Dit jaar ontvingen we een recordaantal van maar liefst 643 (!) gedichten voor onze poëziewedstrijd. Er werden gedichten ingezonden vanuit België, Nederland, Engeland, Frankrijk en Portugal. De organisatie en de jury hadden er een hele kluif aan. Het thema Dwalen sprak veel dichters aan. Door sommigen werd het thema letterlijk opgevat, terwijl anderen het juist vanuit een verrassende invalshoek benaderden. De jongste inzender was 13 jaar, de oudste 96. De organisatie vindt het geweldig om te zien dat poëzie van jong tot oud inspireert!
Na lang beraad zijn er tien gedichten genomineerd voor de Rob de Vos-prijs 2025. Deze week onthullen we wie er een eervolle vermelding kregen en natuurlijk leveren onze juryleden commentaar op de gedichten. Vandaag stellen de eerste drie dichters zich voor, op 12 november volgen de laatste vier. De winnaars maken we bekend op 14 november. Op 8 december publiceren we het algemene juryrapport.
De juryleden
- Peter Vermaat / juryvoorzitter (recensent)
- Hettie Marzak (recensent)
- Tom Veys (dichter, recensent)
- Marc Bruynseraede (dichter, schrijver, recensent)
- Anneruth Wibaut (dichter, schrijver, recensent)
- Annet Zaagsma (dichter)
Lydia Warners (1969) heeft van jongs af aan een fascinatie voor taal. In haar gedichten groeit het alledaagse – soms met een vleugje absurditeit – uit tot beelden die het vertrouwde laten kantelen. In taal die zowel kwetsbaar als scherp kan zijn neemt ze de lezer mee naar een wereld waar niets vastligt. Sinds een klein jaar deelt Lydia haar werk op Instagram. Ze maakt deel uit van dichterscollectief Dichter bij Alle Monden.
–
Oude rook die blijft hangen, verzuurde huid
die niet meer verdwijnt. Nog voor ik je zie,
dwaal je mijn neus binnen.
–
Ik kijk liever weg. Nagels met roestige randen,
vingers geel van het wachten,
je draagt ze als brieven zonder adres.
–
Ik ga met een boog om je heen.
In een ruit spiegelt je gezicht me voorbij,
lang genoeg om te begrijpen dat ik je ken.
–
Jouw voetstap zwerft in mijn schoenen,
jouw adem doolt onder mijn jas.
Je schaduw sluipt in de mijne.
–
Altijd dat dwalen.
–
Thuis ligt steeds
om een andere hoek.
Jurycommentaar Tom Veys
In ‘Vreemdeling’ wordt een bepaald beeld van een vreemdeling opgevoerd, met name dat van een thuis- of dakloze. In het gedicht worden we via de zintuigen geprikkeld om na te denken. Niet elke vreemdeling heeft natuurlijk een verzuurde huid, een oude rook, een schaduw die sluipt. In dit gedicht word je echter bij het nekvel gegrepen door een precaire situatie en daarom is het een bijzonder gedicht, vooral door de aangrijpende beelden.
In ‘Vreemdeling’ is er ook interactie. De geur, een sensitief gegeven, blijft hangen. Er wordt weggekeken. De vingers zijn geel van het wachten, hij ‘draagt ze als brieven zonder adres’. Hier hanteert de dichter een treffende vergelijking.
Dan volgt een beeldende terzine waarbij de ik-persoon wegwandelt, nota bene in een boog, maar het beeld blijft beklijven. ‘In een ruit spiegelt je gezicht me voorbij, lang genoeg om te begrijpen wie ik ben.’ Een schitterende en essentiële dichtregel.
Daarna kruipt de dichter in de huid van de vreemdeling door te spreken over voetstappen, de adem en de schaduw. Er is immers ‘Altijd dat dwalen’, wat misschien opzettelijk vaag wordt gelaten.
Op het einde biedt het gedicht een bijzondere invalshoek aan: ‘Thuis ligt steeds / om een andere hoek.’ Maatschappelijk kan dit gedicht vragen oproepen. Mijns inziens is het heel interessant, omdat het gedicht ons talig op sleeptouw neemt, met andere woorden het gedicht kan de lezer raken.
——————————-
Wilma van den Akker schrijft en geeft les. Ze geeft feedback aan dichters en andere schrijvers zoals bij Schrijven Online Ze publiceerde de roman Een Veilige Plek. Haar poëzie wordt steeds vaker gepubliceerd, onder andere in de nieuwe bundel van de Klimaatdichters. In het verleden schreef ze recensies en Klassiekers voor Meander. Daardoor heeft ze aandachtig poëzie leren lezen. Aandacht en zorgvuldigheid staan centraal in haar docentschap.
–
Volgzaam meisje verdwaalde
in tegenstrijdige aanwijzingen
– Hier niet! Daar wel!
om ergens terecht te komen
het werd haar grootste vaardigheid
–
Verdwalen in zinnen
verdrinken in armen
waden in woorden
–
Wat is de vorm om verlangen
uiteindelijk in te gieten
waar is de vraag
gevaarlijk onder mensen of
veilig achter een schrijftafel
–
Witharige vrouw met slijtende knieën
is zij geboren als dichter of
het ergens onderweg geworden?
Jurycommentaar Marc Bruynseraede
De onzekerheden in het leven, als in de taal, heeft deze dichteres met scherpte weergegeven. Je wil wel meedoen, erbij horen, maar je weet niet hoe het moet.
Op zoek naar een identiteit poneert de dichteres in haar eerste vijf regels haar stelling, terwijl de daaropvolgende drie versregels haar conclusie vormen. Het daaropvolgend couplet van vijf regels stelt het probleem nog scherper, terwijl de conclusie de twijfel definitief installeert.
Het pregnante van dit gedicht is zijn onversierde weergave van het niet-weten en de angst om het niet-kunnen. Het gedicht is sterk in zijn eenvoud en directheid, zowel in taalgebruik als in de structuur.
—————————-
(Foto: Wiete Andrasch)
Augustin Grenné studeerde wijsbegeerte, maar werd uiteindelijk developer en schrijft dus ‘voor de kost’ voornamelijk in programmeertalen. Hij volgde de studie ‘Schrijven’ aan de academie van Borgerhout en momenteel volgt hij daar de studie ‘Poëzie’. Soms kruipt hij op een podium om zijn gedichten rechtstreeks met het publiek te delen, maar vaker neemt hij deel aan wedstrijden of stuurt hij ze naar (online) tijdschriften. Er verschenen gedichten van hem op Het gezeefde gedicht en hij won in 2025 de poëzieprijs van de stad Ronse.
–
Ik groet
een oude vrouw
gezicht grijzer dan novemberregen
met op haar hoofd een meeuw die alsmaar krijst
dat je verder kijken kunt
aan zee
–
ik weet nog niet wanneer de vuilkar komt
of hoe het hondje heet
dat mijn deurmat zo heeft aangevreten
maar in de najaarswind kan ik de afgunst horen
van heren met een aktetas
–
wanneer bladeren bijten
in kuiten van jonge moeders
loop ik tegen hun blikken aan
ze turen me een weg, wijzend
–
roep ik mezelf na
dat het beter was geweest
stil te dwalen
–
de steelse mens in mij schooit
zichzelf weer bij elkaar
wanneer krolse katten vechten om het zonlicht
en een blikje oude worst
Jurycommentaar Tom Veys
De sterkte van de beelden in een gedicht kan bepalend zijn of het als matig, goed of heel goed wordt ervaren. In ‘Kennismakingsgesprek’ zijn verschillende sterke beelden te vinden, soms voelen ze zelfs wat surrealistisch aan, wat in feite de poëzie in de hand werkt: een oude vrouw met op haar hoofd een meeuw die alsmaar krijst, bladeren die bijten in de kuiten van jonge moeders.
In ‘kennismakingsgesprek’ zijn er verschillende invalshoeken. Het lyrische ik krijgt inzichten door de interactie met de andere mensen en door de omgeving. Er zijn dus meerdere kennismakingsgesprekken mogelijk, ze zijn de motor van het gedicht.
Opvallend is de beweging die we in vrijwel elke strofe terugvinden. Ze beginnen met een ik-perspectief, zoals ‘ik groet’, ‘ik weet nog niet’, om daarna te focussen op de omgeving via expressieve beelden. In de slotstrofe is de verwoording sterk poëtisch. Let ook op de leuke alliteratie in ‘krolse katten’. ‘Kennismakingsgesprek’ is een lyrische gedachtegang in vlotte taal, een beeldend tafereel met een psychologische inkijk.




