‘Hij kon het niet, hij dichtte’
door Ernst Jan Peters
Mocht het leven van Willem Wilmink ooit worden verfilmd dan zou ik beginnen met de knal van de vuurwerkramp in zijn woonplaats Enschede op 13 mei 2000. Willem schreeuwt dat de ramen open moeten omdat hij dat nog weet uit zijn oorlogsjaren. De regisseur kan op zoek naar beeldrijm: kleine Willem schuilt onder een trap bij een foutief bombardement in 1943. Hij is, zeven jaar jong, heftig onder de indruk van wat er allemaal gebeurt in zijn leven dat hij toch al zo moeilijk te bevatten vindt.
Willems leven loopt rond van gewelddadige bommen tot ontploffend vuurwerk en daartussen leeft hij alsof hij nooit helemaal de schrik uit zijn brein heeft kunnen krijgen. Nu we toch bezig zijn om het filmscenario voor te koken, zou ik er ook voor kiezen om te starten met de laatste periode van zijn leven. Wilmink is terug in Enschede (na omzwervingen in de randstad en Zeist) en terug bij zijn oorsprong. Hij ontvangt de waardering waar hij zoveel jaren naar heeft gehunkerd. We zien als bioscoopganger de Willem die past bij zijn hartverwarmende werk. Daarna kunnen we het ook beter aan als we mee worden genomen in de weg daarnaartoe, de kruisweg…
De biografie van Elsbeth Etty over Willem Wilmink getiteld In de man zit nog een jongen heeft dat circulaire niet, gaat netjes chronologisch van geboorte naar dood, en daardoor moeten we mee met de zware weg die kind, puber, student, collega heeft af te leggen. Dat valt niet mee, want er is veel dat de groeiende jongen, van Wim naar Willem tegenzit en in de eerste plaats is dat zijn eigen karakter. Etty interviewde 85 vrienden, familieleden en collega’s om het leven van Wilmink in kaart te brengen. Zij las alles wat er over en door hem is geschreven en weet daarom precies hoe zijn levenslijn verliep. De biografische schetsen die Wilmink zelf maakte, kan ze daarom feit voor feit controleren en doorprikken en dat doet ze dan ook. Ze beschrijft alles: Wims moeilijke omgang met meisjes en vrouwen, Willems frustraties op zijn werk als Neerlandicus in Amsterdam, Willems driftbuiten en kinderachtigheden, Willems monomane wijze van werken. De stroom van deze negatieve ervaringen maken de biografie niet een feest om te lezen.
Uitgever Vic van de Reijt nodigde auteur Elsbeth Etty uit om de biografie van tekstdichter Willem Wilmink te maken, iets waar zij zelf niet op was gekomen. En, zoals de achterflap meldt: ‘Het resultaat is een openhartig en nietsverhullend portret.’ Daar heb ik geen moment aan getwijfeld. Maar is het ook een ‘eerlijk’ portret? In haar inleiding schrijft Etty: “Mijn grootste dank gaat dan ook uit naar Vic en Wobke, die mij met raad en daad hebben bijgestaan, ook als ze mijn aanpak ‘te weinig empathisch’ vonden of wanneer mijn observaties niet strookten met die van hen.” Wobke (Wilmink-Klein) is de tweede echtgenote van Wilmink en diens reddende engel zo leren we uit de biografie. Vic is de reeds genoemde uitgever, ooit student van Wilmink en toen onderdeel van zijn ‘fanclub’. Vic heeft aan het einde van Wilminks leven geroepen te gaan werken aan de ‘heiligverklaring’ van Wilmink. Etty (p. 9): “En hagiografieën zijn niet mijn genre. Wilmink was een bijzonder aardig, behulpzaam, lief mens, maar in de omgang soms ook een buitengewoon moeilijk persoon – de beschrijving van dat aspect zal sommigen van zijn bewonderaars geen plezier doen.” Een tegenstelling is geboren.
Maakte Wilmink in zijn leven alles mooier? In het gedicht ‘De avond van de dichter’ lezen we dat hij zich zeer bewust was van zijn bijzondere houding in het leven:
–
De avonden zijn om te compenseren
wat overdag is verknoeid.
–
om een gedicht te schrijven
over je vader, wiens graf
je al jaren verwaarloost.
–
om over je kinderen
een vers vol begrip te schrijven
nu ze godzijdank naar bed zijn.
–
wie hun avonden zo besteden
zien hun inkomen verrijkt
vanwege het auteursrecht.
–
zijn dus beter af dan zij die
hun kinderen kunnen verdragen
en hun vader kunnen herdenken
zonder een stuk in hun kraag.
Willem was niet gemakkelijk. Stiefdochter Marieke maakte hem mee als opgroeiende puber. Zij en haar zus waren gek op hem en hij was zeer behulpzaam met de schoolvakken, zeker als het om Nederlands of Engels ging. Maar er was duidelijk ook de andere kant (p. 362): “Soms schaamden we ons tegenover vriendinnen en buren als Willem met open ramen zat te werken en zijn eeuwige ‘Godverdomme’ door de aangrenzende tuinen schalde. Hij kon niet tegen telefoon, tegen straaljagers of het geluid van brommers. Dan begon hij uitzinnig te vloeken en te tieren, niet alleen thuis, overal.”
Hij zorgde zelf voor een zekere werkdruk en was daar tegelijkertijd niet tegen bestand. Kees Fens karakteriseerde hem ooit als drievoudig immigrant (p. 334): als Twent in het westen des lands, als kind in de volwassen wereld en als liedjesschrijver in de poëzie. Op alle drie de gebieden voelde hij zich tekort gedaan en hij kon daar zich bovenmatig over opwinden. Hij had de waardering nodig en kon tegelijkertijd weinig terug geven als de waardering er wel kwam…
Etty heeft zeker aandacht voor de basis van het gedrag van Wilmink. Er wordt gesproken over de dwangneuroses en angststoornissen en zelfs over een vorm van autisme (p. 23): “Opvallend is dat hij [Wilmink] zichzelf, zonder het als zodanig te benoemen, portretteert met enkele kenmerken van een autistisch kind: angstig voor alles wat niet vertrouwd is, overdreven afhankelijk van zijn ouders, totaal op zichzelf gefixeerd en urenlang opgaand in eenzelfde bezigheid, zoals kijken en luisteren naar zijn bromtol. Als kind kan hij niet als autistisch gediagnostiseerd zijn, aangezien die stoornis nog onbekend was. Maar toen hij zijn memoires begon op te tekenen, wist hij wel degelijk wat het was.” Echter, nergens in de biografie, wordt een poging gedaan om zijn bijzondere gedrag te verbinden aan zijn psychische gesteldheid. Het kind van elf jaar, zoals Wilmink zichzelf beschouwde, wordt beoordeeld met de blik van de volwassene, telkens opnieuw. Ik begrijp goed dat er bij de totstandkoming van deze biografie discussies zijn geweest over empathie, Etty maakt subtiel duidelijk dat zij niet tot de categorie van de ‘bewonderaars’ hoort.
Het is jammer dat er geen brug wordt gelegd tussen gedrag en werk. Rob Chrispijn doet dat wel als hij na de dood van Wilmink een brief stuurt naar Wobke met een kort gedicht ‘Voor Willem’ (p. 460):
waartoe het leven hem verplichtte
grote mensen handelingen
hij deed ze niet, hij dichtte
–
De hoop op plichtsbetrachting
die hij las op de gezichten
weer voldoen aan de verwachting
hij kon het niet, hij dichtte.
Het is deze essentie die ik mis in de biografie: zijn dichtwerk was zijn vlucht uit het leven dat hij slecht aankon en daar mocht zelfs een telefoon hem niet bij storen. Zijn verzen waren zijn nieuwe bromtol, die hielden hem op de been tussen twee keiharde knallen, die van het verkeerde bombardement en die van de vuurwerkramp.
De levensbeschrijving van Willem Wilmink is volledig en eerlijk, maar mist de warmte voor de dichter en diens werk. De innemendheid die Wilmink ook had tegenover veel mensen wordt weggeblazen door de onuitputtelijke opsomming van zijn onaangepaste gedrag. Een beetje meer verdieping in de psychologische factoren had vast een meer empathisch verhaal opgeleverd zonder dat het een hagiografie was geworden.
____
Elsbeth Etty (2019). In de man zit nog een jongen. Willem Wilmink – de biografie. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 552 blz. € 34,99 ISBN: 9789038806112
–