door Jan Loogman
Met mijn rode regenponcho ben ik op 5 oktober 2025 een stipje van de rode lijn die zich uitspreekt vóór Gaza, tegen het oorlogsgeweld van Israël.
Ik stel me voor dat onze minister-president daags daarna de Tweede Kamer terugroept van het verkiezingsreces. Verwachtingsvol kijken de Kamerleden naar de grijze man achter het spreekgestoelte. Even later horen zij zijn vertrouwde boodschap als hij de Iraanse dichter Ahmad Shamlu citeert: Wat kan ik zeggen? Niets.
Daar eindigt de minister-president zijn citaat maar het gedicht gaat verder: Wat kan ik zeggen? Niets// Een windvlaag van hoop waait op/ maar in heel de leegte van de woestijn/ is er geen iep op zijn pad/ die hij in beweging kan brengen. Was de rode lijn van mensen een vergeefse windvlaag? Beschouwt de minister-president misschien alles wat Israël en Hamas tot vrede kan aanzetten als vergeefse windvlaag?
Ik zie de leider van de oppositie al naar voren stormen, maar voordat hij aan spreken toe is, begint de poëzie-minnende voorzitter van de Tweede Kamer met zijn altijd ironische intonatie al een bekend gedicht van Toon Tellegen voor te dragen: Ik trok een streep;/ tot hier,/ nooit ga ik verder dan hier.// Toen ik verder ging/ trok ik een nieuwe streep,/ en nog een streep. // De zon scheen/ en overal zag ik mensen, / haastig en ernstig,/ en iedereen trok een streep/ iedereen ging verder. Een enkeling luistert, maar de meeste Kamerleden gedragen zich als leerlingen in een ordeloze klas. Zij komen uit hun bankjes, gaan op een kluitje bij elkaar staan en wisselen machteloze grappen uit. Een belezen kamerlid actualiseert een witz die Abel Herzberg in 1980 optekende uit de mond van een lid van het Israëlische parlement. De naam van de toenmalige Israëlische premier Begin vervangt het kamerlid ter wille van de actualiteit door die van de tegenwoordige premier. Weten jullie, vraagt hij aan zijn collega’s, wat het verschil is tussen de Messias en de heer Netanyahu? Zijn collega’s zwijgen en hij vervolgt: Het antwoord is duidelijk. De Messias wil maar niet komen en Netanyahu wil niet gaan. Het gelach dat opstijgt, wordt door de voorzitter ten onrechte opgevat als een reactie op het door hem voorgelezen gedicht. Hoe verkeerd kan een gedicht begrepen worden, denkt hij en hij vraagt zich af of zijn voordracht het onbegrip heeft veroorzaakt. In zijn mijmering verzuimt hij in te grijpen als vanaf de publieke tribune een geitenhoeder zijn stem verheft, zo overtuigend dat de Kamerleden tot zwijgen komen en luisteren, een activiteit die hen een nerveus gevoel bezorgt. Zij gaan terug naar hun plek en wanneer zij zitten vraagt de voorzitter de geitenhoeder zijn woorden te herhalen. Dit is een gedicht van de Italiaanse dichter Umberto Saba, zegt de geitenhoeder en in de nu stille vergaderzaal draagt hij opnieuw voor: Ik heb met een geit gepraat. / Natgeregend en verlaten,/ vastgebonden, moegegraasd,/ stond ze in een wei te blaten. // Dat toonloze gemekker was verwant/ met mijn verdriet. En ik mekkerde terug,/ eerst voor de grap en dan omdat verdriet oneindig is,/ een stem heeft, onveranderd blijft, altijd. / Die stem hoorde ik klagen/ in een godverlaten geit. // in een geit met semitisch gelaat/ hoorde ik ’t gekerm van ieder ander leven/ ieder ander kwaad.
afbeeldingen:
1 Pax voor Vrede
2, 3 Pixabay
–