn revolutionaire poëzie-proza bundel Une saison en enfer, die hij in 1873 liet verschijnen, beschreef in het gedicht Alchimie du verbe.

‘Je rêvais croisades, voyages de découvertes dont on n’a pas de relations, républiques sans histoires, guerres de religion étouffées, révolutions de moeurs, déplacements de races et de continents: je croyais à tous les enchantements.

J’inventai la couleur des voyelles! – A noir, E blanc, I rouge, O bleu, U vert. – Je réglai la forme et le mouvement de chaque consonne, et, avec des rythmes instinctifs, je me flattai d’inventer un verbe poétique accessible, un jour ou l’autre, à tous les sens. Je réservais la traduction’.

‘Ik droomde van kruistochten, ontdekkingsreizen waar geen verslagen over bestaan, republieken zonder verhalen, onderdrukte godsdienstoorlogen, morele revoluties, volksverhuizingen en continentverhuizingen: ik geloofde in alle betoveringen.

Ik heb de kleur van klinkers uitgevonden! – A zwart, E wit, I rood, O blauw, U groen. – Ik bepaalde de vorm en de beweging van elke medeklinker en met instinctieve ritmes beloofde ik mezelf dat ik op een dag een poëtisch werkwoord zou bedenken dat toegankelijk zou zijn voor alle zintuigen. Ik heb de vertaling gereserveerd’.

Paul Rodenko leek voorbestemd voor zijn rol. Geboren in Den Haag uit een Russische vader en een Nederlandse moeder van Engelse afkomst, trok hij als kind met zijn ouders en zusje Olga naar Berlijn en Riga, waar zijn vader als berooide immigrant met veel bluf een lange reeks handeltjes probeerde op te zetten die alle mislukten. De grilligheid van dit bestaan zetten broer en zus om in een droomwereld van verhaaltjes en fantasieën, die opeens echt werden toen ze op één van hun zwerftochten een even zeldzame als mooie vlinder vonden. Paul zag dit als het voorteken van een goede lotsbeschikking.

De band met het Russische die hij van thuis had meegekregen was belangrijk voor zijn levensgevoel, dat wars was van het rationele en het exacte, en dat van belang was voor zijn muzikaliteit. Hij speelde balalaika in een orkestje en kon goed dansen. In Den Haag zat hij op een Duitse school waar poëzie een belangrijke rol speelde. Een intelligente, wat afstandeIijke jongen die anders was. Zo werd hij geaccepteerd op het gymnasium, ook zijn lichte stotter die hij verloor in de debatingclub. Paul Rodenko cultiveerde dat anders zijn. Van een afstand kijken als door een sleutelgat, dan zag je de dingen intenser vond hij. Op het gymnasium in Den Haag schreef hij regelmatig in de schoolkrant. De toon voor zijn poëzie heeft hij dan al te pakken met het gedicht Zondagmiddag, dat april 1940 in dit blad verscheen. Het begint zo:

Ik zit en staar uit het raam.
De zon blinkt in de rechte straat.
Deftig, als een rustig goede huisarts,
Met witte haren, die zachtjes praat
Over ditjes en datjes.
Mensen gaan langzaam voorbij
Als een blues
………….

Hij studeerde aanvankelijk slavistiek maar koos daarna voor psychologie in Utrecht. De vreemde kolkingen van de geest intrigeerden hem, ze waren hem bekend van zijn vader en ook uit de romans van Dostojevski, zijn favoriete schrijver. Paul tekende de door bezetter in 1943 gevraagde loyaliteitsverklaring tweemaal. Vooral omdat hij door wilde met zijn studie en ook door het Duitsgezind Utrechts universitair milieu en de druk van thuis. In Utrecht was hij bekend met een groepje studenten, die wat aan heimelijk verzet deden. Hij deed daaraan mee. Kort na de oorlog bewaakte hij objecten voor de Binnenlandse Strijdkrachten. Maar dit was te weinig om de Zuiveringscommissie van de universiteit te overtuigen. Hij werd voor bijna twee jaar geroyeerd van de universiteit. Daarom vervolgde hij zijn studie in Parijs. Zijn zus Olga ging mee voor slavistiek.

Tijdens de oorlog publiceerde hij in het Haagse Maecenas en in het Utrechtse illegaal verspreide blaadje Parade der Profeten, met jonge twintigers als Willem Frederik Hermans en Gerrit Kouwenaar. Hij schreef een groot aantal essays en als plezierige afleiding, de reeks Vrijmoedige liefdesverhalen: naar verhalen uit Duizend-en-een-nacht. Hij werd niet erg oud, op zijn zesenvijftigste geveld door een maagbloeding. Zijn zus Olga overleeft hem nu als honderdjarige.

Zijn eerste publicatie in 1947 was de vertaling van een gedicht van Alexander Blok, de Russische symbolist. Zijn eigen debuut, Gedichten, verscheen in 1951 in de bekende reeks De Windroos van Ad den Besten, waar veel Vijftigers debuteerden. Voor zijn bundel Stilte, woedende trompet uit 1959 ontving hij de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam. In een smal rood deeltje, Orensnijder, tulpensnijder, bundelde hij in 1975 zijn gedichten, een beperkt aantal pagina’s, maar van belang.

De gedichten van Rodenko verkennen een nieuwe sensibele ervaring van tijd en ruimte, maar blijven zuiver als een muzikale beweging van woord en taal. Niet voor niets had hij een eerste verzameling uit 1944 tot 1947 de titel Kamermuziek gegeven. Rodenko is geen dichter die zich gretig op het papier stort in een therapeutische behoefte. Nee, in tegendeel, zijn woorden vinden met moeite hun weg door zijn kritisch bewustzijn. Uit: Dichterschap:

de stilte staat pal op zijn borst gericht
Dan krast hij stom de woorden neer
(één woord per uur)
waarin de dingen als een zweer
moeizaam etterend opengaan

Zijn poëzie lijkt sterk beïnvloed door de waakzaamheid en het etherische van Awater en Het uur U van Martinus Nijhoff. Rodenko heeft diens poëzie niet opgenomen in zijn bloemlezing, hoewel hij erkent dat Nijhoffs gedichten in hoge mate experiment waren, maar meer psychologisch, assimilerend, zelfs ‘conservatief assimilerend’ en niet verstechnisch nieuw. Hij is hier later op aangevallen en wankelt bij een latere editie even maar handhaaft zijn principe. (nieuwe griffels, p 7, 8, 21).

De gedichten van Paul Rodenko hebben als achtergrond de gedachte dat ze een sprong naar een andere werkelijkheid moeten zijn, ook als die sprong niet gelukt is. De daad telt. Niets voor niets bundelde hij essays onder de titel De sprong van Münchhausen, de superfantast. De doldrieste avonturen van Don Quichot waren favoriet in zijn jeugd. Hij voelde zich Rus, anders. De irrationaliteit had evenveel waarde of meer dan de rationaliteit. Het woord constellatie komt vaak voor in zijn poëzie, tegendraads, maar ook als een ragfijne fantasie, zoals in het bekende Zomeravondval en de intocht der kinderen.

Nu komt uit ieder oog een koekoek kijken
zwaluwen strooien pepernoten voor de bruid en
de minuscule koorddansers in blauwe tricots buigen
beleefd wanneer ze op hun spinnedraden
elkaar passeren
de burgemeester in zijn bokkewagen
komt met een hoed vol krekels thuis

en eensklaps zijn de straten oud van kinderen
papieren wimpels in hun hart
hun ogen zwitserse horloges
ze zwerven van alle vijf windstreken binnen
op lichte sandalen van zilvermos
en blazen een fleurige treurmars op
hun kleine trompetten van gentiaan
en stuk voor stuk gaan de vensters aan
in elk komt een ruitenvrouw te staan
een hartenheer of op zijn minst een klaver negen
(de astronomen namelijk zijn tegen)

En elk der kinderen brengt wat mee
een prins een kippepoot een schijfje zee
een olifantenmutsje van satijn
een spiegel met een ster erin een tor een rijm
een witte kui een doekje voor het bloeden
een eivormig stuk melancholiet
een prent van Klee
een moedermoord op vrijersvoeten
een slachtoffer met vlijt gekeeld
een speeldoos die van welles-nietes speelt

Maar daar komt Henk al met de maan
Jo draagt de schaatsen van de nacht
en helemaal achteraan
komt Hannes met een natte spons
en sponst het bord zorgvuldig zwart.

 

 

Bronnen:
ter inleiding, nieuwe griffels schone leien, een bloemlezing uit de poëzie der avantgarde samengesteld en ingeleid door Paul Rodenko, Bert Bakker, Den Haag, negende druk, 1967, p. 5 = 23.
ter inleiding, Gerrit Achterberg, voorbij de laatste stad, een bloemlezing uit zijn gehele oeuvre samengesteld en ingeleid door Paul Rodenko, Bert Bakker, Den Haag, vijfde druk, 1967 , p. 5 -13.
Paul Rodenko, Orensnijder, tulpensnijder, Verzamelde gedichten, Uitgeverij De Harmonie, 1975, p.9, 36. 46-47
Koen Hilberdink, ‘Ik ben een vreemdeling. ik sta apart’ Een biografie van Paul Rodenko (1920-1976), Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, 2000,  cit. p. 36
Paul Rodenko, Wikipedia, 2025
Alchimie du verbe, Mag 4 net, 2025 (de vertaling is van ‘Google vertalen’)

 

 

 

     Andere berichten

De eerste honderd (3)

door Wim van Til     Natuurlijk werd er tijdens de literatuurlessen in vwo-5 stilgestaan bij wie toen nog vol respect de Prins...