Daan de Ligt (1953) publiceerde vier dichtbundels: Vijftig (2003), Ligtvoetig (2004), Den Haag in gedichten en stadsgezichten (2006), en Vlammende gedichten (2007). Daarnaast schreef hij tot voor kort gedichten voor AD Haagsche Courant over zijn geboortestad Den Haag.
Je bent zes jaar lang stadsdichter geweest van AD Haagsche Courant. Hoe was dit zo gekomen?
Toen ik vijftig werd, heb ik aan vrienden en bekenden Vijftig cadeau gedaan. Die bundel met vijftig gedichten kwam terecht bij de redactie van de krant en vervolgens werd ik benaderd om 25 stadsgedichten te schrijven. Uiteindelijk zijn het er 250 geworden, een mooi aantal om te stoppen.
Kun je in jouw geval nog spreken van inspiratie of ga je er simpelweg voor zitten en vloeit er iets uit je pen?
Het was een noodzaak om iedere week voor de krant een gedicht te schrijven; inderdaad niet altijd een kwestie van inspiratie, maar vaker nog van transpiratie. Naast die stadsgedichten schreef ik natuurlijk ook nog andere gedichten, uiteraard alleen als ik inspiratie had. Inspiratie valt volgens mij moeilijk te plannen. Het is niet zo dat ik er even rustig voor ga zitten en dat de woorden dan vanzelf uit de pen vloeien. Ik ervaar inspiratie iedere keer weer als een toevalstreffer.
Welke dichters reken je tot je grote voorbeelden?
Onder anderen Bergman, Achterberg, Bloem, Scheepmaker, Wilmink, Boerstoel en Stip.
Wat doe je als je niet dicht?
Van beroep ben ik coördinator verkoopvoorbereiding bij een woningcorporatie. In mijn vrije tijd ben ik altijd erg actief geweest bij een voetbalvereniging, maar de laatste jaren heb ik die activiteiten hoofdzakelijk beperkt tot die van webmaster. Verder ben ik een verwoed verzamelaar van dichtbundels. Hoeveel het er nu zijn, ik heb geen idee. Een paar honderd, denk ik.
Wat beoog jij met je poëzie?
Ik probeer toegankelijk te schrijven. Naar mijn mening is poëzie veel te elitair geworden, wat je ook terugziet in de verkoopcijfers van dichtbundels. Ik probeer vooral niet te schrijven voor andere dichters, maar wil juist een publiek bereiken dat niet al te vaak met gedichten in aanraking komt. Dan is de krant een ideaal podium.
Je won in 2008 de kinderpoëziewedstrijd van Meander Magazine. Wat betekent het voor jou om een poëziewedstrijd te winnen?
Zelfs op mijn leeftijd is het nog leuk om een prijs te winnen met een gedicht. Ik was daar best trots op.
Op je website http://www.daandeligt.nl heb je je eigen gedichten ingedeeld in het lichte gedicht, het zwaardere gedicht en Haagse gedichten. Hoe zou je – afgezien hiervan – je eigen werk typeren?
Je hebt het nu over mijn oude website. Om bezoekers een beetje op weg te helpen heb ik toen dat onderscheid gemaakt. Zelf maak ik eigenlijk geen onderscheid meer. Al lijkt een gedicht nog zo licht, er zit vaak veel meer achter. Humor fungeert dan als façade.
Veel van jouw gedichten zijn geschreven in sonnetvorm. Vanwaar je voorliefde voor deze strakke vorm?
Ik ben een liefhebber van rijm en metrum en dan ligt de sonnetvorm voor de hand. Ook is deze vorm uitstekend geschikt voor de krant. Je kunt er prima een boodschap in kwijt en bovendien weet de opmaker dan altijd hoeveel ruimte hij moet reserveren. Ook vind ik dat rijm en metrum dwingen tot creativiteit. Zonder spelregels zou bijvoorbeeld een mooie sport als voetbal snel gaan vervelen. Dat geldt volgens mij ook voor het schrijven van gedichten, al lees ik ook heel graag gedichten die in de vrije vorm geschreven zijn.
Wat zijn je toekomstplannen? Kunnen we binnenkort weer een nieuwe dichtbundel van je verwachten?
Op mijn leeftijd maak je geen toekomstplannen meer, mijn toekomst ligt achter me. Ik heb overigens nooit toekomstplannen gemaakt. Het leven loopt zoals het loopt, of zoals ik het ooit verwoordde in een gedicht: de maanden daagden en de jaren weken. Wat ik wel van plan ben, is blijven schrijven, gewoon omdat ik de behoefte voel om dat te doen. Voor nieuwe dichtbundels verwijs ik naar mijn web-log http://daandeligt.blogse.nl.